Stilte in Marseille

 In zijn beschrijving van de oude haven van Marseille, te vinden in de bundel stukjes 'Denkbeelden', zegt Walter Benjamin iets over geluid en stilte.

 Wandelend door een uithoek van het havenkwartier vergelijkt hij de geluiden met vlinders boven bloembedden. Hij krijgt zin ze met een vlindernetje na te zitten 'tot ze heen en weer dartelend wegfladderen de stilte in.'

 En dan komt dit: 'Want nog hebben in deze verlaten uithoeken alle klanken en dingen hun eigen zwijgen, zoals er rond twaalf uur 's middags op heuvels een zwijgen van de hanen, een zwijgen van de hakbijl, een zwijgen van de krekels bestaat. Maar de jacht is gevaarlijk en op het laatst zijgt de achtervolger ineen, wanneer van achteren als een reusachtige horzel een slijpsteen hem met zijn sissende angel doorboort.'

 Stilte, tastbaar, voelbaar. Aanweziger dan geluid.

 Wat doet denken aan Franz Kafka, die naast schrijven, wat zijn bestemming was, ook het 'nietschrijven' onderscheidde. Een geladen dreiging die heel zijn bestaan ondermijnde.

Het Parijs van Walter Benjamin

 Spiegels laten je niet alleen een omgekeerd beeld van jezelf zien, ze verveelvoudigen ook de wereld. Walter Benjamin beminde Parijs. Heel zijn onvoltooide 'Arcaden project' is een ode aan de lichtstad.

 In de pas vertaalde bundel Denkbeelden staat een stukje over 'Parijs, de stad in de spiegel'.

 Zoals Amsterdam zich overal spiegelt in de grachten en het IJ, zodat de stad in licht baadt, zo eindigt Benjamin zijn lofzang aan de Seine: 'Die vormt de grote, altijd wakkere spiegel van Parijs. Elke dag gooit Parijs zijn solide bouwwerken en zijn wolkige dromen als beelden deze rivier in. Zij neemt die offergaven genadig aan en breekt ze ten teken van haar goedgunstigheid in duizend stukken.'

 Immers, water heeft zelden een glad oppervlak, het is een caleidoscopisch bewegende spiegel: 'In duizend ogen, in duizend lenzen spiegelt zich de stad.' En dan: 'Parijs is de spiegelstad: spiegelglad is het asfalt van de straten onder haar auto's. Voor alle bistro's staan afgeschoten ruimtes van glas: vrouwen zien zichzelf hier nog vaker dan elders. Uit deze spiegels is de schoonheid van de parisienne tevoorschijn getreden. Voordat de man zijn blik over haar laat gaan, hebben tien spiegels haar al gekeurd.'

Tags: 

Walter Benjamin onder hasj

 Hij beschrijft in 'Denkbeelden' hoe hij het eet(!) in Marseille. Zijn sensaties lijken nogal op wat ik zelf meemaakte onder LSD. Zo zat ik naast iemand die overgaf op een blauwpla­nken vloer. 

 Verbaasd keek ik naar wat daar gebeurde: de blauwe vloer werd de zee, het overgeefsel een koraalrif. Ik hoorde de golven erop stuksla­an. Ik sloeg een stripboek open en meteen werd het een tekenfilm. Er is weinig over deze dingen geschreven. Baudelaire beschrijft in zijn 'Paradis artificiels' vergelijkbare effecten.

 Benjamin vertelt van de onbedaarlijke lachbuien, om zichzelf, om wat er rond hem gebeurt. En vergelijkt de roes met dromen en waken, waarin verschil­lende 'bewustzijnswerelden' door elkaar gaan.  

 Hij prijst de 'gelukzalige humor'. Maar hij kan dat lachen niet echt verklaren.

 Muziek wordt beeld, film, zoals in Disney's Fantasia. Ook tijd en ruimte raken verward. Ik reed over de grote weg en het effect was dat ik in een vliegtuig zat, en minderde geschrokken vaart. Maar een blik op de snelheidsmeter leerde me dat ik maar 40 km per uur reed, op de snelweg.

 Walter Benjamin heeft opeens honger en installeert zich in een restaurant aan de Vieux Port 'om me in de eeuwigheid binnen te tafelen'. Maar de keuken is al dicht. Niet erg, volgende indruk.  

Tags: 

Walter Benjamin in stukjes

 Stukken en stukjes schreef Walter Benjamin waar hij kwam en ging. Zijn nu vertaalde bundel 'Denkbeelden' bevat reisnotities, gedachte­gangen en -sprongen van alle soorten.

