Remco’s portret

 Vorig jaar, tijdens een huldiging moest ik in de Amsterdamse Brakke Grond het podium op om met Remco Campert te praten over onze 'radiojaren'. Hij beklom het podium over het trapje rechts, ik kwam over het trapje links. We kwamen allebei op leunend op een stok. Een komische vertoning. Wat Remco onderstreepte door te zeggen 'twee wrakken'.

 De zaal lachte. Ik liet een aflevering van de Harm en Miepje Kurk-story horen en daarna een hoorspelfragment waarin Remco zelf speelde, een verhaal dat verwees naar zijn jeugdjaren in Kijkduin bij Den Haag dat ik goed ken, waar mijn moeder woonde en mijn grootvader, de gewezen kapitein, de fietsenstalling pachtte.

 En nu lees ik het portret dat Mirjam van Hengel van hem schreef: 'Een knipperend ogenblik'. En blijken we nog meer te delen dan ik al wist. Haagse jaren (je hoort het nog, er zit geen spoor van Amsterdam in zijn stem), maar ook de Veluwe. Zie daarvoor ook de verhalen in mijn boekje 'De gabardine regenjas'.

 De intocht van de Canadezen. Bij hem Epe, mij was het Zutphen waar ze in huis kwamen. Een van hen, een timmerman, timmerde van overgebleven hout wat later 'het Canadezenkastje' heette om mijn schaarse speelgoed in op te bergen.

 Nu moet ik ophouden en verder lezen - bladeren deed ik al genoeg. Mirjam van Hengel heeft het onmogelijke gedaan. Een portret gemaakt waarvan je meteen zegt ‘ja, sprekend’.

ps. Er zijn nog een paar ex. van de Gabardine regenjas, bijna op. Te bestellen bij uitg. Avanti door een mail naar yolnus@xs4all.nl

Tags: 

Terug naar Kijkduin

 Remco Camperts nieuwe bundel Verloop van jaren heeft een omslag van Emo Verkerk en beweegt helder en precies door het voorafgaande. Op pagina 42 komt Kijkduin in beeld. Twee jongensjaren, van 1937-1939, die veel sporen nalieten.

 Tijdens de jongstleden dinsdagavond van de Parelduiker draaide ik een stukje van Het einde van een stad, zijn hoorspel uit 1977, waarin hij zelf meespeelde. Oorlogsgeweld afgewisseld met mijmeringen over zee en strand. Die beide in de nieuwe bundel terugkomen.

 Hij woonde er met zijn moeder in een huis met Jacques Bloem, Clara Eggink en hun zoontje Wim, die net als Remco naar de Kijkduinschool ging. Zijn vader die soms langskwam versierde Clara. Zij schreef: 'Nu was 't noodlot wel een wezen ‑ als je het zo noemen kan ‑ dat altijd een grote belan­gstelling voor me had. Ik begon me net een beetje te schikken toen het Jan Campert voor mijn neus zette. Nee ik ga niet klagen over mijn tweede huwelijk. Maar de waanzin was het wel. Het heeft ook maar kort geduurd, anderhalf jaar of zoiets.'

 Bloem mocht Jan Campert wel, schrijft Clara. Met als gevolg dat er op Kijkduin, Duinlaan 143 ‑ het huis bestaat nog ‑ een huishouden ontstond bestaande uit Jan Campert en Clara Eggink, met twee kinderen: Wim Bloem en Remco. Tot in mei 1940 het nabije vliegveld Ockenburg werd gebombardeerd en de hele Kijkduinse kolonie z'n huis uit moest voor de bouw van de Atlantikwall. Maar Remco was toen al weg naar Den Haag.

 Na de oorlog zag ik wat restte van Kijkduin, ik woonde vlakbij, achter Meer en Bos.

 Onze radiojaren. Ik herinner me nog dit. Remco aan de lijn rond 1984: 'Kun je vanavond langskomen, Wim Kayzer komt me interviewen en daar word ik heel zenuwachtig van. Hij begint vast over mijn vader.' Daar zaten we, Kayzer aan de ene kant van de tafel met z'n recorder, Remco en ik aan de andere. En hij vroeg naar Jan Campert. Remco pakte onder de tafel mijn knie, kneep er in en antwoordde vooral dat hij z'n vader weinig gezien had.

