Goud

'Gouden regels', die zoekt de redactie van de boekensite. Vanaf vandaag kan er elke dag naast de ochtendkoffie van de inlogger een gouden regel verschijnen.

Geen agendawijsheden, maar regels waar je naar kunt blijven staren zonder ze ooit helemaal te doorgronden.Dus niet zozeer 'Als ik praat over het weer, weet ik waar ik over praat (Kurt Schwitters) of 'Als je er last van heb, moet je zorgen dat je er gemak van krijgt' (Cornelis Bastiaan Vaandrager), als wel...Bezoeker van de boekensite, abonneer u. En laat u kennen. Stuur uw eigen gouden regel.

interieur
veldhospitaal

Nissenhut

Er zijn weinig bouwsels die instant een zo peilloze melancholie bij me oproepen als de Nissenhut. Toegegeven ik weet nog maar net dat ze zo heten en waarom ze zo heten, die halfcylindervormige bouwsels van golfijzer die je ziet op - liefst verlaten - kazerneterreinen, autosloperijen en vliegvelden.

De boogloodsen ontroeren denk ik omdat zo 'basic' zijn. Niet meer dan het allernoodzakelijkse om manschappen of materaal onder te brengen. Het is de ontroering die ook de Citroën 2CV teweegbrengt of de Baileybrug. De ontroering door vernuft. Goedkoop, handig, niet te verbeteren. Wat daar weer achter zit weet Rudy Kousbroek beter dan ik.Techniek en emotie. Hij is degeen aan wie ik meteen denk bij het zien van een Nissenhut.Ik zag ze voor het eerst op de vliegvelden Ypenburg en Valkenburg bij Den Haag, waar mijn Oom Bob, de marinevlieger me als kind heen bracht. Hoogzomer, trillende lucht boven de betonnen startbanen, en daarachter een groepje Nissenhutten. Wie bedacht ze? Het was een Engelse Luitenant-kolonel Nissen, in de Eerste Wereldoorlog. Hij ontwierp de simpele, niet geïsoleerde variant. De Amerikanen maakten in de aanloop naar WO II een verbeterde versie, de Quonsethut. Je ziet de stapelbedden. Je ruikt de paardendekens.Nissenhutten worden nog steeds gebouwd.

Tags: 
W.G.Sebald (1944-2001) na een lezing
Stig Dagerman (1923-1954)

How German is it?

 Zo heet een boekje dat ik bezit. Alleen de titel ervan is goed, dat is genoeg. Duitsland blijft me een raadsel. Deze zomer was een jong en energiek nationaal voetbalelftal dat derde werd onder leiding van de halve Engelsman Klinsmann aanleiding tot een onbegrijpelijke euforie. Hervonden zelfrespect, je niet meer schamen voor je land, juichte men. Een tribune vol Duitse vlaggen.

 Intussen ontmoette ik gisteren weer een jonge Duitse kunstenaar die naar Amsterdam was gekomen en weigerde zijn moedertaal te spreken. Nee, alleen Engels. Het zit diep.Duitsland heeft sinds de Tweede wereldoorlog geleefd in cultuur van zelfhaat. Daarin verschilt het grondig van Italië en Japan, waar geen mens zich meer bewust is van een verloren oorlog. Een andere halve Engelsman, W.G.Sebald breekt zich in zijn 'Luftkrieg und Literatur' het hoofd over de collectieve verdringing van de gebeurtenissen in het Duitsland van 1942-1947. Toen de Luftwaffe eenmaal was uitgeschakeld bombardeerde de Engelse luchtmacht, tot het eind van de oorlog drie jaar lang systematisch. In 400.000 vluchten werden 131 Duitse steden verwoest ten koste van 600.000 burgerslachtoffers. Zonder noemenswaard militair doel. Het ging er louter om de tegenstand van de bevolking te breken.

