Tytgat In Schiedam

 De Belgen komen. Lang waren schilderende vertellers hier niet welkom. Maar na Paul Delvaux, Jean Brusselmans, Rik Wouters tellen ze in onze musea mee.

 Nederlanders als Jantien Jongsma, een Duitse als Andrea Freckmann, de tekenaar Marcel van Eeden, de beeldhouwer Frank Halmans kwamen al eerder. Ook zij geven hun leven de vorm van een beeldverhaal, zoals de Heiligenverhalen in de Middeleeuwen.

Het Schiedams Stedelijk brengt nu Edgard Tytgat, een tentoonstelling die overkwam uit Leuven. Zo leefde Tytgat, vriend van Rik Wouters en Nel, met zijn vrouw Maria in Vorst en Watermaal. 

Bijna liet hij als kind het leven in de draaimolen op de kermis. Wat er in z'n werk van overbleef was een heel eigen mengsel van spel en ernst. Met een passie voor heiligenverhalen, variété en kermistheater, die in zijn ogen een en het zelfde zijn. Zijn wereld opent zich al in titels als 'Voorspel van een castratie', 'Voorspel van een gebroken liefde' of 'Uitnodiging tot het paradijs'.

Na zijn vroege tijd maakte hij verhalen als over de Acht Vrouwen, een lichtvoetig De Sade-achtig verhaal in vele prenten, waarin alle vrouwen uit zijn kennissenkring voorkomen, opgesloten in een bordeelachtig, maar zeer vriendelijk klooster. De prenten liggen hier uitgestald.

Heiligen, modellen, familieleden, ze spelen allemaal mee in Tytgats heel eigen, vaak zeer geestige autobiografie.

Heel bijzonder in Schiedam is het verfilmde verhaal dat zijn vrouw Maria over hun beiden vertelt.

Griep 2

 Door de griep aan huis gekluisterd word ik met de dag huiziger. Als het evenwicht zoek is telt elke beweging, elke stap.

 Ik herinner me de onderzoekingen van Frank Halmans, zijn tekeningen en maquettes. Huizen bestaan uit wat gezien is en gehoord, hoe er bewogen is, door de jaren heen.

 Ze blijven bij je. Ik koortsdroom van gordijnkieren in langverdwenen huizen. Waar ik ook in bed lag met koorts.

 De weg naar deze pc leidt door een lange gang, waarvan de lambrisering steun geeft. Nu ben ik hier aangeland, zet het elektrisch kacheltje in het werkhok aan en probeer hoofd en toetsenbord op elkaar aan te sluiten.

 Alles op zoek naar een tekening van Frank Halmans. Op die tekening zie je een hoekhuis, met links het raam van het jongenskamertje.

 Frank maakte namelijk een serie over de kamers waarin hij ooit was wakker geworden. Wat er op zijn tekening gebeurt is dit: de lantaarnpaal is tot leven gekomen, heeft zich naar de jongenskamer overgebogen, en steekt zijn lamp door het open raam naar binnen. 

Tags: 

Kussen

 Tot zijn essentie teruggebracht is wonen een kussen. Een hoofdkussen. Home is where my cushion is. Het kussen moet uitgevonden zijn door een vrouw. Een Engelse, Engelse interieurs zijn niet te overtreffen, met hun stoelcomfort en gebloemde overtrekjes en behang. Hyacinth Bucket kan elk moment binnenkomen.

 Frank Halmans is bij mijn weten de enige kunstenaar die huizen en wonen tot onderwerp heeft genomen. Hij maakte zelfs maquettes van alle kamers in het ouderlijk huis waarin hij ooit sliep

 Wonen is het schikken van je dingen om je heen, onder handbereik. Zo ontstaat het bijzettafeltje, de pedestal, de krantenbak. Alles op de grens van nut en verfraaiing.

 Eind 19de eeuw barstten de interieurs ervan uit hun voegen. Engelse vrouwen dus. Waar ze zich ook vestigen, ze verspreiden nesten van kussens om zich heen. Zeg nu zelf, een elleboog wil ergens op rusten. Een hoofd zich neerleggen. In het latijn betekent coxa of coxinum 'heup'.

 De Stijl ging aan de Engelsen voorbij. Geef ze ongelijk. De Riet­veldstoel is het werk van een krankzinnige.

 Frank Halmans heeft eerder een vensterbank en een erker bewoonbaar gemaakt, rijen oude boeken, een vogelkooi. En nu ligt zijn kussen op de bovenste plank van een boekenkast als een flatgebouw, met brievenbussen.

