Niet alleen hun kledij, hun pruiken en kousen, vooral hun houdingen, de manier waarop ze elkaar tegemoet treden, kopjes thee drinken met geheven pink, elkaars hand kussen, dansen of de poes aaien.
Vrouwen en mannen zitten er kleurig en onberispelijk bij.
In één woord, alles is mooi. Geluk, in breekbaar porselein gegoten. Geen vrouw (of man) zonder blosjes. Ze glimmen, zoals alleen porselein kan glimmen.
Wat er maar te vinden is aan definities van het woord kitsch schiet hopeloos tekort. Het woord komt van de Münchener rommelmarkt, omstreeks 1860. En verwijst ruwweg naar massaal geproduceerde beeldjes en plaatjes voor een groot publiek, sentimenteel, melodramatisch. Namaak-kunst, smakeloos.
Sinds Jeff Koons wordt daar wat anders over gedacht, ik weet het, maar ik neem ze nu maar eens serieus. In het Meissener porselein wordt iets uitgedrukt dat ongrijpbaar is geworden.
Een rituele vormelijkheid waarin men zich thuis voelde. En veilig. Terwijl je weet dat de Franse Revolutie niet ver is. En dat het porselein en al wat er aan precieuze kleding en gebaren in ligt opgeslagen onherroepelijk aan scherven zal gaan.
Niettemin herrees de Meissener porselein fabriek telkens weer, en bestaat tot op de huidige dag. Er is 'behoefte aan'. Maar waaraan?