Koninklijke Gaanderijen, 1 juli 2006
Spilliaert, Koninklijke Gaanderijen (1908)
vaders parfum
Spilliaert, Duizeling (1908)

Oostende (2)

 Als Hagenaar heb ik geleerd de zee te zien als toeschouwer.De zee ziet ons en oordeelt. Haar reacties zijn grillig. Jan Fabre kijkt andersom. In het kader van de Triënnale Beaufort 2006, die zich deze zomer langs de hele Belgische kust ontrolt heeft hij een beeld van een astronaut gemaakt die de zee dirigeert. Te zien in Oostende, op het dak van het Casino.

 Wat heeft kunst met zee te maken? In Nederland niets, hooguit het bescheiden 'Beelden aan zee' in Scheveningen. In België sinds de vorige eeuwisseling zeer veel. Er bestaat daar zeekunst. Stranden, toerisme en kunst gaan sinds Ensor hand in hand. De tram van de Franse naar de Nederlandse kust brengt je dit jaar naar grootse openluchtwerken. Het Museum in Oostende - een voormalig warenhuis! -is de basis. Pal aan zee ligt nog het museumpje in de Venetiaanse Gaanderijen waar de Oostendenaar Léon Spilliaert (1881-1946) hangt. De schuwe zoon van een parfumeur die voor z'n vader de reclame van het eigen merk 'Brise d'Ostende' tekende. Het eigenwijze Nederlandse blad Kunstschrift wijdde begin dit jaar een heel nummer aan hem, ik was gewonnen.

 Werk van Spilliaert - nooit olieverf - het verstilde, ligt op het randje van de waarneming. Donker, leeg, op het randje van het bestaan. Waardoor het weinige dat er staat grote betekenis krijgt, je opzuigt. Spilliaert trekt aan je.De zee is bij Spilliaert het onvatbare.Foto's maken in Belgische musea is niet heel moeilijk.Geld voor suppoosten ontbreekt vaak.Alleen, bij het werk van Spilliaert, op papier, kwetsbare materialen, moet de verlichting wel minimaal zijn.Nog tot 17 september te zien.

Tags: 
Wim. T. Schippers,  torentje in Drienerloo (1979)
Leo Copers, Allegorische koppen (1998)
Kamagurka, Zonder titel (2005, gezien bij klein lampje)

Oostende (1)

Ik hou van Belgische kunst. Ik denk dat er zoiets bestaat, dat Felicien Rops, Hergé, Paul Delvaux, Willy Vandersteen en Magritte leden van een grote familie zijn waartoe ook James Ensor, André Franquin, Leon Spiliaert en Jan Fabre behoren. Belgisch, alle gewesten delen dit erfgoed.

Noem het surrealisme. Alledaags surrealisme dat voortvloeit uit leven in een absurde werkelijkheid. In elk geval is het een vruchtbare bodem gebleken voor zowel strips als conceptuele kunst.Wat is het verschil? Luc Zeebroek (Kamagurka) exposeert schilderijen in het heropende Museum voor Moderne Kunst in Oostende.Verderop, in het Leopoldpark trof ik deze 'Allegorische koppen' van Leo Copers (1998). Leo vond ze in een Frans depot. Ze stelden de Welsprekendheid, de Rechtvaardigheid, de Rechtspraak en de Geschiedenis voor. Dit is wat hij ermee deed. Maar waar doen ze me aan denken?Natuurlijk, het torentje van Wim T. Schippers in Drienerloo uit 1979, een toren die midden in een vijver staat, zodat je denkt. Wim Schippers is een Belg.

EVEN NAAR BELGIË

Europa als vrouw
Amadis redt meisje
de jonge prins
als vrouw verklede minnaar

De Zwijger leest

Willem van Oranje las ridderromans. Zo blijkt nu een deel van zijn bibliotheek in Berlijn is aangetroffen. Er zit een deel bij uit de 24-delige reeks over Amadis de Gaule, de hoofse avonturen van een koningszoon. In de stijl van de koning Arthur-verhalen.

