Er zijn weinig bouwsels die instant een zo peilloze melancholie bij me oproepen als de Nissenhut. Toegegeven ik weet nog maar net dat ze zo heten en waarom ze zo heten, die halfcylindervormige bouwsels van golfijzer die je ziet op - liefst verlaten - kazerneterreinen, autosloperijen en vliegvelden.
De boogloodsen ontroeren denk ik omdat zo 'basic' zijn. Niet meer dan het allernoodzakelijkse om manschappen of materaal onder te brengen. Het is de ontroering die ook de Citroën 2CV teweegbrengt of de Baileybrug. De ontroering door vernuft. Goedkoop, handig, niet te verbeteren. Wat daar weer achter zit weet Rudy Kousbroek beter dan ik.Techniek en emotie. Hij is degeen aan wie ik meteen denk bij het zien van een Nissenhut.Ik zag ze voor het eerst op de vliegvelden Ypenburg en Valkenburg bij Den Haag, waar mijn Oom Bob, de marinevlieger me als kind heen bracht. Hoogzomer, trillende lucht boven de betonnen startbanen, en daarachter een groepje Nissenhutten. Wie bedacht ze? Het was een Engelse Luitenant-kolonel Nissen, in de Eerste Wereldoorlog. Hij ontwierp de simpele, niet geïsoleerde variant. De Amerikanen maakten in de aanloop naar WO II een verbeterde versie, de Quonsethut. Je ziet de stapelbedden. Je ruikt de paardendekens.Nissenhutten worden nog steeds gebouwd.