Tags: 

Rooms for reading

 Leeskamers, kamers om in te lezen. Drie- en tweedimensionale collages of bouwsels gemaakt van de schutbladen van boeken, waarvan Jan van der Waals - de koning van de schutbladen - zo'n unieke verzameling had. Ontwerpen zijn het, nog niet ingericht.

 Frank Halmans is een lezer en een boekengek. Het voorwerp dat een boek tegelijk ook is blijft hem trekken. Soms snijdt hij een heel woonhuis uit in een toegebonden stapel oude boeken en maakt de stapel zo bewoonbaar. Soms laat hij de boekenstapel in brand vliegen.

 Het mirakel van de wereld tussen twee kaften laat hem niet los.

 Hoe een verhaal zich verbergt achter het gebonden of ingenaaide voorwerp en zo de verzinsels van schrijvers bij je in huis brengt.

 En dan het lezen. De leesomstandigheden. Niet alleen de typografie, ook hoe een boek ruikt, k­nispert bij het omslaan van pagina's en aanvoelt, maar ook de kamers waarin dat het beste kan gebeuren. Kamers zonder afleiding. Met kalmerende wanden en een enkel raam in de goede proporties op de juiste plaats. Alsof je bij Hammershoi thuis bent.

 Ik geloof dat ik hem kan volgen. Ik heb sinds kort ook een lees­kamer. De lichtval is er wisselend, zodat de pagina's nu eens wijken, dan weer oplichten. Heel de minimale inrich­ting stemt tot verzinken.

 Het enige dat dreigt zijn groeiende stapels om me heen. Maar ook daar heeft Frank Halmans oplossingen voor. Zie boven. 

Doe het zelf

 Wat is wonen? Kun je wonen? vraag ik mensen soms. Neem het wonen in eigen hand, was het motto omstreeks 1970. Dat woninginrichting makkelijk tot krankzinnigheid kan leiden laat de uitgebreide expositie van Frank Halmans in de Haagse Galerie Radem­akers zien.

 Halmans is zodanig bezeten van huizen en wonen dat zijn fantasie voordurend met hem - en de toeschouwer - op de loop gaat. Waar ben je veilig?

 Niet in een installatie waar alle pijpen en leidingen de weg kwijt zijn. Of een flatgebouw dat tegelijk een stofzuiger is, een theekopje met vijftien oren of een vogelkooi als gated community.

 Toch ook niet in een vogelhuisje in de vorm van een bunker of in boekenstapels waarin een huis is uitgesneden. Zeker niet als je de titels bekijkt die hij heeft uitgezocht en de regels waarin hij - dwars door de kaften heen - kerft. Halmans is een lezer, dat weet ik, maar wel een heel ongewone. HIj ontwerpt ook leeskamers die hier hangen. En laat je nadenken over je eigen leesomstandigheden, de eisen die je daaraan stelt.

 En zo kom je terecht - in het midden van de expositie - bij het nauwkeurig kloppende bouwsel waar hij jaren aan werkte: 'De slaapkamers waarin ik nog steeds wakker word' (1996). Ik raad wat hij daar las.

 Woongenot?

 Frank Halmans is een doehetzelver die zich met hand en tand verzet tegen het gangbare woongenot, tegen de Ikea-wereld.

 Ik kijk uit het raam. Nog steeds heb ik een achterbuurman die met z'n gezin leeft onder een enkel 100 Watts peertje. Zonder gordijnen. 's Avonds hangt hij lappen voor de ramen. Frank Halmans is overal.

 

 

 

 

 

 

Tags: 

De ingrepen van Frank Halmans

 Frank Halmans zette op Facebook drie foto's van nieuw werk, met als enig bijschrift: 'Nieuw boekwerk, een vervallen huis.' Eerder was er al een verkoold huis en maakte hij stapeltjes boeken bewoonbaar.

 Van mijn slogan 'Een huis is een mens is een huis' - of omgekeerd - is het maar een stap naar 'Een boek is een mens is een boek'.

 De lichamelijkheid van huizen en boeken. Hun verval.

 Het verval van mensen zie ik alle dagen.

 Boeken worden door Frank chirurgisch behandeld. Hij grijpt in - dat is onvermijdelijk - niet alleen in het voorwerp boek, ook in de tekst. Onvermijdelijk steekt hier of daar een woord, een regel de kop op, op een heel andere manier dan de schrijver ooit bedoelde.

