Ze zijn van iedereen en toch alleen van zichzelf. Maar wat nu - zoals bij Wolfgang en Marion Koeppen - als er iets als liefde ontstaat tussen de twee. Als ze getrouwd raken?
Hij is verliefd, zij speelt in antwoord 'het saaiste, meest afgezaagde spel van de wereld, ze gedraagt zich als een kanseliersdochter, als een meisje uit de hoogste klas, als een loslopende koe'. Ze laat zich bidden en smeken.
Dichters gaan altijd met hoeren om, zegt Koeppen,want 'de hoer is de zuster van de dichter. (...) Geen man kan zo gemeen zijn als een vrouw. Alleen een dichter kan nog gemener zijn.'
Wolfgang stelt zich verderop in de brief voor dat ze seks hadden en dat zij hem achteraf bij een sigaret zou vertellen over de reis die ze juist gemaakt had: 'Die man was goed, die was slecht, die gemeen, en die wilde met me trouwen, en die wilde op me schieten, en ik lachte. En dan geef ik je een klap voor je kont, Marion, en je reist weer af, naar Frankrijk, naar Lapland, want de wereld is in oorlog, uitgestrekt en klein tegelijk.'