Eten

 Het begon met het gebedje: 'Heer zegen deez' spijs en drank. Amen.' Was het klaar dan eindigde het met 'Heer dank voor deez' spijs en drank, amen'. Na het roken kwam het eten. Er moet iets in de mond.

 Ik heb er al vroeg een weerzin tegen opgevat. Eten en lopen tegelijk, bah. De eetwandeling. Hoe het begon? Met broodbeleg. Gele of rode jam die net eender smaak­ten. En plakjes cervelaatworst ook wel sterf-op-straat-worst genoemd.

 Er waren uitzonderingen, verjaardagstaartjes, maar niet bij ons. Met het half pond mariabiskwie in de week voor een gezin van vijf.

 Mijn oplossing was het zo snel mogelijk naar binnen proppen van de kleffe witte boter­ham­men van Hus, de Haagse stadsbakker die Tip Top maakte toen bruin brood nog voor arme mensen was.

 Naar school kreeg je brood mee in een na gebruik opklapbaar blikken trommeltje. Dat al spoedig verdween over het muurtje van de conciërgetuin. Er waren nu Pennywafels en spritsen.

 Gerard Reve heeft eten een vieze gewoonte genoemd. Liefst te verrichten achter een jute gordijn, waar niemand het je zag doen. Op zijn ritten naar Dieu-le-fit stopte hij altijd op dezelfde aire, halverwege en at zijn brood met een varkenskoteletje. Door niemand gezien. Joop ging zelden mee, want die sprak geen Frans en verveelde zich daar.

Tags: 

Spoordroom

 Gerard Reve vertelde van een jongeman die niet kon ophouden zijn dromen te vertellen. Hij droomde 'van een straat die ook weer geen straat was in een stad die ook weer geen stad was etc.' Maar ik kan de passage niet meer vinden.

 Zo droomde ik vannacht dat ik de weg zocht op een station in Parijs dat niet een bekend station en ook weer niet Parijs was. Helemaal niet zelfs. Ik raakte in gesprek met onbekenden die mij niet konden helpen en ik hen evenmin en ik belandde in een werkplaats waar his­torische trein­wagons werden gerestaureerd en veel te geel geverfd.

 Eenmaal wakker dacht ik aan Paul Delvaux. En kwam terecht bij zijn Viaduct (1963). Toen ging ik op zoek naar een foto die ik zelf eens maakte bij Watermaal, van een voor altijd gesloten cafe met een in beton gedecoreerde gevel uit de jaren '30, met de namen van de eigenaars erin, dat onderaan een spoorwegviaduct stond. De foto was onvindbaar. Ik zou er weer heen moeten rijden. En de plek onder het spoor zonder twijfel niet terug kunnen vinden.

 Delvaux gebruikt in zijn doeken vele soorten licht, in de schemering. Een olielamp op een terras, een straatlantaarn met gaslicht, vensters waarachter elektrisch licht schijnt. En daarbij, gietijzer, veel gietijzer.

 Ik zou weer naar Koksijde moeten gaan, naar het Delvaux museumpje met zijn verzameling isolatoren, de porseleinen bollen aan de houten masten aan het spoor waar de draden langs gaan.

Jij bent van mij

 Mijn moeder zei het en ik vergat het nooit. Met haar zachtmoedige, omarmende stem. En meteen welde verzet in me op. Op foto's zie je het jongetje zich vastberaden losmaken uit de omhelzing. Ik was niet van haar, ik was van mezelf.

 Ik moet een jaar of vier gewest zijn, toen mijn vader terugkeerde van de politionele acties in Indië en een einde maakte aan de moeder-zoon idylle.

 Dit komt boven bij het lezen in 'Moederskinderen', de meeslepende studie die Jan Fontijn maakte van moeders en zonen in de literatuur, Van Stendhal, Nietzsche en Baudelaire tot Gerard Reve en Lodewijk van Deyssel. En zovelen meer. Ik ben er nog maar net in begonnen en het blijkt tussen moeders en zonen steeds anders.

