'Ze is onze enige luisteraar,' zeiden Arnon en ik vaak. We realiseerden ons altijd dat ze meeluisterde en vroegen ons wel eens af wat ze ervan zou denken, want de afspraak was dat ik alles kon vragen en dat hij naar beste weten zou antwoorden. Toen het uitzendtijdstip te laat voor haar werd stuurde ik haar Cd’s ervan. We zorgden dat ze ons goed zou kunnen ontvangen. Toen de Avonden niet meer op de middengolf uitzond gingen we op zoek naar een DAB toestel voor haar.
Nu is ze opeens gestorven.
Soms belde Arnon uit zijn ouderlijk huis, maar niet vaak. Zijn stelregel was toen dat hij daar nooit meer zou overnachten. Ik deed dan de groeten. Er bestaat een boekje met Cd van onze gesprekken. Dit jaar hielden ze op.
Ze wist wie ik was. Eenmaal ben ik bij haar thuis langs geweest in Amsterdam‑Zuid en heb haar geïnterviewd. Het werd uitgezonden op 18 oktober 2004 in de Avonden. Ik kreeg een kopje thee en een erg grote Bossche bol, die ik met een gebaksvorkje opat. Intussen stond de televisie vrij hard op ARD en of ZDF. Ze is een Duitse vrouw dacht ik.
Ze sprak over Arnon. En over haar plakboeken, waar het leven van haar zoon werd geboekstaafd.
'Heeft u dat stuk in het Parool gelezen?' Dat had ik.
'Komt niet in het plakboek.' Het plakboek was haar laatste woord.
Arnon en ik spraken vaak over zijn vakanties met haar, altijd naar Duitsland, naar plekken waar hij vroeger met zijn beide ouders was geweest. Vaak waren dat ook plaatsen waar ik met mijn eigen ouders geweest was. Mijn vader was leraar Duits. Zo kwamen wij beiden terug in Ahrweiler, Bad Neuenahr, Bergisch Gladbach, de Kaiserstuhl.
Vaak zag ik haar fietsen bij mij om de hoek, kennelijk op weg naar de Albert Cuyp. Koket als steeds, met haar rode brilmontuur en haar bontkraagje.