Vanochtend tijdens de zaterdagochtend van De Avonden mocht ik door het lege Fotomuseum in Den Haag dwalen, een vriendelijke meneer deed alles van het alarm af en daar stond ik. Een museum voor je alleen.
Dit zijn dingen die ik niet kende. Z'n 'gesolariseerde' kunstfoto's (waar zo'n halo om de gestalten komt) en de 'rayografieën' (de foto zonder camera) verveelden me - fotoshop avant la lettre. Maar nu. De echte Immanuel Radnitsky (1890-1976).
Die helemaal geen fotograaf wilde zijn, al was ie de geliefde kiekjesmaker van de Parijse kunstscene in de jaren '20 - erg leuke van Picasso tot Delaunay - en heeft hij uit de losse hand uitzonderlijke, zomaar huiselijke vrouwenportretten gemaakt.
Nee, hij wilde kunstenaar zijn, kon niet ophouden met bedenken wat je met alles kon doen. Mensen incluis.
Als kind al. Toen de huisschilder kwam, bij hem thuis in Brooklyn, smeerde hij z'n gezicht in met verf. Ontdekte hoe je afdrukken kon maken.
Zijn vader, de kleermaker en zijn moeder, die alle kleren voor het gezin uit overgeschoten lappen maakte, zetten ook veel klaar. Daar komen die verwoestende strijkijzers en paspoppen vandaan.
Dat is een kunstenaar, iemand die een lampekap kan oppakken en er iets mee doen. Tekenend, filmend, assemblerend, fotograferend, hoe ook.