 Het fenomeen vuurstorm is uit die tijd. Lees Kurt Vonneguts 'Slaughterhouse Five' (1969) over het bombardement op Dresden. De massala verminkingen zijn maar spaarzaam geregistreerd. Na de overgave waren 3,5 miljoen huizen kapot. Men leefde in kelders en gammele noodwoningen, tussen ruines en enorme hopen puin. Ik heb ze nog gezien, in Koblenz en Keulen. Slatuintjes midden in het stadscentrum, tussen de puinbergen. En trams. Sebald (geboren 1944, geëmigreerd naar Norwich) kan niet begrijpen dat er in de Duitse literatuur zo weinig is geschreven over het leven in die jaren. Het was te erg, moet hij concluderen. Zo erg dat ontkenning het enige antwoord kon zijn op wat door velen werd ervaren als een straf van God. Over wat te erg was praat je niet. Anders roep je het weer op.En zo weten we nu bijzonder weinig over wat er in die jaren is gebeurd, en hoe men leefde tussen het puin. De schrijvers, hoeders van het collectief geheugen, schoten jammerlijk tekort. Aldus Sebald. Het beste verslag (1946) van de Trümmerzeit dat ik ken is van een buitenlander, de Zweed Stig Dagerman, door Karst Woudstra vertaald als 'Duitse herfst'.

Rudi Fuchs

Rembrandt volgens Fuchs

Eind maart bezocht ik voor de Avonden kunsthistoricus en oud-museumdirecteur Rudi Fuchs in Amsterdam-Zuid, in een torenkamer vol opengeslagen Rembrandtboeken en -reproducties. Nog voor de zomer zou zijn boek over Rembrandt verschijnen. De Rembrandt van Fuchs was bovenal een schilder, zei hij. En die schilder zou in zijn boek sprekend worden opgevoerd.

Een waagstuk omdat van Rembrandt zelf amper woorden bewaard bleven. Op tafel: reproducties van etsen, tekeningen en schilderijen die een rol zouden spelen in het boek. Oa. het weerkerend motief van de oude Simeon die, met het Christuskind op de arm, aan Jozef en Maria zijn toekomst voorspelt, verschillende stadia van de ets van 'De drie kruisen', en 'Christus geneest de zieken', de zg. 100 gulden prent. Fuchs studeerde ooit af op Rembrandt. En na 30 jaar moderne kunst probeerde hij te kijken alsof hij het werk van Rembrandt nog nooit gezien had. Zonder voorkennis. Kijken, net zo lang tot 'die dingen zichzelf beginnen te vertellen aan jou'. Het is begin juli geworden, maar het boek is er. Het heet 'Rembrandt spreekt' (Bezige Bij).

De Avonden maandag 27 maart 2006, met oa. de Werkplek van Rudi Fuchs
Beluister fragment

Gelukkige doden (3)

Dat er mensen zijn met talent voor doodzijn lijkt me onmiskenbaar. Bij hun leven zie je het al. Ze ontwikkelen iets voldongens, ontstijgen het ogenblik. Je ziet ze ook als ze er niet zijn. De dood wordt dan een kleine stap. Ze zijn er. Maar niet steeds, en niet op afroep.Zoals een blinde alleen een dak heeft als het regent en een grintpad in zijn tuin als er iemand over loopt. Sommigen verdwijnen met een vloek, zonder een spoor achter te laten. Was mijn vader zo iemand? Ik zie hem nooit.