 Over Kijkduin ging het niet. Daar ligt nog veel. Biografe Mirjam van Hengel moet het maar grondig uitgraven.

Remco Campert aan zee

 Komende dinsdag verschijnt een nummer van de Parelduiker, gewijd aan Remco Campert. Bij de presentatie in de Brakke Grond zal ik met hem praten over onze 'radio days'. En daarvan wat laten horen.

 Vanaf zijn achtste jaar, in 1937, tot 1940 woonde Remco op Kijkduin, buiten Den Haag aan zee, samen met zijn moeder en vader (soms) en ook J.C.Bl­oem, diens vrouw Clara Eggink en hun zoontje Wim.

 Belangrijke jaren. Remco zei eens: 'ruisen van de zee zal ik altijd blijven horen'. In mei 1940 werd het nabijgelegen vliegveld Ockenburg door de Duitsers gebombardeerd en de artiestenkolonie Kijkduin ontruimd.

 Omstreeks 1956 schreef hij het hoorspel Het einde van een stad, waarin mijmeringen over een jeugd aan zee en oorlogsgeweld elkaar afwisselen. We voerden het in 1977 uit. Zelf speelde hij mee als verteller.

 'De trage zomermaanden, de rozen geurend in de voortuinen, de zout beslagen stem van de zee achter de duinen, een wilde ruiker van bramen, duindoorn en vlierbes in de ontspannen armen van de aarde.' (...)

 'Op het strand vochten magere jongens om spijkerharde meisjes, dikke dames te kust en te keur stonden een onmogelijk ogenblik te kijk en te koop in rose ondergoed, een trommel en een trompet trokken lome voren van muziek door het zand, limonade, zure bommen, haringen en repen waren de zwakke wapens van de mensen tegen de honger van de zee, de dorst van de zon...'.

 Regieaanwijzingen voor geluiden als: 'schraal suizen van gas, zoemen van een uitgehongerde mug, het tere knetteren van een brandend poppenhuis, onverhoeds wordt een ruit verbrijzeld...' werden nauwlettend uitgevoerd.

Tags: 

Uitmarkt: kunst en snoep

 Snoep of kunst? Als je het aan de mannelijke bezoekers van de Uitmarkt overlaat is de keus niet moeilijk. Vooral mannen, zag ik, wenden eerst belangstelling voor, voor het mooie kunsttijdschrift – nu over Munch en Van Gogh - maar doen dan een besmuikte greep in de bak met Engelse drop, jujubes en tumtum naast de stapels Kunstschrift.

 De meeste mannen zonderen zich af en wachten kauwend tot hun vrouw een nummer heeft aangeschaft. Temminste zo ging het vorig jaar. Vanmiddag mag ik weer helpen in het kraampje, ditmaal in de Hobbemastraat.

 Winkeltje spelen is het. Zoals kinderen bekertjes limonade verkopen op Koningsdag. Met een geldkistje, groen van buiten, rood van binnen.

 En, als je regelmatig wat schrijft voor Kunstschrift, een unieke kans oog in oog te staan met je lezers. Want die komen ook langs. En praten graag over hun blad, waar ze al jarenlang ‘lid’ van zijn. Ongesubsidieerd mevrouw, nooit een cent aan de overheid gevraagd.

 Ik dacht aan wat Remco Campert eens vertelde over het autoritje dat Rudy Kousbroek – net uit Parijs naar het vaderland teruggekeerd – en hij op een zondag maakten door Noord-Holland. ’Kijk Rudy,’ zei de oude vriend pesterig, wijzend op een rijtje nieuwbouw, ’daar wonen nu je lezers.’

 Kousbroek zweeg bedremmeld.

 Franse filosofen, die altijd binnen zitten, beweren wel dat de moderne mens geen verschil meer ziet tussen media en de ’echte’ werkelijkheid. Franse filosofen lusten geen Engelse drop.