Wat staat er in die romans? Bijvoorbeeld scènes waarin als vrouwelijke muzikanten verklede minnaars op die manier anders onbereikbare edelvrouwen benaderen. Maar, al zingend kunnen ze zich dan toch, in de teksten van liedjes, aan hun beminden laten kennen.Identiteit is in de Renaissance een belangrijk onderwerp. Waarop berust hoge komaf eigenlijk? Wat is de rol van de vrouw en waarom? En ridderlijke idealen met de Zwijger in verband brengen lijkt niet zo vreemd. Een idealist was hij, zover ik weet onomstreden, een echte romanticus. Uit een scriptie van Astrid van Esdonk (2005) aan de Leidse universiteit:De liefde tussen de ridder en zijn geliefde is zowel geestelijk als lichamelijk. Een goed voorbeeld van de geestelijke liefde is te vinden in hoofdstuk vierentwintig van boek I.Agraies, de neef van Amadis, komt na lange tijd terug aan het hof van koning Liduwaert en hij treft daar ook zijn geliefde aan, Olinde. Hun weerzien wordt als volgt beschreven: Olinde die groetten hem seer minlicken, meer metter herten dan metten wesen, latende die reden regeren den wille, dwelck seer her om doen is, tensy dat daergroote discretie tusschen beyden is. Ook over de lichamelijke kant van de liefde wordt geschreven. In hoofdstuk zestien van het eerste boek redt Galaor een jonkvrouw uit de kelder en zij worden verliefd. De beschrijving van hun verdere belevenissen die nacht luidt: Met desen amoureuse woorden ende met die heussche manieren van Galaor ende van haer (die welch by aventuren al een gepeys hadden) stelden sy te wercke het ghene dat van geenen noode en is te schrijven. Een ander opvallend voorbeeld is de passage waarin Amadis en Oriane voor het eerst samen slapen, waarover geschreven wordt:soo wert daer die schoonste maecht vander wereldt een vrouwe ghemaeckt, peysende daer mede haer hittighe begheerte te vercoelen. Wanneer de ridders in Amadis op reis gaan, zullen zij nooit zonder tenminste één gevecht te leveren hun doel bereiken. Er is voor de ridder maar één manier om zijn moed te tonen en glorie in zijn leven te behalen en dat is door het gevecht.

godgevallig' slaat op De God Denkbaar, het boek waarover ik kwam praten
ondertekend door Age Bijkaart (pseudoniem)

Gelukkige doden (1)

 Ik kom ze tegen, op een straathoek of in de tram. Soms zit er iemand naast me op een parkbank. Een andere keer ben ik in een kamer.

 Ik zit bij Willem Frederik Hermans in Brussel. 'Het is niet leuk hoor, om 73 te worden,' is het eerste wat hij zegt.We zitten op een oud bruinleren bankstel, door katten afgekrabd, aan een glazen rooktafel tussen een samenscholing van niet-nieuwe meubelen. Het gesprek verloopt eerst stroef. Zijn ondertoon is 'zo ben ik nu eenmaal, u zult het wel verkeerd begrijpen, maar zo ben ik.' Hij laat me een schuldbekentenis tekenen voor het afgesproken bedrag, op een vierkant papiertje dat geklemd zit onder een koperen schelp. Ik herken 'een pecten, kleiner dan een Sint Jakobsschelp', het gidsfossiel uit 'De God Denkbaar'. We krijgen we het over 'De wonderen van het Heelal', een tweedelig werk met foto's van radiolaren en vloeipapier tussen de kleurplaten dat ik als kind mocht inzien, hij ook. We blijken 'De wonderen' te delen. Hij heeft ze nog. Ik ruik aan het boek.'Ja, dat is mooi hè!' 'Erg mooi, meneer Hermans.

 'Dan krijg ik een cadeautje. Een zelfgemaakt dichtbundeltje. Versjes, inderhaast getikt op een oude machine, flauwekul. Want het gaat, zegt hij, niet om de inhoud maar om het procédé. Ik lees:VOOR KINDERENO, wat had die beer een honger.O, wat had die beer een dorstGauw een glaasje limonadeEn een boterham met worst'Ja er moet toch iéts staan,' zegt Hermans. Hij heeft een vloeistofduplicator gevonden op de rommelmarkt, vertelt hij, het Vossenplein, en die weer aan de praat gekregen. En daarme heeft hij zelf dit boekje gemaakt.Het gaat niet om de tekst, het gaat om het boekje. Met stempels ook.Het boekje met de roze, paarse en purperen letters ruikt naar drank.'Alcoholdruk,' zeg ik, met tranen in mijn ogen, 'wat prachtig. Ja, ik ken het. Ik kreeg van die die velletjes op de lagere school bij Natuurlijke Historie.' 'Ja, dat is mooi hè.'