 Frank Halmans is een lezend kunstenaar - we delen Willem Brakman - zoals ook Marcel van Eeden. En dan wordt een boek, dan wordt lezen onder lamplicht een ingrijpende bezigheid. Met gevolgen.

 Boeken overleven mensen. Op het Waterlooplein tref ik soms een stapel drukwerk die de stoffelijke rest moet zijn van een mensenleven. Wie dit las is dood. En dan sta ik te reconstrueren. Wie las eens Anja Meulenbelt, de Naked Ape, Ton Regtien, het Kinsey Report, McLuhan, Jung, Laing, Foudraine?

 Lawaai. Achter mij is de hele benedenverdieping van een vervallen huis in behan­deling. Kaalgestript tot op de muren. Geen restje behang. Vloeren eruit, er is een diep gat gegraven. De kelder van een nu nog onleesbaar interieur. 

De loop der dingen

 Ze lopen ja, en dingen zijn het ook. De klassieke instal­latie van de Zwitsers Fischli & Weiss die zo heet (1987) bracht werk van vijfentwintig kunstenaars bijeen in de Amersfoortse Kunst­hal Kade.

 Loop, dingen. Beweging. Het spel van de omvallende dominostenen tot in het oneindige. En dat terwijl kunst toch de sublieme stilsta­nd nastreeft. Waarin alle beweging wordt samengevat.

 Er begint iets. De vleugelslag van een vlinder aan de ene kant van de aarde wordt tot een orkaan aan de andere. Of sterft weg. Zo kom je aan de geheimzinnige kracht die hier overal aan het werk is: het toeval. Het bestaat, leerde ik, en zou zelfs bereken­baar zijn. Maar dan wel door een onbestaanbare computer groter dan het heelal. En zolang die er niet is spreken wij van toeval.

 Wat trekt kunstenaars naar het onvoorspelbare? Hoe zal de boterham met chocoladepasta in het glazen potje - een van de microbiotopen van Jonael van der Sloot - er over een jaar uitzien? Wanneer zullen de lampenkappen van kaarsvet van­ Hildegard Tholen in druipsculpturen ontaard zijn en tenslotte op de vloer neergekomen?

 Het blijft geblinddoekt spelen. Tegen een gek. Van wie je altijd verliest. 

 Frank Halmans gebruikt een batterij zandlopers om de tijd tot stilstand te brengen. Hij heeft ze in een glazen kast opgeborgen, die meestentijds horizontaal hangt, zodat er geen zand stroomt. Totdat opeens heel kort de kast beweegt en het zand zakt. Heel even maar. Waarna even later het omgekeerde gebeurt zodat het netto resultaat van zandverplaatsing nul blijft en de tijd getemd.

 Van het een komt het ander. Maar wat is het een en wat het ander? En hoe volgt het een uit het ander?

 Blijven kijken, is de boodschap. Als een kind naar een rups. Bijvoorbeeld naar de fascinerende landschappen van Michiel van Bakel in Jaagpad (2015). Alsof je de ogen van een vreemd insect te leen krijgt.

 John Cage vond het geluid van het verkeer al interessanter dan zijn muziek.

De kooi van Frank Halmans

 Huizengekte is wat Frank Halmans en ik delen. Een niet erkende ziekte. Die zich uit in eindeloze fantasieën over bouwen en wonen, de menselijke omhulsels en de materialen waaruit ze gemaakt zijn. Bij hem buigen zich lantaarnpalen soms om naar binnen te kijken.

 Frank is een groot bouwer en handwerksman met een uitgebreide materiaalkennis. Hij maakte hybriden als het flatgebouw dat een stofzuiger is, de kruimeldief als caravan. Ook de bewoonbare boekenkast was er. En de erker als slaapplaats. Om niet spreken van zijn versmalde flat, net echt behalve dat de breedtematen van elk onderdeel de helft van de gewone zijn. Stoelen, bedden, alles is smal en dus onbruikbaar.

 En gisteren liet hij me tijdens een huiskamer-expositie bij Hinke Schreuders zijn nauwkeurig geconstrueerde meervogelkooi zien die de vorm heeft van een flatgebouw. Deze 'Condocage' is een soort gated community. Een reuzenkooi, met houten balkjes waarop de bewoners op stok kunnen gaan. Vele vertrekken zag ik, doolhofachtig. Waarvan ook nogal wat zonder toe- of uitgang.

 Een huis waar je niet uit kunt, letterlijk ijzeren logica.

 Ik legde hem Der Golem voor - hij is een groot lezer, wij wisselen Brakman uit - om het huis zonder toegang dat Meyrink schetst in de oude Praagse Jodenbuurt, voor de sanering.

 Van buiten zie je 's avonds soms licht branden achter sommige hoge vensters. Maar wie woont daar? En waar is de toegang? Onvindbaar.

 Huisgeesten bestaan, je hoort er soms van.  

Tags: 

Frank Halmans en Rapunzel

 Straks naar Utrecht voor de opening van 'Rosa Everts and Frank Halmans, I presume'. Wat een ontmoeting van twee kunstenaars in de diepe binnenlanden suggereert.

 Halverwege de Rotterdamse kunstmarkt troffen Frank en ik elkaar. De meesterconstructeur, verkenner van huis en mens in levensechte bouwsels van het flatgebouw dat stofzuigt tot de bewoonde vensterbank, van bewoonbare boekenkas­ten tot de  lantaarnpaal die bij je naar binnen kijkt.

 We kennen mekaar sinds 2008, toen ik zijn tot onbewoonbaarheid versmalde flatje vond in Utrecht. Een bouwsel op ware grootte, maar wel een derde in de breed­te. Daarna bezocht ik zijn werkplaats in een schuur achter Bunnink.

 Ik ga de tentoonstelling van hem en Rosa Everts openen, vandaag. En hij verklapte wat daar onder meer te zien zou zijn. Indachtig het credo 'een huis is een mens is een huis' schetste hij me daar in het Rotterdams gewoel het beeld van vier trappen, waarlangs mensenhaar omlaag golft. Ik zag het meteen. Golven haar. En hoorde de stem van mijn moeder die 'wassen watergolven' bestelde bij de kapper.

 Maar in wat Frank vertelde werd de watergolf een overstroming. Op ware grootte.

 Die zou me onthuld worden in Utrecht. De vier haarkleuren helblond, zwart, grijs en rood zouden van de treden van trappen omlaag gelven. Een shampooreclame in het uitzinnige? Ik zag vrouwen hun golvend leeuwenhaar met een ruk over hun schouders werpen.

 En, ik had het.

 'Rapunzel', riep ik daar in die Rotterdamse gang.

 'Ai, nu heb ik het verklapt.' zei Frank.

 Bij DAK, in de Schoutenstraat achter het stadhuis moet ik zijn, straks. Ik maak foto's en doe verslag. 

Tags: 

Rosa Everts' binnenhuizen

 Leegstaande huizen, kantoren, ruimten. En wat er in achterbleef. Kijk hier hing iets, de muur is verkleurd. Sporen van bewoning of gebruik, daarmee gaat Rosa Everts aan de haal. Haar foto's worden tekeningen en maquettes. Spookbeelden van wat was of had kunnen zijn.

 Donderdag begint haar expositie - samen met die andere huizenbezetene Frank Halmans - bij DAK in Utrecht.

 Ik kijk ook altijd naar binnen in leegten waar een eenzaam laddertje naast twee verfpotten staat. Ga binnen als het kan. Afdrukken van stoelpoten. Resten van waar iets werd gemorst. Het Hollands binnenhuisje, maar dan leeg, ontruimd. Verlaten keukens.

 Rosa Everts fotografeert ze, tekent op haar foto's, maakt er ook maquettes van.

 Muren met eigengemaakte graffiti, rijen deuren met niets erachter, achtergebleven halflege flesjes, zinloos geworden stopcontacten. De beerputten van de eenentwintigste eeuw? Die vertellen wat hier eens gebeurde. Voorlopig is het er stil. In holle ruimten weerklinken voetstappen.

 Everts (1968) speurt als een detective naar nagelaten sporen van menselijke aanwezigheid. Geen toeval dat ze hier Frank Halmans tegenkomt, constructeur van bouwsels van de geest. Van bewoonbare vensterbanken en boekenrijen tot een stofzuigend flatgebouw. In de kunst is het aan de orde: een huis is een mens is een huis. Vol pijpen zitten we.

 Wat de twee in elk geval gemeen hebben is ambachtelijkheid. En om hun werk zitten geen lijsten. Het zijn theatervoorstellingen, decors waarin de toeschouwer, de rondloper, acteur wordt.

Pagina's