digitaal geboetseerd landschap
de klassieke wandelkaart

Out of nothing (2)

Je bent alleen, er is geen mens of dier te zien, zelfs geen karakteristiek rotsblok, alleen - in de verte - wat krijtriffen en de zeespiegel. Je besef van tijd raakt zoek. Dat komt ook omdat de wolken wel bewegen maar positie van de zon al die tijd niet verandert.

Opeens regent het pijpestelen in dit digitaal geboetseerde landschap. Dat brengt je met een schok terug naar, ja wat? Een vorm van werkelijkheid, niet meer. Net als het verre ruisen van de zee.
Omdat er geen bomen of mensen te zien zijn raakt ook je gevoel voor afmetingen zoek. Tijdloosheid ontstaat, zegt Marcel, in een leeg landschap waarin de geest kan dwalen.
Op intuïtie zoekt hij het grensgebied tussen bestaan en niet-bestaan.

Bij de film hoort een klassieke Belgische - blauwwitte - wandelkaart met hoogtelijnen, die niet hoger reiken dan 300 meter, de grens in dit virtuele landschap van precies 10 bij 10 kilometer. Net echt, net niet, Morgenavond verder.
 

 

Out of nothing (1)

 Een landschap zoals je het nooit ziet of meemaakt. Twee uur lang verkeer je erin, of beter, je hangt er boven, als een vogel. Je stijgt en daalt, je zwenkt.

 Waarnaar ben je op zoek? Is dit het hiernamaals en jij een zoekende ziel?
Soms lijkt het of je naar de zee toe wilt, die bij vlagen in de verte ligt te blinken, dan weer nader je de hoogste bergkam. Maar dan daal je af naar de grond, die bedekt lijkt met korstmossen en dood gras als na een poolwinter.

 Steeds is een hartslag te horen. Van wie?
Het landschap ademt, het verschikt zich. Dan dringt tot je door dat je zweeft over het slapende lichaam van een reuzin, die onder je blikken steeds traag van slaaphouding verandert.
Zwart-wit is het hier, tussen een versleten foto en een ets van Hercules Seghers in. Net echt, van het bedrieglijke soort.

 Hoe, hoe is dit ontstaan? Ik wil met maker Marcel Wesdorp in zijn virtuele landschap gaan staan en het hem vragen. Als iemand weet waar de toegang is dan hij. Hij heeft het tenslotte gemaakt.
Het is te zien het Stedelijk Museum Schiedam.
Vrijdagavond in de Avonden meer.
 

Tags: 
Louis Lehmann
Jan Stroop

Taalmuseum (2)

Gisteren schreef ik over het Taalmuseum, over A.L.Snijders en over Jan Stroop, wiens opvattingen ik toch dacht te kennen. Maar 't is waar z'n nieuwe boek - met de weinig bemoedigende titel 'Hun hebben de taal verkwanseld' las ik niet.

Jan Stroop stuurt me wat fragmenten. Waaruit dit, over niet fonetische spelling: 'Het is natuurlijk wel gek dat een taal woorden heeft die de gebruikers moeilijkheden bezorgen. Hoe kan er in een taal een zodanige woordstructuur bestaan dat de sprekers hem automatisch veranderen?
Dat is helemaal tegen het principe dat de taal er is voor en door de mensen en niet andersom.'

Principe? 't Zal gerust wel zijn dat talen zich vereenvoudigen in het gebruik van eeuwen. Eenvoudig te leren en makkelijk in het gebruik, dat is de maat voor veel.  Maar er bestaat goddank nog iets anders, dat steeds weer de kop op steekt: plezier in klank, in expressieve vorm, in onderscheidende manieren van je uitdrukken.
Reclamemensen zoeken zich er suf naar. Eens monteerde ik een tekst van de dichter Louis Lehmann - grofweg gesproken in de taal van het Leids Studentencorps anno 1947 - en werd daarbij beluisterd door een DJ van de club Escape. Die niet meer bijkwam van enthousiasme: 'Te gek, mag ik dat hebben? Om te sampelen?'
Ik bedoel, gemak verveelt. Ook in taal.