Paul van Ostaijen (ook een heel vroege Kafka-vertaler)
Jozef Deleu

Konijn

Jozef Deleu, dichter en taaldiplomaat stelt twee keer per jaar in z'n eentje een poëzietijdschrift in boekvorm samen dat 'Het liegend konijn heet', naar het mooiste prozastuk van Paul van Ostaijen.Dat stukje van Van Ostaijen staat altijd op het achteromslag afgedrukt. En het is zo goed dat je onwillekeurig alle afgedrukte gedichten eraan gaat afmeten. Wie heeft ditmaal het konijn benaderd? Barnas? Koenegracht? Moeyaert?H.C. ten Berge wint, met de eerste van 'Vier observaties' (voor Frans Budé)Een fluitende pad in een wielspoor vol waterEen hele klimmaar dan is hij monter op wegnaar een volgend gevaar

Na lezing van het aprilnummer 2006, een memo aan Jozef Deleu, enig redacteur van 'Het liegend konijn'.Wat gaat mis in gedichten? Eerst denkbeelden,voor de hand liggend, en omhelsd als vondst. Dan het teveel, veel kan weg.En averechtse woorden. De lezer passeert, het gedicht raakt uit zicht. Tot slot wat ontbreekt.Leegte strekt zich uit. Hier had uw gedicht kunnen staan!Het konijn.Lang heeft het konijn de lach gezocht. Zo zielsgraag had het konijn gekend de luide lach. Waarom het de lach zo graag had gekend, weet ik niet. Zo iets kan men niet weten. Het konijn heeft de lach niet gevonden. Maar het was de lach zeer nabij. Dat het het geheim van de lach zo nabij was, weet het konijn niet. Vlak vóór de lach hield de kennis van het konijn halt. Daar vond het in plaats van de lach die het zocht, de verwondering die het niet zocht. Dit nu is iets wat buiten het begrijpen van het konijn valt: hoe je in plaats van het gezochte iets anders vindt. Daarom verwondert het konijn zich zeer om de verwondering. En daar het met deze verwondering geen blijf weet, toont het konijn zich voortdurend verwonderd, gans onbeholpen. Het weet zelf niet hoe verwonderd het is. Uit zijn verwondering groeide zijn nieuwsgierigheid. Doch van huize uit droeg het de vrees mee. Nu weet het konijn niet goed welke zelf-raad te volgen: óf de ras-vrees óf de nieuwsgierigheid die, in de wereld van het konijn, alreeds een beschavingsverschijnsel is. Alleen waar licht gloeit in de nacht wordt de beschaving te sterk en werpt het konijn zich roekeloos in zijn ondergang. Het duurt nog wel een tijd alvoor het konijn zal geleerd hebben in dit geval te luisteren naar de stem van het ras, van de vrees. Dan komt het konijn tot het nuanceren zijner nieuwsgierigheid.Dit echter geschiedt nog zo spoedig niet. De stropers met de lichtbak mogen gerust zijn. Het konijn leert slecht.uit: Paul van Ostaijen: "Diergaarde voor kinderen van nu." (1926)

het Palast der Republik zoals het was

Sloop in Berlijn

Gerrit Jan Kleinrensink bericht:

'Deze webcam in het centrum van Berlijn is gericht op het voormalig parlementsgebouw van de DDR, het Palast der Republik. Het wordt nu afgebroken en dat kun je op deze webcam volgen. Het gaat langzaam als je elke dag kijkt, maar als je maar eens per veertien dagen kijkt is het ook niet goed omdat je dan niet meer weet hoe ver ze bij je vorige bezoek waren. Het zicht op details is het beste als je de webcamera stilzet.De sloop der dingen is het. Op deze plaats stond eens het paleis van de familie Hohenzollern. De ruïne die er na de oorlog nog stond werd begin jaren vijftig opgeruimd - een symbolisch gebaar - en nu moet daar het oude paleis weer terugkomen, zonder een keizer. Niet om de webcam. Als ik er woonde zou ik elke dag op de fiets wel even gaan kijken naar het verzetten van de bakens van de geschiedenis.'NB. 'De sloop der dingen' is de titel van een roman die Willem Brakman in 2000 publiceerde. Gerrit Jan Kleinrensink is zijn biograaf.