 Hij was in Moskou winter 1926-1927 om zijn geliefde de actrice Asja Lacis. Juist toen Stalin de macht overnam en korte metten zou gaan maken met moderne kunst en het moderne leven. Maar zover was het nog net niet. Moskou was nog als vanouds. En Benjamin schreef over de tram, scholen, winkels, reclame, wat niet. Moskou is nog een stad van boeren en die hebben hun eigen tijdsbesef, alle pogingen tot modernisering ten spijt. Zo is er een actie voor 'stiptheid': 

 "'Tijd is geld'- voor deze verbazingwekkende stelling wordt op affiches de autoriteit van Lenin opgeëist; zo vreemd is voor de Russen het gevoel daarvoor. ze dromen bij alles weg. (Men zou kunnen zeggen dat minuten een soort goedkope neutjes zijn waarvan ze nooit genoeg kunnen krijgen; ze zijn aangeschoten door de tijd.)

 Op een keer moet ik mij 's morgens vroeg om zeven laten wekken: 'Klopt u morgen alstublieft om zeven uur.' Daarmee zette ik bij de schwezar - zo worden de huisbedienden hier genoemd - de vol­gende Shakespeareaanse monoloog in gang: "Als we er aan denken dan zullen we wekken, maar als we er niet aan denken, dan zullen we niet wekken. Eigenlijk denken we er meestal wel aan, dan wekken we dus. Maar och, we vergeten het ook wel eens als we er niet aan denken. Dan wekken we niet. Want we zijn er niet toe verplicht, maar als het ons tijdig te binnen schiet dan doen we het natuurlijk. Op welk uur wilt u eigenlijk gewekt worden? (...)

 'Tijdseenheid,' zegt Benjamin, 'is in wezen het 'ssitsjass'. Het betekent 'meteen'. Men kan het naargelang de omstandigheden tien keer twintig keer, dertig keer als antwoord te horen krijgen (...)' 

 Lees Walter Benjamin, over alles.

Tags: 

Terras in Niemandsland

 Het nieuwe nummer van Tijdschrift Terras heet 'Door de nacht'. Er komen veel grenzen in voor. Zoals die bij Port Bou tussen Frankrijk en Spanje, waar Walter Benjamin de hand aan zichzelf sloeg. Breyten Breytenbach schreef er zijn 'Eine kleine Nachtmusik' over.

 Dag, nacht, grenzen. Waar je je bevindt bepaalt wie je bent. In de nacht is dat onzeker. Tussen landsgrenzen net zo. In een stuk uit 'Off the map' van Alistair Bonnett groeit het Niemandsland tussen twee grensposten uit tot een rijk van de geest, waar je ontsnapt aan al wat je bindt. Een 'aan de regels ontsnapt gebied' zoals tussen Panama en Costa Rica of Senegal en Guinee. Wat het met de bewoners daar doet?

 Hij stapt van zijn fiets en vraagt aan een vrouw ‘Is dit Guinee?'  'Ja.'

 Dan stelt hij, verbaasd dat ze Frans verstaat nog een vraag: 'Is dit Senegal.' En weer luidt het antwoord 'Ja.'

 Hij bevindt zich in een betoverde streek, het kasteel waar Doornroosje sluimert.

 Niemand die dat beter weet dan kinderen. Zij kennen de verschillende lettertypen van de wegwijzers, het verschil tussen Belgische en Nederlandse bakstenen. Baarle Nassau en Baarle Hertog vormen samen een open kindermond.

 Zijn we nu? Nee, dit is alweer.

 Wie herinnert zich niet de vrouw die jarenlang in het Niemandsland op Schiphol leefde. En werd niet het Spookschip zonder thuishaven de Yorikke bij Ben Traven geheel bemand door ‘sans papiers’? Statenloos geworden doordat ze na de Eerste Wereldoorlog ver van huis waren?

Telefoon

 Waar in huis krijgt het apparaat, dat het gezin voor het eerst verbindt met de wereld, zijn plaats? Walter Benjamin beschrijft in 'Kind­erjaren in Ber­lijn - rond 1900' hoe het apparaat in de gang begint.

 Waarna het zijn 'koninklijke intocht'  maakt in de verlichte kamers van de jongere generatie: 'Voor dit geslacht werd hij de troost in tijden van eenzaamheid. De hopelozen die deze slechte wereld wilden verlaten straalde hij toe met het licht van de laatste hoop. Met de verlatenen deelde hij het bed.'

 Maar wat een lust was werd een last.

 Later hangt de telefoon 'mismaakt en uitgestoten tussen de mand voor vuile was en de gasmeter in de hoek van het achterste deel van de gang, waarvandaan zijn gerinkel de verschrikkingen van de Berlijnse woning verveelvoudigde. Als ik dan, mijn zinnen ternauwer­nood de baas, mijn doel na lang tasten door de donkere pijpenla bereikte, om het kabaal te doen ophouden en de beide hoorns, die als halters zo zwaar waren, opnam en mijn hoofd ertussen perste, was ik genadeloos overgeleverd aan de stem die sprak.'