Jaco Samson, initiatiefnemer van het Taalmuseum

Taalmuseum (1)

Nu we al zoveel jaren geteisterd worden door taalkundigen als Jan Stroop die zeggen dat de taal 'een levend ding is', dat je maar over je heen moet laten komen - en dat altijd gelijk heeft.Waarom? Omdat de meerderheid op straat en op tv zich zo uitdrukt. Niks aan te doen. Je kunt er toch geen invloed op hebben.Een domme, slecht doordachte theorie.

'Taal is oorlog' leerde ik van de leraar Nederlands A.L.Snijders.
Hij bracht het in praktijk door in de klas correct en doelmatig Nederlands te spreken in de hoop dat zijn leerlingen hem zouden nadoen. Zoals sommige televisiemakers het goddank ook doen. Mensen zijn papegaaien. Wie ze mogen of bewonderen praten ze maar wat graag na.
Stroop heeft dus ongelijk. Het leven van taal zit hem in het papegaaivermogen van de taalgebruikers. Dat begint al met het nadoen van de ouders.
Je kunt dus grote invloed uitoefenen door in het openbaar correct Nederlands te spreken. Maar oorlog blijft t.
 
En nu is er een 'Taalmuseum' in oprichting. Voor wie plezier heeft in taal. Zo'n museum kan verzamelingen gaan aanleggen, lijkt me.
Eentje geef ik er vast: Woorden die Niet Bestaan.
Neem het menselijk lichaam. Bijvoorbeeld de 'binnenelleboog', of de naamloze plaats waar been overgaat in bil, de onbenoemde ruimte tussen vingers, de 'achteroorse luwte' en zo verder.
Morgen meer..
 

Tags: 
betonrot.. 'echt patina'
'kunstmatig patina', gevel van Corrosia en de De Roestbak

Patina

'Almere een gebruiksaanwijzing' gaf en geeft te denken. Staande op de Markt van Almere-Haven ontvouwde Herman van Bostelen een betoog over 'patina', de vaak zo charmant gevonden werking van de tand des tijds op materialen.

Zo charmant dat op plaatsen waar die tand nog te weinig tijd kreeg tegenwoordig patina kunstmatig wordt aangebracht. In Den Haag zie je zo namaak kopergroen op gloednieuwe overheidstorens.
Hier, op de Markt zijn theater De Roestbak en expositieruimte Corrosia! (waar Hermans tentoonstelling te zien is) schitterende voorbeelden.
Allebei werden ze vernoemd naar de gevel van het gebouw, die bedekt is met 'kunstmatig' verroeste ijzeren platen.
'Kunstmatig patina' dus.

Terwijl nota bene schuin aan de overkant druk gewerkt wordt aan het wegwerken van 'echt patina', namelijk betonrot. Want Almere komt in een eerste grote slijtage-fase, vertoont sporen van doorleefdheid, littekens.


 

de mooie Nicolas (midden), links regisseur Dolan als de homosexuele Francis..

Les amours imaginaires

Mensen van even twintig zoeken elkaar. Met wie valt te leven? Al te vaak denk je niemand.

Maar je neemt deel aan het spel, kijkt eindeloos in de spiegel, speurt naar kleren - mooie stapels aangepaste en kennelijk verworpen kledingstukken liggen in een kamerhoek - je blijft zoeken, er vormen zich allianties, die draaien om aantrekkelijkheid en de dromen die die in de wereld brengt.  En dus de macht over anderen. Niet om wederzijds begrip of wat ook.
In deze nieuwe film van Xavier Dolan is het de sprekend op de David van Michelangelo gelijkende 'beeldschone' Nicolas - voor jongens en meisjes even onweerstaanbaar - die zijn grillen kan uitleven. Wat hij ook verzint, de anderen doen mee.
'Wie van mij houdt volgt mij.' Daar is de titel, de verwarring van het woord liefde.
Waar het echt om draait blijkt eenzaamheid. Niet vol te houden.
Het hoogst bereikbare is 'samen wakker worden'.
 

The conquest of space
Matta-Clark

Gordon Matta-Clark

 Wat is een stad, een huis? Wat is wonen eigenlijk? Meer en meer ontstaat er op de grens van architectuur en kunst. Werktekeningen, foto's, en dan komen er soms bouwsels.

