Kijkduin (1)

 Twee verdwenen steden heb ik gekend, Reimerswaal en Kijkduin. Hun namen zijn niet van de kaart verdwenen, maar dat is alles, er is op die plaatsen nu iets heel anders.

 Het Kijkduin even buiten Den Haag waar ik als kind speelde was een ruïnestad. Mijn moeder had er met haar zus, broer en ouders gewoond in de verdwenen Noordwijkselaan. Er stonden op die plaats nog wat brokkelige muurtjes in het duinzand. De geschiedenis van Kijkduin is ongeschreven gebleven, al zijn er fragmenten van Clara Eggink, die er met J.C.Bloem en hun zoontje Wim - een Wim is bij Campert altijd een zeurpiet of erger - woonde, aan de Duinlaan, naast Joekie Broedelet en haar zoontje Remco Campert. Remco heeft duinver­halen geschreven in De jongen met het mes. Ook in z'n hoor­spel ‘Het einde van een stad’ ruist de zee. Hij woonde er in 1937, mijn moeder ook. Remco was toen acht, zij net twintig. Ze zijn langs elkaar heen gelopen. Of gefietst.  

 Mijn groot­vader, de afgekeurde, invalide zeekapitein van de Holland Amerika Lijn, pacht de fietsenstalling achter het strandhotel. Vergeefs, de kinderen fietsen weg zonder te betalen. Remco schrijft in 'Herinner je je nog?' (1956):

 'De storm blies de zomerkuilen in het strand dicht, blies het zand in de verlaten houten limonadetentjes en de keet van de reddingbrigade, zwaaide het zand in bijtende golven het lege terras van het badhotel op, tegen de grote spiegelruiten aan, waar niemand zich in spiegelde. Het hotel stond als een spookhuis aan het einde van de boulevard.