Vaak is ze gestorven en onbereikbaar geworden zoals bij Roland Barthes. Dat sterven, onder veel pijn is soms 'het ergste wat ik ooit had meegemaakt' zoals bij Jan Fontijn zelf, die het terugvindt bij Stendhal. Een geborgenheid die voorgoed verloren gaat. De vergeefse pogingen van Gerard Reve in 'Moeder en zoon' om zijn moeder met de maagd Maria te vereenzelvigen. Tegen mij zei hij na een betoog over zijn familie en het communistisch geloof: 'Misschien had zij toch nog iets menselijks behouden'.  Het katholicisme: '...een leer die zulk een gebrekkige, verkitschte, infantiele en soms aan godslastering grenzende vertolking kon doorstaan, moest wel, naar haar inhoud, iets verkondigen van grote, dwingende kracht en evidente geloofwaardigheid..'.

Gerard zou de kerkschandalen van nu zonder twijfel zien als een godsbewijs. Later meer.

Dokter Gerard

  Je kunt mij altijd wat vragen want ik weet bijna alles.’ Zei Gerard Reve soms. Tijdens de radio-opnamen van zijn boek De Avonden was hij zwaar verkouden, net als ik nu. We zaten in de toenmalige VARA-studio.   En daar demonstreerde hij ons (technicus Mark Meeuwis , een  katholieke jongen die veel van zijn moeder hield en die een keer zei ’ Jij bent helemaal niet katholiek Gerard, ik ben katholiek, jij niet.’) en mij hoe je verkoudheid bestrijdt.

 We moesten uit de kantine bekertjes kraanwater halen en  zout, dat waren kleine zakjes. Daarna demonstreerde hij hoe de neus en mondholte gespoeld moesten worden  met zout water.  Je neemt een s lok en ‘spuugt die weer uit via de neus’.  En dat heel  vaak.  Dat gaf wat problemen. Ik had de tekst van het boek gefotokopieerd, zodat het omslaan van de pagina ’s niet te horen zou zijn. Als een pagina gelezen was moest hij hem  naast zijn tafeltje  op de grond laten vallen. Maar het spoelen van zijn neusholte morste hij veel zout water over de tekst. Die helemaal opbubbelde en uitvloeide. Maar het was bij die gelegenheid dat hij mij bezwoer voortaan altijd de griepprik te gaan halen. Gerard speelde graag voor dokter – lees zijn ‘Brieven aan mijn huisarts’  dat juist toen verscheen- en zijn verslag van z’n darm onderzoek in Schiedam  was hilarisch. Eerst begreep ik niet wat hij bedoelde:  ‘Weet je, mijn darmen zijn op de televisie geweest’.

 Hij had natuurlijk mogen meekijken naar het schermpje van de lieve dokter daar. ‘Vrouwen moet je hebben.’

Tags: 

Gerard Reve en het volk

 Gerard had een hekel aan intellectuelen, zoals zijn gelee­rde broer Karel of de com­munisten die bij zijn ouders over huis kwamen en die hoog opgaven over het volk. Hij zou niets nalaten om ze te treit­eren met politiek incorrecte grappen. 

 Zoals over negers die maar op de tjoe­kie tjoeke stoom­boot terug moesten naar takki-takki oerwoud.

 Het volk was heilig bij communisten en intellectuelen. En dus moest je 'de wijken in, je oor te luiste­ren leggen'. Wat hij zelf trouwens wel degelijk deed, in Schiedam, in Weert, in Veenendaal praatte hij veel met de gewone man.

 Eigenlijk wilde hij ook geen omroeptaxi naar Hilversum voor de opnamen van De Avonden, maar toen hij een keer in de trein tussen demonstranten terecht was gekomen die op weg waren naar het Binnenhof gaf hij toe.

 De chauffeurs werden in Schiedam wel altijd mee naar boven genood en kregen g­esignee­rde boeken mee. Zei de man dan dat hij geen boeken las dan kreeg hij ze toch 'Je kan ze altijd nog cadeau geven.'

 Zijn laatste vriend was ook een volksjongen. Hij vertelde mij vol trots dat Joop niets moest hebben van wat hij noemde 'goddienst, wijsgeerde en troep'. Gerards omgang met Joop was een schop onder de gordel van de intellectuelen.