Reve en Lenferink

Op 31 augustus 1974 was er in Amsterdam een feest ten huize van Ernstjan Engels, toen de nieuwe vriend van Gerard Kornelis van het Reve. VPRO-verslaggever Jan Lenferink was erbij. Zijn opnamen werden de maandag erop uitgezonden in het programma VPRO-maandag.

Hoe komen die opnamen nu opeens boven water? Het VPRO-radioarchief wordt dezer maanden - eindelijk - op orde gebracht door Nienke Feis. Eigenlijk onbegonnen werk. Er zijn duizenden ongeordende banden uit de jaren 1960 tot 2000. Met vaak niet meer dan slordig genoteerde titels op de dozen. Verdere informatie zou moeten komen van de bon die ooit in zo'n band stak en die verwees naar een draai- of logboek. Helaas, de ordners met draaiboeken én de bonnen zijn vaak voor altijd zoek. Zodat Nienke moet gaan luisteren en navraag doen bij mensen die 'erbij' waren. Gelukkkig heeft ze een goed gehoor voor stemmen en een scherp oog voor handschriften.

Tags: 
Jan Lenferink interviewt Reve
Beluister fragment
Reve en een dronken vrouw
Beluister fragment
Theo Voorzaat, 1978, 24 x 20 cm, particuliere collectie.
'Vlechtentoren'

Torentjes (5)

Piet Schreuders: 'Hierbij een torentje, geschilderd door Theo Voorzaat.Deze ansichtkaart (uitg. erven Thomas Rap, Baarn) hangt op een prikbord naast mijn werktafel.

De relevantie van dit beeld is voor mij, dat het ongeveer het uitzicht was vanuit mijn eerste kamer in Amsterdam, Weteringschans 111. Het gebouw met het torentje is daar tegenover, hoek Weteringschans/Weteringstraat. De firma Carl Denig was/is er gevestigd.Ik heb nooit torentjes gefotografeerd, wel blinde gevels met blinde vensters. Ik wilde daar ooit een artikel over schrijven in het blad "Binnenstad", maar dat is er nooit van gekomen. Ik fotografeerde lang geleden mooie blinde gevels op de hoekhuizen van de Celebesstraat, waarvan de meeste huizen inmiddels gemoderniseerd zijn.Nadja Cohen: 'Tijdens mijn studie kwam ik regelmatig langs dit torentje op het Spui in Amsterdam. Ik verbeeldde me het torentje, niet daar zo lelijk, maar tussen zelfsoortige gebouwen in het groen. Heuvelig. En ik met lange vlechten en wapperende rokken in dat torentje. En dat de allerleukste jongens van mijn studie dan ook langs dat torentje en mijn vlechten als touwladder zouden interpreteren. Maar op het moment dat ze dan voorbij halverwege waren, ik met emmertjes pek, de nietleukgenoegen zou wegwerpen (geen enkele heeft ooit het torentje zelf bereikt).'

Roos van Lierop
Nana Kreft

GRAS

 Ofwel Gerrit Rietveld Academie Schrijven. Het eindexamen 2006 brengt een krantje waarin de tien examinandi zich laten zien en lezen. Foto's, tekeningen en tekst. Donderdag komt het uit.Een vormgeving die aandacht afdwingt, met veel wit.

 Annemieke Gerrist dicht: 'Door fouten in de windviel de zomer neer. Het gras is kort geschoren.' Klaske Oenema schrijft: 'Mijn moeder en God zijn lange tijd dezelfde geweest. Daarom heb ik het gesprek met hen op een gegeven moment stopgezet. Nu zeg ik soms een gebed en probeer hen los van elkaar te zien.' Niets en niemand zegt 'kijk mij eens'.

 Bas Fontein schrijft: 'Ik heb een foto van mijn opa. Ik was toen een jaar of vier. We lopen hand in hand op een bospad en we hebben allebei spierwit haar.'

 Niets en niemand is 'diep'. Els Moors dicht: 'daar staat het kind dat krimpt' Er wordt geregistreerd, heel punctueel. Nana Kreft dicht:'die menschen in dem flugzeug sind noch kleiner als das flugzeug selbst' Constaterend, integer. Roos van Lierop noteert: 'De bretels van de apothekerhangen in de kledingkast'

Pagina's