‘In de auto, ter hoogte van Overveen, kreeg ik een briljant idee. Inzicht zette de omgeving in hel licht. Maar ik had geen opschrijfboekje bij me. Meteen voel ik me geamputeerd. Een opschrijfboekje behoort tot mijn standaard extra lichaamsdelen. En nu miste ik de simpelste prothese. Het gevolg was fantoompijn. Ik voel de pen en het boekje in mijn vingers, maar ze waren er niet. Ik sloeg af naar de dorpskern maar het kopen van een opschrijfboekje bleek in O. niet eenvoudig. Na veel zoeken en keren vond ik in een souvenirzaak toch nog een klein notitieblok. Maar nu was ik vergeten wat ik zo nodig moest opschrijven. Ik bekijk het blok, alsof dat het me kon vertellen. `Schrijfblok' stond erop, `100 vel A7, chloorvrij gebleekt'.
Van het idee heb ik niets meer vernomen. Misschien kwam het weer langs, maar herkende ik het niet als dat van bij Overveen, misschien omdat het alleen daar, ter hoogte van Overveen, op die dag, op dat uur, geldig was. Misschien was het ook alleen daar heel even briljant en trok het zich daarna, in alle bescheidenheid, voorgoed terug.’
Rudy Kousbroek stuurde me toen dit - mij onbekende - gedicht van Emily Dickinson:
A THOUGHT went up my mind to‑day
That I have had before,
But did not finish, -some way back,
I could not fix the year,
Nor where it went, nor why it came
The second time to me,
Nor definitely what it was,
Have I the art to say.
But somewhere in my soul, I know
I`ve met the thing before;
It just reminded me -`t was all-
And came my way no more.