instap 4
instap 3

Tacita Dean

Van Tacita Dean vond ik een album, gevuld met een verzameling foto's, zwartwit, kleur, uit alle tijden. Een overblijfsel, zo bleek, van een tentoonstelling in De Pont in Tilburg die ik miste. Een prachtige, raadselachtige verzameling.

Zou er een common denominator zijn, probeer je al starend te verzinnen. Er zijn familiefoto's, nogal vaak zie je twee vrouwen. Zusters moet een verschijnsel zijn dat Dean boeit.
Maar toch ook poseren.
En wat daarbij mis kan gaan.
Deze meneer heeft een nieuwe auto, denk ik. In zes foto's is (door zijn vrouw?) vastgelegd hoe ie er in stapt.
Tacita Dean brengt je het onthullende van het instapmoment.
De instappende mens gaat geheel op in het instappen. En bewaakt zodoende zijn verschijning even niet.
Een vorm van naaktheid wordt het. Terwijl je het juist ongedwongen, haast zwierig zou moeten doen. Zeker in een auto als deze. Hoe dikker de instappende mens hoe meer ie opgaat in het instappen.
Er staat geen tekst in het boek, behalve in potlood: Tacita Dean 2001 en het nummer van dit exemplaar.
 

De canonisering ontsnapt

Arnon Grunberg schreef op oudejaarsdag een stuk in de Volkskrant over Hermans, Reve, Mulisch en het vergeten dat volgens hem volgt op het canoniseren. Vanavond hadden we het erover in de Avonden.

Arnon had drie boeken uitgezocht die hij wilde bewaren, van elk een: van Reve de Familie Boslowits, van Hermans De tranen der acacia's en van Mulisch De zaak 40-61, zijn verslag van het Eichmann-proces.
Drie oorlogsboeken dus, want oorlog is onze leerschool en de les: er is geen vanzelfsprekende moraal, geen vanzelfsprekende beschaving.
Van Mulisch haalt Arnon de kernzin uit De zaak 40-61 aan: 'Eichmann is mijn vader.'
Ik polste: 'Dus als Eichmann had kunnen schrijven was hij volgens Harry geen moordenaar geworden?'
'Tja, als je het doorredeneert staat dat er.'
'En als Mulisch niet had kunnen schrijven..'.
Tja, dat was wel wat er stond.
Schrijven is een zaak van leven of dood.  
 

PS. De bijbehorende foto werd op last van de Bezige Bij verwijderd!

De Avonden (ma) 3 januari 2011 uur 1
Beluister fragment
Guido van Rijn
Wim Verbei

Blues Brothers

Een sekte waarvan het verhaal nog niet geschreven is: de Nederlandse Blues Brothers. Zo noem ik maar de club van een man of twintig, die bluesplaten verzamelden en het Engelse cultblaadje Blues Unlimited spelden.

In de jaren '60 en '70 waren ze de eersten die concerten organiseerden van zwarte bluesartiesten uit de VS.
Uit hun midden is inmiddels bluesschrijver Guido van Rijn opgestaan, misschien beschrijft hij ooit nog de komst van legendes als Johnny Shines, Lightnin' Slim, Big Joe Wiliams, naar obscure zolders in Haarlem of Amsterdam, of de aula van het Casimir Lyceum in Amstelveen. De tochten in busjes naar Duitsland of Brussel.
Maar, ze waren niet de eersten. Maart 2011 verschijnt Boom's Blues van Wim Verbei, die er van het begin bij was.
Hij spoorde het manuscript op van Laughing to Keep from Crying, de eerste bluesstudie ter wereld, in 1943 op 23-jarige leeftijd geschreven door de Amsterdammer Frans Boom.
Frans Boom bleek overleden, in 1953 in Indonesië.
Later meer.
 

Van Deyssel
Huysmans

J-K Huysmans

 Was een halve Nederlander. Zijn werk werd gevolgd door onder meer Lodewijk van Deyssel. 'Tegen de keer' (1884) is het verhaal van 'de ongelovige die zou willen geloven'. Iets wat Van Deyssel als katholieke jongen aansprak.

 Het slot is een wanhopig gebed, verwant met het slot van Reve's Avonden: 'Eeuwige, enige, almachtige, onze God,' zei hij zacht, 'vestig uw blik op mijn ouders. Zie hen in hun nood. Wend uw blik niet af.'
Of met Multatuli's 'Gebed van de onwetende', waarvan de slotzin is 'Mijn God er is geen god'.