 De Duitser  - in het GEM, vorig jaar - verzamelt afgedankt huisraad met een busje en assembleert het, bouwend op een grote materiaalkennis. Noem het de uitdragerij variant.
In Nederland doet Frank Halmans net het omgekeerde. Het was afgelopen zomer te zien in het Utrechts Centraal Museum.
Heel precies bouwen wat niet kan. Pijpen, leidingen, afmetingen. Alles past, maar het is onmogelijk.
 De Rus Andrei Roiter - in Schiedam afgelopen zomer - schildert onbestaanbare huizen. 
Helaas, Mike Bouchet (1970, Californie) die nu in het Amstelveense Cobra Museum te zien is haalt hun niveau niet. Te flauw in zijn 'maatschappijkritiek' met onzinnige golfcourses en komisch bedoelde grillige swimming pools. 

 Wat zou ik graag een tentoonstelling zien over de oervader in het genre, de Amerikaan Gordon Matta-Clark (1943-1978). De man die  afgesneden en overgebleven stukjes grond in de stad NY kocht. Restruimte, afsnijsel, veel te klein om op te bouwen of om op wonen. Net groot genoeg voor een idee.
 

meer resten..
wat bleef van Sir Walter Scott

Mike Bouchet

Nog meer huis en woon in de kunst. En het materiaal dat daarbij gebruikt wordt. Een benauwend onderwerp, omdat de vluchtigheid, het tijdelijke zo duidelijk spreekt. Het woord is sloop.

Bouchet (1970, Californië) heeft op z'n eerste tentoonstelling hier (Cobra museum Amstelveen) z’n monumentale 'Sir Walter Scott' neergelegd  Gemaakt voor de 53ste Biënnale in Venetië.
Waar het als drijvend houten huis van 240 m2 zou liggen in de lagune.
De naam 'Sir Walter Scott' was die van het bouwpakket.
Deze drijvende droom doet het goed in de VS, er zit een
garage voor twee auto’s bij. Maar het zonk, door een lek in een van de pontons. En werd door de Italiaanse marine als scheepswrak geregistreerd. Het lag een etmaal onder water, waarna het werd geborgen en weer op de pontons gezet,
Wat je in Amstelveen ziet zijn de aan stukken gezaagde resten.
15 pallets sloophout - elk op een tapijt gezet, wachtend op de ICOVA.
Je ziet de dunne kunststof buitenlaag, waaronder het goedkoopste spaanplaat, en al het andere, halfvergane bouwmateriaal dat gewoonlijk verborgen blijft.
 

vrolijke kleuren

Almere, een gebruiksaanwijzing (2)

Vandaag kwam ik van de andere kant Almere-Haven binnen en dacht dat ik het gisteren mis had. Faliekant!

De vraag die Herman van Bostelen stelt, dacht ik, is juist: hoe ga je om met een plaats die niets eigens heeft?
Almere is overal, overal ter wereld. Hij fotografeerde Almere in Japan. Duitsland is vol Almere.
Hij noermt dat 'tegelijkertijd': de zelfde combinaties van materialen vind je op allerlei plaatsen ter wereld..
Maar... Waarom trekken plastic tuinmeubilair, fantasierijke balkon afrasteringen en grindtegels dan opeens zoveel aandacht?
En wat zegt het iets te vrolijke kleurgebruik?  Zou het eigene overal. altijd weer ontstaan? Morgen vraag ik het Herman.
En ik wil ook horen hoe de Almeerders totnutoe reageerden.

 

vanuit Corrosia gezien..
Herman van Bostelen

Almere, een gebruiksaanwijzing (1)

Hoe ga je om met een plaats als Almere-Haven. De opgewekte horde scholieren die ik er vanmorgen tegen het lijf liep verschilde in niets van die elders, de hangjongeren hingen er in groepjes van drie, vrouwen deden boodschappen en begroetten elkaar, de busbaan lag leeg.

Wat een stad nodig heeft is iets onmiskenbaar eigens.
Dat hoeft geen oud centrum te zijn, dat is een vergissing. Het kan alles zijn, het hoeft alleen maar gezien worden. Door iemand.
Is het eenmaal gezien en gedocumenteerd dan kunnen de mensen zeggen: kijk! typisch Almere-Haven!
Wat Herman van Bostelen doet met de tentoonstelling die hij ingericht heeft in Corrosia! midden in het oudste deel van de stad (1976) is proberen dat eigene vast te nagelen.
De bouwstijl van 1976 herbergt nog veel over het hoofd gezien eigens.

Vrijdagavond is Herman te horen in de Avonden.
 

Pagina's