Ze zijn na de oorlog bij mijn ouders ingetrokken. In Zutphen, in 1945. Uitgeput door gedwongen verhuizingen, ziekte en oorlog. Daar stierven ze kort na elkaar, nog maar zestig en negenenvijftig jaar oud, toen ik drie, vier was.
Mijn grootvader was eenzijdig verlamd sinds een attaque in Havana. Pensioen was er nauwelijks. Hij liep met een stok en was grimmig. Toen ik hem als peuter eens op een been imiteerde sloeg de vrouwen de schrik om het hart. Maar hij zag het, lachte:en zei: ’Hij doet mij na!’
Het werd me verteld. Ik weet er niets meer van.
Met mijn moeder ben ik een keer bij hun graf geweest. Gelegen op een eiland in een grote vijver in Zutphen. En later nog eens, alleen. Het vroor, de vijver rond de begraafplaats was vol schaatsers, het dodeneiland zomaar toegankelijk.
Ik schaatste er heen op mijn houten kinderschaatsen. En vond het graf terug.
Kort daarna verhuisde het gezin naar Den Haag. En alle jaren tussen toen en nu sprak niemand over het graf. Mijn moeder had veel van de hare gehouden, maar zweeg.
Ik heb altijd gedacht dat het 'geruimd' zou zijn.
Maar gisteren zag ik op Internet dat de Zutphense Oude Begraafplaats niet meer gebruikt wordt, maar nog wel bestaat. Foto’s van een idyllisch parkje op een eiland met hoge bomen. Met hier en daar wat scheve grafzerken in het gras.
Er staat zelfs een register op Internet. En daar vond ik ze, de kapitein en z'n vrouw, die haar kinderen zo mooi aankleedde en fotografeerde.
Even kwamen ze heel dichtbij.