 De Middelleeuwen waren in de mode. ook bij bouwmeesters als Viollet-le-duc en Cuypers.
Maar toen Huysmans zich weer voluit tot de kerk bekeerde en daarover de roman 'En route' schreef was het mis bij Van Deyssel: 'Het is gebeurd, maar hij weet niet hoe'. De enige ervaring die volgens Van Deyssel op papier komt is die van 'eene zachte aanraking van zijn zieleleven, die hij gewaar werd, van een van buiten komende wil, die zich voor de zijne in de plaats stelde'.
Van Deyssel concludeert dat het boek niet meer is dan 'een muzeum van ziele-antiquiteiten'.

 Woensdag ga ik bij Peter Nissen langs die schreef over mystiek en spiritualiteit rond 1900, ook vergeleken met die van nu.    
 

rotjes in het vuur..

Haags oudjaar

Een Haags oudjaar. De kerstbomenjacht, de geheime bergplaatsen. Een concurrerende jeugdgang op brommers kwam door de straat.

Op een balkon lagen ze, goed verstopt, maar ach, er stak een sparrentak over de balustrade, en hup daar ging de brand in een verfrommelde krant, die vervolgens op ‘t balkon werd gegooid. 
En dan volgde het oudjaarsvuur op de straathoek, net bovenop het grote, ronde putdeksel van het riool.
Het vuur laaide hoog op.
Politie kwam (ze reden nog in zwarte jeeps). Stond erbij en kon weinig doen. En wij jongens, we gooiden rotjes in het vuur. 
Er werd gebeld om versterking.
En toen, geloof het, een enorme dreun, een knal, en het riooldeksel vloog metershoog de lucht in, een sliert vonken er achteraan.
Een oudere heer wist hoe dat kon: 'moerasgas' zei ie.
Opgestegen door dat gaatje in het deksel.

En nu gaan de steden vanavond ‘keihard’ optreden, supersnelrecht. En ik, als Haagse jongen denk 'het wordt leuk vanavond'.
 

in de erker - die Sebald fotografeerde, in De ringen van Saturnus

Michael Hamburger (3)

Vanmiddag zaten Wim Brands en ik in een vrijwel leeg zaaltje (de enige andere bezoeker vertrok eerder) in museum De Pont in Tilburg te kijken naar, ja naar wat?

De film van de Engelse Tacita Dean over de van oorsprong Duitse dichter Hamburger (1924-2007) gaat over heel veel niet. 
Oorspronkelijk zou ze iets maken over W.G.Sebald, maar die stierf in 2002. En nu keken we dus, niet naar Sebald, en ook maar nauwelijks naar zijn vriend Hamburger, bij wie Sebald zo graag langskwam (lees 'De Ringen van Saturnus').
We keken langdurig naar een huisje in Suffolk met een appelgaardje erachter. Soms waait het een beetje.
Hamburger schuifelt af en toe door het beeld, meest zie je z'n rug. Liefst vraagt hij aandacht voor z'n appelrassen.
Sebald wist daar ook van. Hij werd opgevoed in Schwaben, in de hongertijd kort na de oorlog, door een grootvader die verzamelde wat eetbaar was: paddestoelen, kruiden, bessen.  
Je ziet de twee emigré's hier zitten. Ik vermoed dat ze goed konden zwijgen. Je kijkt een half uur lang naar een ideale zwijgplek. 

 

met de bewoner van een volgende planetoïde..
Jomar..

North/Nord

Kleinigheden maken voor mij een film. Zie ik een man een shagje rollen waarvan het vloeitje aan z'n onderlip blijft kleven dan ga ik voorover zitten. Als dezelfde man dan ook nog bezeten blijkt van 'De Week van de Tunnelbranden' op National Geographic ben ik verloren.