Remco Campert in Diemen

 In de tijd dat je nog van Hilversum naar Amsterdam terugreed over de binnenweg langs Weesp zat Remco Campert achterin mijn Renault 4. Dromerig. Een fles wijn tussen de benen geklemd. We kwamen als vaak laat terug van een uitzending in de vpro‑villa.

 Dagen van politieke crisis waren het. De neutronenbom hing ons boven het hoofd, vertelde de autoradio. We stopten voor de lichten in Diemen, met rechts van ons de donkere toonzalen van BELA‑meubelen, waarvoor veel reclame werd gemaakt.

 Remco werd wakker uit zijn halfslaap en keek ernaar.

 'Stel je toch voor,' zei hij, 'dat dit het laatste zou zijn wat we van de wereld zagen.'

  Als hij straks geëerd wordt in Brussel zal ik hier aan denken. Of aan zijn nieuwe blauw met witte tapijt in de Alexander Boersstraat waarop toch liever niet gemorst moest worden. Besmettelijk, maar ja. En aan de deur beneden. Als die nog op het nachtslot zat als ik belde was dat geen goed teken. Geen tekst. En Remco, de schuldbewust excuserende.

 Een andere keer had hij wel zijn tekst af en bij zich maar was reddeloos beschonken.

 Wat toen gebeurde was onvergetelijk: hij las zijn tekst. Maar als nieuw..  voor het eerst. Terwijl hij hem toch zelf geschreven had, maar dat was hij glad vergeten. Het gevolg was dat hij er groot plezier in kreeg, en moest lachen, steeds meer, het typische Remco Campert-lachje dat altijd binnensmonds blijft, maar eruit wil, waardoor hij het benauwd krijgt. Het was ook een erg geestige tekst. Het publiek kreeg in de gaten wat er gebeurde en lachte..  om de tekst, en tegelijk om de lachende Remco.. Het was een lach van groot meeleven.

 Dronken voorlezen is een worsteling. Dubbele tong en dan toch steeds de punt zien te halen. 

Tags: 

Schrijvers op Kijkduin

 'Maar na een hoeveelheid jenever verstarde hij zozeer, dat hij niet meer te benaderen was en alleen nog maar vriendelijke geluidjes maakte. Op den duur hinderde dit mij nog het meest, geloof ik. Ineens kon ik het niet meer aan. Op een avond ben ik naar hem toegegaan met het jongetje op mijn arm en heb gezegd dat ik weg zou gaan en het kind meenemen als hij niet ophield met drinken.'

 Zo staat het in Leven met J.C.Bloem (1976) van Clara Eggink. Dit speelt in 1931. Zij was toen 25 en hij 44. Er werd gescheiden. Het kind werd toegewezen aan de dichter en een huishoudster. Ze gingen wonen op Kijkdu­in. 'Het huis in Kijkduin was wel Jacques' beste vondst op huizengebied.' 

 Maar Clara moest wel regelmatig bijspringen. De bungalows buiten de stad in het duingebied waren goedkoop te huur. 'Het gevolg was dat er wat uitzonderlijke mensen terecht kwamen Onvolledige gezinnen, zoals men dat tegenwoordig uitdr­ukt, kunstenaars en andere lieden die het met de maatschap­pelijke ernst niet zo nauw namen.'

 Bloem dus, met zoontje Wim. Maar hoe ging het verder met Clara? 'Nu was het noodlot wel een wezen - als je het zo noemen kan - dat altijd een grote belangstelling voor me had. Ik begon me net een beetje te schikken toen het Jan Campert voor mijn neus zette. Nee ik ga niet klagen over mijn tweede huwelijk. Maar de waanzin was het wel. Het heeft ook maar kort geduurd, anderhalf jaar of zoiets.'

