Vanaf zijn achtste jaar, in 1937, tot 1940 woonde Remco op Kijkduin, buiten Den Haag aan zee, samen met zijn moeder en vader (soms) en ook J.C.Bloem, diens vrouw Clara Eggink en hun zoontje Wim.
Belangrijke jaren. Remco zei eens: 'ruisen van de zee zal ik altijd blijven horen'. In mei 1940 werd het nabijgelegen vliegveld Ockenburg door de Duitsers gebombardeerd en de artiestenkolonie Kijkduin ontruimd.
Omstreeks 1956 schreef hij het hoorspel Het einde van een stad, waarin mijmeringen over een jeugd aan zee en oorlogsgeweld elkaar afwisselen. We voerden het in 1977 uit. Zelf speelde hij mee als verteller.
'De trage zomermaanden, de rozen geurend in de voortuinen, de zout beslagen stem van de zee achter de duinen, een wilde ruiker van bramen, duindoorn en vlierbes in de ontspannen armen van de aarde.' (...)
'Op het strand vochten magere jongens om spijkerharde meisjes, dikke dames te kust en te keur stonden een onmogelijk ogenblik te kijk en te koop in rose ondergoed, een trommel en een trompet trokken lome voren van muziek door het zand, limonade, zure bommen, haringen en repen waren de zwakke wapens van de mensen tegen de honger van de zee, de dorst van de zon...'.
Regieaanwijzingen voor geluiden als: 'schraal suizen van gas, zoemen van een uitgehongerde mug, het tere knetteren van een brandend poppenhuis, onverhoeds wordt een ruit verbrijzeld...' werden nauwlettend uitgevoerd.