Op de bouwrijpe moddervlakte waar de Stopera moet komen staat een tent. In één ervan treedt Dick Swidde op. Hij zingt zijn Duitse liedjes, vooral die van Friedrich Holländer. Van bladmuziek die hij uit zijn jeugd bewaard heeft, met piano en vioolbegeleiding: 'Bleibe bei mir' en 'Johnny wenn du Geburtstag hast'. Rond de zingende Boze Buurman neemt het publiek -niet toevallig- een brede kring niemandsland in acht. Wie herinnert zich niet Ja Zuster, Nee Zuster. Daar zit hij, op een barkruk, de zoon van de kachelsmid uit Purmerend, die de moeder van Fien de la Mar nog heeft zien optreden als Die tolle Lola, door een kier in een houten schouwburg. Hij draagt zijn pet met pompoen en de broek, die hij zelf heeft uitgelegd. Twee rode, V-vormige stukken zijn van achteren onder de broekband ingezet, in het grijs. Stoelen matten kan hij ook, als het moet.Opeens komt uit het publiek een klein negerjongetje op hem toe. Ik hou m'n hart vast. Ik ken zijn idee van kinderen: 'Het zijn krengen, dat weet ik want ik ben er zelf een geweest.' Dit jongetje bemerkt te laat dat het een grens overschrijdt. 'Zo kind,' zegt Dick op een toon waar een immense dreiging van uitgaat. 'Ga jij maar weer gauw naar je moe.'Het jongetje deinst terug of het de duivel heeft gezien. Ik ga Dick ophalen op het Suikerhofje aan de Prinsengracht. Hier, in de bedstee, heeft hij zijn moeder verpleegd, tot het eind. Een laatste blik in de spiegel, 'handjes wassen, tandjes plakken' en dan gaan we Ischa Meijer ophalen. Ischa bewondert Dick mateloos, vraagt hem het hemd van het lijf. Het is 'meneer Swidde' voor en na. Ze staan vanavond allebei in 'Hoorspel' van Peter Handke. In mijn Renault 4 rijden we naar Hilversum. Halverwege zegt Ischa: 'Kunnen we niet ergens iets te eten te halen?' Er is nog tijd, ik rijd Weesp in , we trekken frikadellen en een bamibal.'Maar kind, moet je nou nog meer eten,' zegt Swidde, 'je bent al zo dik.'

foto: Ingmar Heytze
foto: Bookcrossing

Mug? (2)

Meer alternatief boekgebruik.

Ingmar Heytze schrijft: 'Dit boek dient na lezing alweer een week of twee als onderzetter voor mijn uil.'Het blijkt te gaan om de dichtbundel 'Toendra' van Willem Thies. En het mooie initiatief bookcrosser@bookieboy.co.uk stuurt 'Mijn boeken in hun favoriete omgeving.'Boeken als vitrage?

Tags: 
Rudi ter Haar (1968)

Rudi ter Haar

Rudi ter Haar werd onsterfelijk door zijn gedicht: De uitvinding van de romantiek: De zon gaat onder,Ik voel me bijzonder.

Het verscheen op 4 februari 1967 in het Amsterdamse studentenblad Propria Cures, en sindsdien in bloemlezingen, waaronder die van Komrij en nu op websites. In een kleine keuze uit PC, in 1972 samengesteld door Rogier Proper staan nog vijf andere gedichten van Ter Haar. Twee ervan uit '66. 

 

Het geluk:

 

op een trieste dag

toen ik rut was en honger had

vond ik, wanhopig speurend

in jas- en broekzakken,

een kalme gulden,

die daar tussen

potloodstompjes en tabakskruimels

te wachten lag;

ik voelde toen

een echt geluk:

ik rekende op niets

en kreeg iets meer.

 

Hakke hakke puf puf

 

De trein van Brussel-Zuid

naar Brussel-Noord

Tobben over geld, pijn in een

schouder, wat straks te zeggen

tegen E., tocht bij het raampje,

wel of geen sigaret, een blik

die misschien meer betekent,

de toekomst zelfs (en wat

die brengen moge).

 

Met leed boven leed

Komt troost uit

de Gazet van buurman:

'Zieke Zigeunerkoning Moet

Zijn Viool Verkopen'.

Nooit verscheen er een bundel. Ik kende hem en heb een foto uit die tijd waarop hij een pet draagt. En nu tref ik hem op een raadselachtige website Helanville, een kunstenaarsonderkomen. PS. Bijgaand klassieke logo van PC, tot op heden in gebruik, werd door mederedacteur Theun de Winter en mij in 1968 uit een schoenendoos met oude cliché's gevist en in ere hersteld. Het wordt nog steeds gebruikt.

Tags: 
foto Olaf Risee
Abma (3)
Abma (2)
foto Henk Abma (1)

Mug?

