zondag 25 maart 2007 - 00:09
Nooit raak ik uitgekeken op de kruisiging. Vooral op doek of in hout uit de 15de en 16de eeuw. De stervende naakte man met beneden zich zijn moeder, maar ook altijd een bonte groep beeldschone vrouwen in de elegantste kleren die je maar kunt verzinnen, behangen met juwelen. Ze zien er uit of ze net van de kapper, de kleermaker en de juwelier komen. De stervende zou hun parfums moeten kunnen ruiken.
In dit tafereel vermoed ik de kern van het katholieke geloof. De tegenspraak is schijn. Deze dingen bestaan naast elkaar en zijn daarom elk voor zich niet minder waar.In het Catharijne Convent in Utrecht zag ik de vaste heiligen, mostransen en kazuifels, en ook afbeeldingen van 'Vrouwen in de bijbel'. Daarnaast is er een tentoonstelling over het kloosterleven. En zie daar ligt in vertaling de kloosterregel van Augustinus uit het jaar 397 met een inleiding van Kees Fens. Hoogst verwarrend om eerst al die vrouwen te zien en daarna te lezen wat nonnen - bruiden van Christus, er is een bruidskleed - allemaal niet mochten. 'Of u nu loopt of stilstaat, in uw kleding en in al uw bewegingen mag u niemands lust opwekken.' 'Wassen van het lichaam en gebruik van het bad vindt niet voortdurend plaats, maar om de zoveel tijd zoals gebruikelijk, dat wil zeggen eens per maand.''Ook al valt uw oog eens op een man, u mag de blik nooit strak op iemand gericht houden.'Kerkvader Augustinus had een vriendin en leefde als een heiden voor hij zich bekeerde. Hij wist waar hij het over had.Nui begrijp ik nog beter wat de Romeinen - met hun badhuizen - tegen Christenen hadden. Ze stonken.