 Toch bewonderde hij Rudy Kousbroek 'omdat hij zoveel wist', het was kortom 'heel dubbel'.

Tags: 

Wijken

 Engeland heeft zich verstrikt in de wil van het volk. Ernstige, ervaren mensen als Michael Heseltine waarschuwen dat Brexit een stommiteit is waar generaties nog last van zullen krijgen. Maar alweer gaan er stemmen op voor een nieuw referendum.

 Terwijl ieder verstandig mens weet dat je referenda alleen moet houden over simpele kwesties waarover 'het volk' een mening kan hebben die hout snijdt. En die niet geleid wordt door goedkope patriottische sentimenten.

 Helaas de 500 pagina's van het onderhandelingsakkoord met de EU zijn niet eenvoudig. Wat is verstandig? Wat zou de volkswil nog kunnen bijdragen?

 Het referendum, de doodlopende steeg waarin de democratie terecht komt als het populisme z'n zin krijgt. Opgejut door volksmenners als Boris Johnson die er garen bij spinnen.

 En ik raadpleeg Gerard Reve:

 'Ze willen dat ik schrijf/ voor de vooruitgang./ Maar ik kan niet schrijven zoals zij,/ al stam ik van hen af./ Ik moet de wijken van het volk in/ en mijn oor te luisteren leggen:/ zo hoor je nog eens wat./ Wat wil het volk?/ Niet veel goeds, dat is zeker./ Dus ga ik de straat op,/ met mijn eigen vaandel/ Waarop geschreven staat:/ Vrijheid! Ziekte! Ouderdom!/ Lang leve de dood!'

Dromen

 In gedichten komen nog wel eens dromen voor, verder lees je ze zelden meer. Ik droom vrijwel elke nacht, altijd langs de zelfde lij­nen. Zoals Gerard Reve het een keer noteerde uit de mond van een jongen die droomde van een huis dat ook weer geen huis was in een stad die ook weer geen stad was etc..

 Waar zou die passage staan?

 Bij mij is het stramien eenvoudiger en altijd eender. Ik moet iets oplossen dat ononplosbaar is. Zoals een adres vinden in Rotterdam dat ook weer niet Rotterdam is. In een buurt die ontstaat terwijl ik zoekend de ene na de andere straat in rijd, me verstrikkend in een opgebroken omgeving.

 Er is altijd haast bij. Er moet iets worden opgelost en het is mijn verantwoor­delijkheid.

 Met romans lezen overdag vergaat het me vaak net zo. Ik begin te lezen, maar val al lezend in slaap. Dat geeft niet want ik lees in mijn slaap gewoon door, zij het dat het boek gaandeweg verandert. Maar terwijl ik doorlees bedenk ik dan vaak 'dit kan nooit', Nescio is nooit in Amerika geweest en ik was daar ook niet bij.

 Soms denk ik in zo‘n droom: 'Ik droom dit dan misschien, maar zo is het boek wel beter'.

Tags: 

Klein gebrek geen bezwaar

 Wim Brands, die het best wist, had er plezier in mij in gezelschap te jennen met mijn doofheid. Ik verstond hem in een vergadering soms niet en dan riep hij 'versta je me nou? zie je hij verstaat me niet!'. In triomf want ik was zijn chef.

 Mijn onaangename vader was de eerste die zei 'je wordt doof, daar moet je wat aan laten doen'. Het hinderde hem./ Of ik er last van had interesseerde hem niet. Doofheid kan op weinig mededogen reken­en.

 Hoorapparaten zijn ondingen omdat het microfoontje achter het oor veel te ver van de sprekers vandaan is. Er komt allerlei vertroebelend geluid tussen de spreker en mij.

 Als je slechthorend bent moet je de mensen vragen te articuleren, maar dan gaan ze vaak tegen je loeien en dat helpt niet. Bovendien vergeten ze het na vijf minuten weer. Ik ga daarom zo dicht mogelijk bij sprekers staan, als het kan. Vergaderingen mijd ik. Ik heb zeer veel bijenkomsten met sprekers en voordrachten uitgezeten zonder iets te verstaan. Dan ga je naar achterhoofden en gezichten kijken of je laat je gedachten gaan. Mijn doofheid brengt ook een vervorming van het geluid mee, zodat ik muziek slecht kan volgen.