 Bloem nam het sportief op, hij mocht Jan Campert wel. Met als gevolg dat er op Kijkduin, Duinlaan 143 - het huis bestaat nog - een huishouden ontsto­nd bestaande uit Jan Campert en Clara Eggink, met twee kinderen: Wim Bloem en Remco, het zoontje van Jan en Joekie Broedelet. En het wordt nog ingewikkelder, tot in mei 1940 het nabije vliegveld Ockenburg werd gebombardeerd en de hele Kijkduinse kolonie z'n huis uit moest. 

 Clara schrijft: 'Ik heb eens gezegd dat er geen onmogelijker eigenschap voor een vrouw bestaat dan het hebben van sex-appeal. Hoe dat nu is weet ik niet precies, maar toen was dat zeker zo. Alle mannen wilden met je naar bed en verder bestond je niet.' 

 Waarom die veel oudere man? Clara Eggink: Bloem was ‘de eerste man die me niet verveelde.’

 En dat terwijl even verderop aan de Noordwijkselaan mijn grootouders - de invalide kapitein - woonden, met mjn latere moeder, mijn tante Be en oom Bob.

Nederland-België

 De eerste keer dat ik in de literatuur voetbal tegenkwam was bij Remco Campert. Het leven is vurrukkulluk (1961) bevat een onvergetelijk wedstrijdverslag Nederland-België.

 In die jaren waren dat de belangrijkste wedstrijden van het jaar. Een enkele keer verloor het Nederlands elftal van Zwitserland, soms wonnen we van Luxemburg, veel meer was er niet. Voetbal was radio, met de stem van Leo Pagano of Ir. Ad van Emmenes uit 'de hel van Deurne'. Een geladen zondagse verveling:

 '..toen hij achter zich een gejuich hoorde aanzwellen dat zijn hoogtepunt echter niet bereikte maar in een teleurgesteld 'o...' uitliep - het voetbalstadion had zijn grote mond geopend en weer gesloten.'

 Wedstrijden bestonden uit louter geluid. Campert schrijft: 'De zon rolde over de grasmat'. Of: 'De klokken beieren, de hemel barst juichend open, het eerste doelpunt is gemaakt.' En dan: 'Boelie sloot de deur van de huiskamer waarin Ernst-Jan zich bij de radio had geïnstalleerd (geroezemoes uit het verre Deurne)..'. Een zondagse buitenwijk. Boelie versiert Etta in het huis van de afwezige buren. Bij terugkeer blijkt Etta haar sleutels vergeten en moet aanbellen.

'We hebben een eindje gewandeld,' zei Etta. 'Hoe is het met de wedstrijd?' vroeg Boelie. 'Verloren,' zei Ernst-Jan. Vijf-drie. Het Nederlandse voetbal is morsdood. Het is gedaan met ons land. We kunnen niet eens meer voetballen. Het is gruwelijk. Alleen de drank geeft nog soelaas.'

 Hij draaide de radio uit. De stem van de verslaggever die zijn visie op de zojuist gespeelde wedstrijd gaf stierf weg. 'Geen nabeschouwingen,' zei Ernst-Jan. 'Vooral geen nabeschouwingen.'

Tags: 
Remco Campert

Dichters rijden niet

Al zeker sinds 1970 heb ik me er luidop over verbaasd. En nu is het een radioserie waarin Judith Herzberg maandag als eerste uitlegde waarom ze niet rijdt.

Het begon ermee dat ik elke week een programma met voordragende schrijvers en dichters deed in de Hilversumse radiovilla van de VPRO. De meesten woonden in Amsterdam en hadden geen rijbewijs. En zo heb ik er heel wat op en neer gereden. Het was de tijd van binnenwegen en langdurige opstoppingen. En van drank.
Vaak zat Remco Campert naast me met een fles wijn tussen z'n dijen. Ik herinner me dat de Derde Wereldoorlog weer eens bijna uitbrak. We stonden stil in Diemen, waar de grote weg toen nog langs ging, bij een vestiging van BELA-meubelen.
'Stel je voor dat dit het laatste is dat we van de wereld zien,' zei Remco, 'verschrikkelijk.'

