Straks naar Utrecht voor de opening van 'Rosa Everts and Frank Halmans, I presume'. Wat een ontmoeting van twee kunstenaars in de diepe binnenlanden suggereert.
Halverwege de Rotterdamse kunstmarkt troffen Frank en ik elkaar. De meesterconstructeur, verkenner van huis en mens in levensechte bouwsels van het flatgebouw dat stofzuigt tot de bewoonde vensterbank, van bewoonbare boekenkasten tot de lantaarnpaal die bij je naar binnen kijkt.
We kennen mekaar sinds 2008, toen ik zijn tot onbewoonbaarheid versmalde flatje vond in Utrecht. Een bouwsel op ware grootte, maar wel een derde in de breedte. Daarna bezocht ik zijn werkplaats in een schuur achter Bunnink.
Ik ga de tentoonstelling van hem en Rosa Everts openen, vandaag. En hij verklapte wat daar onder meer te zien zou zijn. Indachtig het credo 'een huis is een mens is een huis' schetste hij me daar in het Rotterdams gewoel het beeld van vier trappen, waarlangs mensenhaar omlaag golft. Ik zag het meteen. Golven haar. En hoorde de stem van mijn moeder die 'wassen watergolven' bestelde bij de kapper.
Maar in wat Frank vertelde werd de watergolf een overstroming. Op ware grootte.
Die zou me onthuld worden in Utrecht. De vier haarkleuren helblond, zwart, grijs en rood zouden van de treden van trappen omlaag gelven. Een shampooreclame in het uitzinnige? Ik zag vrouwen hun golvend leeuwenhaar met een ruk over hun schouders werpen.
En, ik had het.
'Rapunzel', riep ik daar in die Rotterdamse gang.
'Ai, nu heb ik het verklapt.' zei Frank.
Bij DAK, in de Schoutenstraat achter het stadhuis moet ik zijn, straks. Ik maak foto's en doe verslag.