Zo is Jomar in Nord, het debuut van de Noor Rune Denstad Langlo. Een zwijgende kolos die lang dadenloos blijft tot ie zomaar opeens iets doet. Hij raust met z'n motorski naar het Noorden, naar z’n ex, een spoor van verwoesting achterlatend.
Het plompverlorene doet aan Kaurismäki's helden denken,
geen psychologie, broeien. En dan opeens.
Nord is een witte film, pas aan 't eind komt er een fatale dooi. En in het verhaal hangt alles los, er is ruimte voor de dolende blikken en gedachten van de toeschouwer.
De episoden-opzet en het thema doen denken aan de Kleine Prins van Exupéry. Jomar ontmoet in de witte wereld zware gevallen van eenzaamheid, die op veel manieren laten zien hoe mensen daar worden: vreemd. 

 

Brown Bluff
Antarctica 2
Antarctica 1

José op ten Berg

IJs, de raadselachtige materie.. Soms werkt het als barnsteen. Herinner Jurassic Park..

Er zit een verwant verhaal in de opening van Solsjenytsins ‘Goelag archipel’. Daar werkt een ploeg uitgehongerde gevangenen in de Kolyma, aan de poolcirkel. Ze staan, bemerken ze op een voor eeuwig bevroren rivier. Vegen wat sneeuw opzij, en zien: een miljoenen jaren geleden in het ijs vastgevroren vis. Ah!!!
Eén van hen - een bioloog, veel intellectuelen in de dwangarbeid - raakt in extase, maar zijn makkers niet minder. De vis wordt uitgehakt en op een vuurtje geroosterd.
Honger wint het van wetenschap.

Dit schiet me te binnen bij het bekijken van het ijs op de schilderijen van José op ten Berg in haar boek 'Dichter bij het ijs' (uitg. De Weideblik). Oeroud ijs.
Het geschilderd verslag van een reis naar Antarctica.
IJsbergen: 'Soms lijken het wel omlaag gevallen wolken, zo zien ze eruit, en soms zijn het een soort schepen die voorbij drijven, stevig en monumentaal. En ze zijn écht blauw (...) Dat heeft te maken met de hoeveelheid lucht die erin zit: hoe minder lucht, hoe blauwer de ijsberg.'
En, leer ik, de proporties, de lichtreflecties zie je pas daar. Waar de werkelijkheid zich abstraheert.
 

sandalen voor een mummie (Thebe, 300-200 vChr.,), niet echt om op te lopen, 't  is meer 'het idee' 
de dode vaart - als een ongeboren kind - naar het hiernamaals om daar herboren te worden (bootje uit 3500-3100 vChr)

Egyptische magie (2)

De oude Egyptenaren maakten me gisteren toch in de war. Achteraf probeerde ik me in te denken hoe hun dodencultus in het dagelijks leven doorwerkte.

Hoe kun je alle rituelen, van het balsemen en het mummificeren zo nauwkeurig doen, zelfs de dode kleden en voorzien van alle benodigdheden bijzetten. En dat vele eeuwen lang. Terwijl toch  nooit enig bewijs van een voortleven na de dood werd aangetroffen.
De meeste mensen kunnen eenvoudig niet geloven in de dood.  Wie leeft en voor je neus staat is zo aanwezig dat zijn of haar zomaar verdwijnen, wel erg onaannemelijk wordt. 
Het verhaal - het hiernamaals, de onsterfelijkheid - wint.
Het is alles literatuur.
En dan nog kan ik dit niet schrijven zonder blikken van verstandhouding naar mijn eigen doden. Nee, jullie niet hoor. Die anderen, die verdwijnen. Niet jullie. Jullie blijven. Altijd.
 

de liefdesgod Bes, onder welk ministerie hij viel?  ik denk welzijn..

Egyptische magie (1)

In het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden verander ik in een kind, altijd weer. Een kindermuseum is het. Waarom? Zijn het de mummies?

Vanmiddag - bij 'Egyptische magie' - wist ik: het magisch denken
Ik ontdekte 'het ministerie van magie'. Egyptische tovenaars waren overheidsfunctionarissen. Belast met het onderhoud van de precaire relaties tussen levenden, doden en goden. Je herkent ze soms aan een gladgeschoren hoofd, een gevlochten zijlok of een luipaardvel, maar vaker zien ze eruit als doorsnee ambtenaren.
In dienst van een soort 'Algemene Zaken'. Want zeg nu zelf, openbaar bestuur en magie gaan al eeuwen hand in hand
Keer het eens om. Wij weten zo weinig over ons welzijn, onze verlangens en onze toekomst dat we ons vol vertrouwen door grote tovenaars als Rutte, Verhagen en Wilders laten regeren. 

Pagina's