Pin-up 150x230 (2008)
 Compassion 114x150 (2006)

Iris van Dongen (2)

Waar bleef de schoonheid in de kunst? Je kon hele musea door dwalen zonder een mooi meisje te zien. Waar waren ze? Voorgoed verbannen naar commercie en kitsch?

Iris van Dongen (Tilburg, 1975) werkt nu in Berlijn.
Haar onderwerp is de mooie vrouw en de argwaan. Echte schoonheid boezemt ontzag in, schept afstand. Wordt bewonderd en/of gewantrouwd. Verdacht gemaakt ook. Het zal wel retouche zijn of make-up. De mensen zijn er bang van. Ze zullen wegkijken eerder dan kijken. 
Vaak is de schoonheid 'prisonnière du regard'. In reclame of ideologie, of eenvoudig als pronkstuk in de collectie van een rijke man. Het ongeluk ligt op de loer, vlak naast het cliché.  Iris van Dongen herintroduceert het mooie meisje. 
De aankleding van de modellen is uitzonderlijk. Wat een stoffen, wat en motiefjes! Het Berlijnse atelier van Iris van Dongen schijnt een boudoir te zijn. Net als alle klassieke schilders kiest ze met zorg de kleren, make-up en haardracht voor haar modellen. 
Ze schuwt de clichés van film en strip niet, van klassieken uit de schilderkunst evenmin.
En zo zie je verhitte gezichten gehuld in fluwelig zwart. Rode ogen zelfs. Haar heldinnen wankelen tusen slet en heilige, slachtoffer en intrigante. Maar de gothic uit haar begintijd is ze voorbij, al citeert ze nog even Alice Cooper en Roxy Music. Maar het zouden ook J.K.Huysmans of Georges Bataille kunnen zijn.
Iris van Dongen speelt nu met de eindeloze betekenislagen van haar onderwerp, waarvan ironie het lijkt te winnen.
Alles op het kantje. Haar modellen zijn idioot mooi, haar techniek is perfect, de vrouwenblikken gaan door merg en been. Maar wat denken ze? Je weet het nooit. Of ze je nu in het gezicht kijken of dat hun blikken naar binnen zijn gericht.

 'Suspicious III', idem 240x150 (2008)
 
'Doomed', pastel en conté op papier 150x230 (2006),

Iris van Dongen (1)

Vanmiddag zag ik 'Suspicious' de tentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam met tekeningen van Iris van Dongen, nu ja tekeningen, het zijn heel gecompliceerde voorstellingen gemaakt uit een onderlaag van pastelkrijt, waar overheen vaak weer houtskool. Razend knap en zeer overtuigend.

'Suspicious' gaat over vrouwen, bijna altijd erg mooie vrouwen en over argwaan. Er is altijd iets niet in de haak.
Een serie die ook 'Suspicious' heet laat vrouwen met slangen zien, en ja Eva was de eerste mens die zondigde, op aanraden van de slang.
Waar de vrouw is, is gevaar. Maar dan. Bedreigt het ook haar? Is ze het zelf? Houdt ze ervan?
Schilders begrepen al vroeg dat Eva een mooie vrouw moest zijn. Dat is ook het onderwerp van Iris van Dongen, de mooie vrouw.Ze wordt ze bekeken. Hoe? Door mannen? Door andere vrouwen? Door zichzelf? We zien een heel scala aan reacties. Van verering tot agressie.
Zijn dit godinnen? In de catalogus spreekt Sacha Bronwasser over de eenzaamheid van de extreem mooie vrouw. Let wel degene die haar schoonheid ook uitdraagt. Er mee optreedt. Mensen gaan zich vreemd, vijandig gedragen. De menigte wijkt uiteen. Mannen buigen zich over hun kranten.
Morgen meer. 

 Guy Mitchell

Sippin' soda

'Met het oog op morgen' vroeg of ik iets wilde zeggen over de jaren '50, naar aanleiding van het verschijnen van een reuzendoos CD's samengesteld door Vic van de Reijt (zoals in de Volkskrant al afgedrukt). Maar ik sloeg af. Iets algemeens zeggen over een decade is dwaasheid, zoals de historicus Hans Righart al eens uitlegde over de jaren '60. Hoe het was?