Een vitale test voor kandidaat-astronauten is die op fantasie. In de ruimtevaart een levensgevaarlijke eigenschap. En laat dat nu zijn waar Judith Herzberg gisteren op wees: het gevaar van concentratieverlies is bij dichters te groot. 
Maar 't gaat verder.
 

Daniel Kehlmann
z'n alter ego Leo Richter, door Frank Stockton

Daniel Kehlmann

Van wiens roman 'Het meten van de wereld' (2004) meer dan twee miljoen exemplaren verkocht zijn weet van mislukking. De romans en verhalenbundels die hij voor die tijd schreef flopten stuk voor stuk.

Over leven na het succes gaat niet alleen zijn laatste bundel 'Ruhm' maar ook het korte verhaal 'Het portret van Leo Richter' (2008).
De hoofdpersoon is schrijver en heeft moeite met geïnterviewd worden. Een afwijking van lang geleden, lijkt het. 
Wat is er tegen je laten interviewen?
Leo Richter is bang voor tal van dingen, van grote honden en dronken mensen tot inentingen en varieté-artiesten die iemand uit het publiek vragen op het podium te komen. 
En nu heeft hij toegezegd mee te werken aan een geschreven portret in een grote krant. En de interviewer ontpopt zich als een stalker. Hij blijkt alles - ook pijnlijke zaken - van hem te weten, belt hem voortdurend, en legt tal van verbanden die Richter niet bevallen.
Kortom Leo Richter ziet in het brein van de ander een karikatuur van zichzelf ontstaan. Hij zegt de medewerking op. Maar dat maakt het alleen maar erger. Het stuk zal toch verschijnen. De journalist stuurt hem negen pagina's schriftelijke vragen.
En, als zo vaak, eigenlijk wil de journalist zijn vriend zijn.
En dan - ik verklap het - staakt ook de schrijver Daniel Kehlmann zijn medewerking. Hij verlost zijn alter ego uit z'n lijden door hem niet meer wakker te laten worden.
Een literaire euthanasie. 

ps,. F.Bordewijk probeerde het in 1962 nog uit te leggen aan radio-interviewer Gregoor, maar vergeefs.
Ook Remco Campert schrijft erover in de Volkskrant van vandaag, zaterdag 28 augustus: 'Als een drenkeling neem ik mijn hele leven door...' 
 

voortaan: Bloesjesdag

Bloesjesdag vs Rokjesdag

Mijn Van Dale geeft Bloesjesdag niet, maar ik heb die van mijn vader.In een nieuwe druk zou moeten staan dat het woord in de literatuur voor het eerst bij Remco Campert voorkomt (maar waar ook weer?). Oosthoeks Encyclopedie heeft het ook niet. Op Internet wordt er over gepraat of het de gewoonste zaak van de wereld is. Nu het misverstand.Al dagen lang opent een vervanger van Martin Bril het tweede katern van de Volkskrant met een stukje onder de zwakzinnige kop 'Kriebels, laat die lente maar komen!'

En voor de vervanger begin staat er dan nog - ook elke dag - 'De meteorologische rokjesdag ligt nog een eindje in het verschiet, maar met die klimaatverandering weet je het nooit...'. Etcetera. Rokjesdag!Godweet wie het woord in de wereld heeft gebracht, maar geloof me, rokjesdag bestaat niet. Het woord is Bloesjesdag. De eerste dag waarop het zo warm is dat een vrouw een bloesje kan dragen. Meestal tweede helft maart, nu misschien wat eerder. Zeventien graden en niet te winderig. Rokjes - voor wie dat niet was opgevallen - worden de hele winter door gedragen. Met kousen. Je zou van de eerste kousen- of pantyloze dag kunnen spreken, of Blotebenendag. Lelijk woord.Dus van nu af weer Bloesjesdag.ps1. Bij zeventien graden kunnen ook de schouders omlaag, die heel de winter wat opgetrokken waren tegen de kou. ps2. Op zoek naar een foto van een bloesje - liefst klassiek gebloemd, en ''bloezend'' boven de heupen, merkte ik dat ze amper meer bestaan.

Tags: