Dons

 Het nieuwe nummer van het 'Haagse' tijdschrift Extaze is, zo Haags als het maar kan, geheel gewijd aan Couperus (1863-1923), die 150 jaar geleden geboren werd. De man die schreef 'zoo ik ièts ben, ben ik een Hagenaar' is een en al toon en stijl.

 Neem nu het woordje dons, zoals het voorkomt in 'De stille kracht'. Leo Ross laat zien hoe Couperus het heel dat boek door in alle mogelijke verbanden en betekenissen toepast. En al die vormen van dons hebben van doen met de stille kracht, de magie die Indië bezielt. Zo spreekt Couperus van een nacht 'als een dons van fluweel', van 'de donzende nacht' van 'een donzende geluideloosheid' of 'de donzende stilte'. Er ontstaan curieuze werkwoordsvormen in zinnetjes als 'geheim dat zij voelde aandonzen in de nachten'.

 Couperus is woorddronken.

 Er doemt een werkwoord op als 'traptraden', in de zin: 'De koetsier reed langzaam een stijgende weg op. De liquide sawah's traptraden als spiegelterrassen.'

 Ross zegt je hebt traptreden en er is het werkwoord treden. En zo kom je bij de tredende traptreden van Couperus, die in de verleden tijd 'traptraden'. En je begrijpt, zoo hij iets was dan was het taal. 

Vervelen

 Nooit eerder was ik in het Louis Couperus Huis aan de Haagse Javastraat. En dat terwijl ik al op school z'n werken las en door de statige Couperusbuurt fietste.

 Nu was ik er, en lees 'Zoo ik ièts ben, ben ik een Hagenaar'. En zeg 't hem na. Hagenaars ver­laten hun stad, hij ook. Wat mankeert er? Het is er vervelend: 'Den Haag maakt mij slaperig en suf, er hangt iets soezigs in de lucht...'. staat in Eline Vere, verpersoonlijking van Den Haag. Je moet Hagenaar zijn om gevoel te hebben voor de grote aantrekkingskracht van ver­veling. Hagenaar Willem Brakman kon lyrisch worden over deze nu vergeten kunst.

 Vriend Frans Netscher beschreef Couperus in zijn altijd op­geruimde kamer aan het Nas­sauplein: 'Het leek wel dat hij, er nooit iets aanraakte, zoo was en bleef alles op zijn plaats. 's Zomers lag hij meestal op een rustbank, een vouw­been in de hand, een boek te lezen, en hij keek dan uit zijn ven­ster het lage, verlaten Alexanderveld op. 't Was soms broeie­rig warm in zijn kamer, bijna niet om uit te houden, zoodat de benauwing op de longen sloeg. Maar dit was juist waar hij naar verlangde; dán voelde hij zich lekker, in zijn element, gezelligjes, gestoofd, als liep zijn bloed warmer en luier door zijn lichaam.' 

 Tijd voor een Ver­velingsnummer van het tijdschrift Extaze, dat toch zijn naam dankt aan Couperus.

De stoel van Couperus

 In Weimar viel me op dat het sterfbed van Goethe wel uitzonderlijk klein was. 

 Ook deze stoel van Louis Couperus, te zien in z'n museum aan de Haagse Javastraat, riep vragen op. Een bureaustoel lijkt het niet. Je zou er op moeten gaan zitten om te zien of schrijven dan te doen is, maar dat mag niet.

 Wat doorgaat voor oorspronkelijk huisraad van beroemde schrijvers schept vaak eerder afstand dan dat het ze nader tot je brengt. Eens was ik in Charleville-Mézières, bezocht de Mont Olympe en het Rimbaud museum, waar de rieten reiskoffer van de dichter - zoéén met leren riemen eromheen - en het reisbestek dat erin zat waren tentoongesteld. Ik vertelde het Gerard Reve en zei hem dat een bezoek de moeite was. Als hij weer naar Le Poêt-Laval reed een kleine aftwijg... Hij keek me een tijdje zwijgend aan en barstte in lachen uit.

 'Dus jij gelooft dat dat serviesgoed dat daar staat, dat die man daar echt...?'

 Er begon me iets te dagen.

 'Dus Gerard, jij denkt dat..'.

 'Natuurlijk jongen, gewoon gekocht op de rommelmarkt hoor.'

Cor Gout

Extaze (1)

 Op 28 april as. wordt het 0-nummer van het 'Haagse' literair tijdschrift Extaze gepresenteerd. Een blad dat vernoemd is naar de roman van Couperus en voortkomt uit het hoogsteigene van Den Haag.

 Op dit zelfde moment zijn eindredacteur Cor Gout en vormgeefster Els Kort bezig de kopij klaar te maken voor uitgever In de Knipscheer.
Ik weet dit omdat ik net een verhaal heb ingeleverd over m’n mede-Hagenaar, de tekenaar Marcel van Eeden, die in Berlijn werkt. Het is bekend: Hagenaars trekken weg.
Met hem sprak ik oa. over 'Haags licht', want dat bestaat.
Marcel: 'Een soort vitrage van wolken hangt hier over de stad. Schaduwen zijn lang en sterk, maar niet hard. Je krijgt een droomachtige sfeer door die sluier.'
Dat - veronderstelt hij - komt door de reflectie van de zee op de wolken. Waardoor extra diffuus licht wordt toegevoegd. Dat als vanzelf uitmondt in zijn tekeningen.

'Misschien denkt iemand in Arnhem wel waar hebben die mensen het over. Vreselijke stad. Maar je gaat altijd terug.'