 Het is in mijn hoofd niet stil, integendeel, de buitenwereld komt heel gevarieerd binnen. Het hoge register, zwaluwen en merels doet het goed, het bouwen van stellingen en sirenes ook. Eigentijdse Hollandse brabbelspraak op radio of tv is nauwelijks te volgen. Ik zet de Belgen aan.

 Bij ons thuis in Zutphen kroop ik als vijfjarige onder het buffet (zoals een dressoir bij ons thuis heette) als de tante langskwam met haar 'koperen luistertrompet' zoals  Gerard Reve hem omschreef. Wij spraken ook over de ovalen plaatjes achterop de fietsspatborden van vroeger met SH erop. 'Ja, dat was ook mooi!'

Andere tijd

 Kleine Geschiedenis. Gisteren, bij de presentatie van het jubileumboek van het studentengezelschap 'Baart' waar ik toe behoorde bleek dat de sleutel tot wat de leden rond 1970 hadden geschreven.

 De woordkeus, wat ons bezighield, heel de tijdgeest komt bij lezing levendig terug. Ondertitel: 'Hoe zestien Amsterdamse studenten vanaf 1963 wel even de media zouden veroveren'.

 En, ze schreven. Alles werd overhoop gehaald in krantjes als Hitweek, Propria Cures en het eigen blaadje Bikkelacht. Zo namen er een paar deel aan een linkse groepsreis naar Cuba, werden er twee maar liefst drie weken opgesloten voor hun blaadje met een pornofoto van Beatrix en maakten ze een tentoonstelling over de jaren '50, om de voorbije tijd van hun jeugd te gedenken, waar zelfs Harry Mulisch en Louis Lehmann kwamen kijken.

 Gerard Reve was beschermheer omdat ie ze wel leuke jongens vond. We mochten bijeenkomen in z'n huisje in de Rozendwarsstraat toen ie zelf al in Greonterp woonde.

 De Amsterdam University Press geeft het boek uit.

Tags: 

Rudy en Gerard (2)

 Waarom schreven Rudy Kousbroek en Gerard Reve elkaar brieven? Rudy's aandeel is er. Van dat van Gerard nog maar gedeelten. Bijna iedereen, man of vrouw, werd verliefd op Gerard. Het is ook tussen Rudy en hem een liefdesgeschiedenis, anders kan ik het niet verklaren.

 Rudy bewonderde in Gerard vooral de romanschrijver die hij zelf niet was, al deed hij veel pogingen. Hij bekende me eens dat hij over de Japanse bezetting de roman 'The enemy' schreef die door Amerikaanse uitgevers werd geweigerd. Het leek wat op Ballards 'Empire of the sun', waarin een Engels jongetje in Shanghai de Japanse bezetters bewondert, zoals Rudy dat deed op Sumatra.

 Wat Rudy tegenstond was Gerards bekering tot het katholicisme. Hij ziet denk ik niet hoe bij Gerard geloof en literatuur een geheel vormen en gaat er met de traditionele argumenten tegenin. Vroeg of laat zou volgens Rudy het mysterie, het wereldraadsel wel door de wetenschap worden opgelost.

 Toch was Rudy, in Reviaanse termen, wel degelijk 'katholiek'. Zijn irrationele dierenliefde getuigt daarvan en zijn karper die zich liet liefkozen was in Gerards termen zeker een 'katholiek dier'.

 Veelzeggend is dan Rudy's brief van 11 februari 1979, in de tijd dat Reve psychotherapie onderging bij Jan Groothuyse. Waarom? 'Ik zou zo met je willen ruilen, jij mijn gevoelens en ik de jouwe. Zo lijkt het mij tenminste, maar mijn gevoel voor eigenwaarde is op zijn laagst en ik weet eigenlijk niet met wie ik zou willen ruilen.' 

Pagina's