 De redactie van de Boekensuite (Nadja Cohen en Annemieke Houben) raakte opeens geweldig geïnteresseerd in het boek als gebruiksvoorwerp. Meer precies als slagwapen. Er waren visioenen van bladzijden met bloedvlekjes en de restjes van een mug of een mier, een wespenvleugel op een omslag. En vandaar in het boek als raamsteun of verhoging van het televisie-toestel of computerscherm. Of nog weer anders.Kortweg, de mug als komkommer. Een prijsvraag dus.

 En daar kwamen ze. Eerst Olaf Risee, in Beveren-Leie, België, die schrijft: 'Ik gebruik Het verdriet van België van Hugo Claus om een openstaand raam ook daadwerkelijk open te laten staan.'Dan Henk Abma, die uit Frankrijk bericht: "Mijn bijdrage aan 'waar hangt uw boek uit': aulapocket van de indertijd zeer bekende psycholoog F.J.J. Buytendijk. Het boek De vrouw opent met de regel: 'Het uitgangspunt van deze studie is geweest, dat de vrouw een mens is.' Ik heb het binnenwerk daarom verwijderd en in de fluwelen ruimte een reproductie van Gustav-Adolf Mossa (Nice 1883-1971) geplaatst. De titel van het schilderij is: She (1905).''

Peter te Nuyl

Het geluid van Nederland

Erik van den Berg schreef: 'Een vraag over 'Het geluid vanNederland' (donderdag 22.45 in De Avonden). Is dit ooit echt opgenomen, en waartoe? Ik kan me niet voorstellen dat dit soort opnamen ooit ergens van pas kwamen. Is het allemaal mooie fake? Of is het de bedoeling dat dit een raadsel blijft?'

Peter te Nuyl, de maker van 'Het geluid' heeft het toch wel een paar keer vermeld. Die geluiden zijn ooit opgenomen door de Nederlandse Radio Unie voor hoorspelen in de jaren '50 en '60. en veel gebruikt. De 'hoorspelkern' produceerde toen dagelijks allerlei hoorspelen. Peter te Nuyl heeft die geluiden ook weer gebruikt bij zijn bewerking van Voskuils Bureau. En dat zo secuur en levensecht dat ze in het verhaal voorkomen, kloppend op jaartal.Terzijde: wanneer je archiefonderzoek zo grondig doorvoert en toepast als Peter te Nuyl heeft gedaan en je werk wordt aangezien voor een mooie fake is dat misschien het hoogste compliment. 'Te mooi om waar te zijn.'Maar het is waar!Op de Voskuil-pagina een gesprek met Te Nuyl over oa. de geluiden in Het Bureau.

Het Bureau op de radio
Beluister fragment
tekst van Michel van de Waart, vormgegeven door Ivo Bakkes (niet uit de bundel 'Gedichten', die alleen tekst geeft)

Michel van de Waart

Op donderdag 29 juni was ik bij de eindexamen manifestatie van de eerste lichting studenten van de afdeling Schrijven aan de Rietveld Academie (GRAS). De geest woei. Dat het een aard had. Hoe moet je het zeggen? Luister naar het verslag in de Avonden. Daar trof ik ook Michel van de Waart, die vertelde over zijn gefilmde portretten van oude mensen, die eigenlijk foto's zijn waarin alleen af een toe een ooglid beweegt of een mondhoek trekt. Michel gaf zijn modellen de instructie 'te poseren als voor een foto'.Dat levert gezichten op waaruit je een mensenleven afleest. We fantaseerden een heel tv-kanaal met gezichten, op deze manier in beeld gebracht. Door een 'bewakingscamera'. Het staren in ere hersteld.Ik kreeg een bundeltje met veertien gedichten van hem.Ook op die gedichten kun je blijven staren.

we zouden naar het museumwe houden onze jassen aanwe lopen door de zalenals iederen slaaptde beelden zijn ingepaktde muren zijn witwe trekken een horizon met een sleuteldit is geen oefeningwe kunnen maar met één oogtegelijk kijken

De avonden (ma) 2006 03 jul 2006 uur 3
Beluister fragment

Pagina's