De Haagse Vogelwijk leek mij een bastion toe van louter Amerikaans levensgeluk waarin niet doorgedrongen kon worden.
Jan Dalhuizen was de naam van de beste voetballer en natuurlijke leider van de klas. De zonnige dag dat ik met hem na school mocht meelopen naar de Zwanenlaan zit in technicolor mijn hoofd.
Een huis waar je omheen kon lopen, met een achtertuin waar de familie pelpinda's at en Coca cola dronk, terwijl de grammofoon twee liedjes speelde die uit mijn hoofd nooit meer te verwijderen zijn: 'Tell me a story' (kinderkoor) en 'Sippin' soda (with a straw)'.
Jan Dalhuizen had -of het niet op kon- ook een ouder zusje, pijnlijk, keelknijpend mooi, dat Grietje heette. Ze moest weg, ik zag haar wegfietsen door de bochtige Zwanenlaan. Misschien dateert van dat moment de notie hoe gelukkig wij ons moeten prijzen te mogen opgroeien in een land waar de meisjes fietsen, zodat je vrijelijk naar hun zomerse benen in beweging kunt kijken. 

 Jan Jansen in het Valkhof
 het fameuze bamboehakje

De schoenen van Jan Jansen (2)

Vanmiddag sprak ik Jan Jansen (1941) en ook zijn vrouw Tonny, met wie hij al 45 jaar samenwerkt ('ik ben nog nooit vreemdgegaan,' zegt ze, bedoelend dat ze nooit andere schoenen dan die van Jan heeft gedragen). 't Was in het Valkhof in Nijmegen waar zijn schoenen - oogst van 45 jaar ontwerpen - worden geëxposeerd.

Wereldbekend is ie, maar nog steeds doet Jan Jansen alles zelf, van elke model maakt hij zelf een leest en een exemplaar.
Ik had vragen, veel. Aan een man die z'n leven lang tussen vrouw en schoen heeft verkeerd. Want, zei ik, een schoen lijkt een gebruiksartikel, maar als je ziet hoe de mensen er mee omgaan is er veel meer aan de hand.
Was niet de schoenlapper de magische figuur die Pinocchio tot leven wekte? Verhalen te over, van het glazen muiltje van Assepoester en de rode schoentjes die maar door bleven dansen tot de zevenmijlslaarzen en de blue suede shoes?
De glimlachjes van Jan Jansen zijn een puur genoegen. 
Ja, wat er soms in die schoenenkoopsters vaart, hij is altijd weer verbaasd. En dat terwijl hij met z'n vreemde vorm- en stijloefeningen de extremist in schoenenland mag heten. Een beminnelijke provocateur.
In Japan - waar ze hem om z’n handtekening vragen - zag ie meisjes op hoge hakken pingpongen. Dat ging beter, zeiden ze. 

Dinsdagavond na 21.00 is ie te horen in de Avonden. 

 
 

De schoenen van Jan Jansen

Niet eenvoudig om je voor te bereiden op een gesprek met de schoenontwerper Jan Jansen, die momenteel exposeert in het Nijmeegse Valkhof. Wat je over mode leest blijft vaak steken in algemeenheden. Ik vond een beschouwing over de hoge hak van Vogue-redacteur Rona Berg.Na wat rituele wendingen over het ongemak legt ze in een paar zinnen de psychologie en fysiologie van de hak neer: 'Met hoge hakken "verkleedt" een vrouw zich. Met hoge hakken kun je de leiding nemen inplaats van te volgen.'

En dan staat er: 'Een gewone vrouw wordt een torenhoge verleidster, die letterlijk op mannen neer kan zien.'
En: 'Het is fysiek niet mogelijk in elkaar gedoken op hoge hakken te staan. De vrouw wordt gedwongen zich en houding of zelfs pose aan te meten, aangezien het anatomisch zwaartepunt naar voren wordt verplaatst. De onderrug wordt hol, wervelkolom en benen lijken langer en de borstpartij wordt naar voren geduwd. Kuiten en enkels krijgen meer vorm en de wreven lijken uit de schoenen op te welven.'

De beroemde seksuoloog Alfred Kinsey had ook een mening: 'Hoge hakken dwingen de vrouwenvoet in de houding die ook optreedt als een vrouw seksueel opgewonden is en de hele voet kan worden gestrekt tot hij de lijn van de rest van het been volgt.'

 
 
 

Rotondekunst (3)

Hoe liep het af? Op woensdagavond 4 februari kwam er een mail van Hans Aarsman, die m'n logje had gelezen over zijn (en die van Erik Kessels) rotonde bij Lopik. Waarin ik me afvroeg hoe ze zich hieruit gingen redden. Die 6 februari kon ik onmogelijk in Lopik zijn. Maar 's avonds vertelde een persbericht wat er gebeurd was.

Voor de Lopikse rotonde hadden Kessels en Aarsman twee avonden georganiseerd in het Lopikse buurtcentrum de Schouw. Ieder bedrijf werd uitgenodigd een werknemer te sturen om een ontwerp op schaal te maken. Twaalf ontwerpen zagen die avonden het licht. Maar wat deze betrokkenen tot aan de onthulling niet wisten, is dat alle ontwerpen deel van het uiteindelijke werk zouden worden.
Alle twaalf ontwerpen zijn nu verguld, gefotografeerd en in een capsule gestopt. De rotonde in Lopik krijgt een grasheuvel en daarin komt, diep onder de grond, deze capsule te liggen. Zoals de Egyptenaren hun wereld op schaal meegaven aan de
doden.
Het enige wat bovengronds verwijst naar wat eronder zit, is een gouden pijl met de tekst: Het Goud Van Lopik.

Ga kijken op het Lopikse bedrijventerrein De Copen.
Rotondekunst to end all rotondekunst?

W.G.Sebald in Brussel (4)

 Omdat W.G.Sebald een liefhebber was van toeval, die zelfs een 'toevalsclub' stichtte, zoals ik van zijn vriendin Ria Loohuizen hoorde, kon een toeval bij dit Brussel-bezoek niet uitblijven.

 Te eten bij Els Moors kreeg ik Vlierbessenwijn te drinken.
En dat terwijl Els toch niet kon weten dat Ria Loohuizen na de dood van Max Sebald op het kerkhof van Norwich een vlierstruik heeft geplant.
Dit omdat Max en zij allebei de traditie kenden die zegt dat wanneer je dat doet en de vlier gaat in het voorjaar bloeien, de ziel van de gestorvene naar de hemel kan opstijgen.
Sebald leerde die verhalen van zijn grootvader. De man die hem opvoedde en die in de hongertijd na WOII eten bereidde van bessen en paddestoelen, waar hij alles van wist.  

 Zie ook Ria's boekje 'Vlier in de fles' (uitg. Atlas, 2002), met vele recepten, maar ook de vermelding dat in sagen, vooral uit Tirol (vlakbij waar Sebald vandaan kwam) een kruis van vliertakken op doodkisten werd gelegd die dan bij de begrafenis rechtop in de grond werden geplant. Soms gebruikte de voerman van de lijkkoets zelfs een vliertak om de paarden aan te sporen.

W.G.Sebald in Brussel (3)

 Tijdens de Brusselse Sebald-avond van afgelopen donderdag was Klara-radioman Jean-Pierre Rondas 'moderator'. Met Stefan Hertmans en de germaniste Irene Heidelberger besprak hij grote Sebald-thema's als het lot van Duitsland, zijn streven 'de doden recht te doen' en het recht van een schrijver 'de waarheid te liegen'.De passage uit Austerlitz werd aangehaald waarin de schrijver het leed van de wereld samengebald ziet in een hertshoornen knoop, die hij aantreft in het voormalige kamp Theresienstadt.

 Ook over Sebald en België ging het. Van Baudelaire haalt hij de passage aan over de lelijkheid der Belgen (hilariteit in de zaal).
De monumentale Antwerpse stationsklok speelt een rol in zijn eerste - en laatste - roman Austerlitz (2001), waarin ook het voormalige concentratiekamp Fort Breendonk uitvoerig wordt  beschreven. In Antwerpen was hij vaak. De oude binnenstad en de bijzondere straatnamen daar. Hoe hij gelopen heeft is het panel een raadsel. De Immerseelstraat is echt een heel eind van de Paradijsstraat.  Ik vermoed dat Sebald op de kaart mooie straatnamen verzameld heeft.

 

Tags: 
 Eric Duivenvoorden
 

Robert Jasper Grootveld (2)

Morgen na 21.00 is Eric Duivenvoorden in de Avonden te horen over 'Magiër van een nieuwe tijd.' Zijn boek over 'Het leven van Robert Jasper Grootveld.'Een mirakel dat het boek er - in nauwe samenspraak met hem - gekomen is.

Jasper schreef zelf niet, al ontdekte Eric jeugdverhalen (de 'dromenbundel Het riool') die ik graag zou lezen.Toen we contact hadden bij de presentatie van het boek 'De eindeloze jaren '60' van Hans Righart (1995), bij welke gelegenheid Jasper een mooie speech hield, zei hij me nog hoezeer hij dat als een gemis zag. Hij had zijn verhaal zo graag zelf opgeschreven.
Hoewel uit een niet-lezend milieu had hij de romans van Kafka bij verschijning in Nederland gelezen ('Amerika' sprak hem het meest aan) en zelf schrijven lag in de rede.
Tenslotte werd hij journalist in opleiding bij Jan Vrijman en bracht in 1961 één nummer van een eigen blad uit: Rabarber, waaraan oa. Gerard Reve meewerkte (?).

Zijn rookfilosofie - het roken gezien als mensoffer, als camouflage van leegte - werd gecelebreerd in de 'Anti-rook Tempel'.
En Grootvelds ver strekkende gedachten over de komst van Klaas - de Amsterdamse Heilige Nicolaas - en de Amsterdamse Stille omgang zijn in 'Magiër van een nieuwe tijd' ook eens en voor al vastgelegd.  

Eric Duivenvoorden
Beluister fragment
model aan de drukpers
 portret van de gevreesde Surrealisme-chef André Breton (1930)

Man Ray

Vanochtend tijdens de zaterdagochtend van De Avonden mocht ik door het lege Fotomuseum in Den Haag dwalen, een vriendelijke meneer deed alles van het alarm af en daar stond ik. Een museum voor je alleen.

Dit zijn dingen die ik niet kende. Z'n 'gesolariseerde' kunstfoto's (waar zo'n halo om de gestalten komt) en de 'rayografieën' (de foto zonder camera) verveelden me - fotoshop avant la lettre. Maar nu. De echte Immanuel Radnitsky (1890-1976).
Die helemaal geen fotograaf wilde zijn, al was ie de geliefde kiekjesmaker van de Parijse kunstscene in de jaren '20 - erg leuke van Picasso tot Delaunay - en heeft hij uit de losse hand uitzonderlijke, zomaar huiselijke vrouwenportretten gemaakt.
Nee, hij wilde kunstenaar zijn, kon niet ophouden met bedenken wat je met alles kon doen. Mensen incluis.
Als kind al. Toen de huisschilder kwam, bij hem thuis in Brooklyn, smeerde hij z'n gezicht in met verf. Ontdekte hoe je afdrukken kon maken.
Zijn vader, de kleermaker en zijn moeder, die alle kleren voor het gezin uit overgeschoten lappen maakte, zetten ook veel klaar. Daar komen die verwoestende strijkijzers en paspoppen vandaan.
Dat is een kunstenaar, iemand die een lampekap kan oppakken en er iets mee doen. Tekenend, filmend, assemblerend, fotograferend, hoe ook. 

Pagina's