 Nu, in de oerversie nieuw vertaald door Hans Driessen. Met erg mooie Berlijn-foto's van rond 1900.

 Ps. Ik dacht dit lezend meteen aan de zelfmoordbrug in Seoel die ik gisteren op tv zag, waar met intervallen telefoons zijn opgehangen met het nummer van de hulpdienst, een sprekend pictogram ernaast waarop een hart verbonden is met een telefoonhoorn. 

Tags: 

Treinlezen

 Nabokov is de beste treinschrijver. Trein. Het je losmaken van tijd en plaats, geholpen door verglijdende uitzichten, de geuren en geluiden van heel het raderwerk.

 Fellini liet in de opening van Città delle donne de trein midden in het veld stilhouden, waarna een dromende Mastroianni uitstapt en in de bloemenweide verdwijnt. Italo Svevo beschreef het in zijn 'Korte romaneske reis': treinlezers zijn zij die met het op gang komen van de trein verzinken in een verhaal. 

 Ook Walter Benjamin blijkt een treinschrijver. In zijn vooroorlogse Denkbilder (stukjes verzameld in 1974) begint hij over treinlectuur, last minute gekocht in de stationskiosk 'met het duistere gevoel daarmee iets te doen om de spoorweggoden gunstig te stemmen.' Hij beschrijft de trein als:

 '...de onafzienbare vlucht over tijdruimtelijke dwarsliggers waar hij zich overheen beweegt, die begon met het beroemde 'te laat' van wie achterbleef, het oerbeeld van alle verzuim, tot de eenzaamheid van de coupe, de angst de aansluiting te missen, de huivering voor de onbekende hal, waarin hij binnenrijdt.'  Maar goddank heeft hij wat te lezen bij zich en kan de ene angst bestrijden met de andere: 'Tussen de vers opengevouwen pagina's van de misdaadroman zoekt hij de flauwe, nogal meisjesachtige beklemmingen, die hem over de archaïsche angsten van de reis heen kunnen helpen.'

 En besluit: 'In auto's wordt niet gelezen.' 

Steglitz

 Paden kruisen elkaar. Van Willem Brakman erfde ik een lievelingsboek, de Berliner Kindheit van Walter Benjamin. En terwijl ik me juist mijn eigen Tante-wereld binnenschrijf ontmoet ik bij hem Tante Lehmann. In de Steglitzerstrasse. 

 'In elke jeugd rezen toen nog de Tantes op, die hun huis niet meer verlieten, die altijd, als we met moeder op bezoek verschenen, op ons gewacht hadden, en ons altijd met het zelfde zwarte mutsje op en in de zelfde zwartzijden japon, vanuit de zelfde leunstoel, aan het zelfde erkerraam welkom heetten. Als feeen, die een heel dal doorweven, zonder er ooit in af te dalen doorwalsten ze stratenrijen zonder ooit in ze te verschijnen. Tot deze wezens behoorde Tante Lehmann. Haar goed Noordduitse naam garandeerde haar het recht zich een mensenleven lang in de erker te posteren waaronder de Steglitzerstrasse in de Genthinerstrasse uitmondt. Die hoek hoort tot degene die de loop van de laatste dertig jaar nauwelijks heeft beroerd. Behalve dat in deze periode de sluier die haar voor mij als kind bedekte, viel. Want toen heette ze voor mij nog niet naar Steglitz. De vogel Stieglietz had haar zijn naam gegeven. En woonde de tante daar niet als een vogel, die kon spreken, in haar kooi. Steeds als ik hem betrad was hij vol gekwinkeleer.' 

 ps. De Stieglitz heet bij ons het puttertje, de distelvink. En, in de Berlijnse voorstad Steglitz bracht Franz Kafka zijn laatste gelukkige jaar door, met Dora Diamant. 

Walter Benjamin stoned

 Hasjish nemen, in ernst. Walter Benjamin (1892-1940) deed het, in Berlijn rond 1930, om door te dringen in het geheim van het alledaagse. Dat doe je, dacht hij, door in te zien hoe alledaags het is wat zo ondoordringbaar lijkt. 

 Ik erfde Willem Brakmans Benjamin-bibliotheek. Meer dan dertig delen van de man die in 1940 zelfmoord pleegde in Port Bou. De man van het onvoltooide Passage-project, de ode aan de grote stad. Dit zijn aantekeningen van een Mescaline-trip. Op 22 mei 1934. nam hij 20 mg. Veel moeder, veel vrouw. Er staat oa.:

 "Het wezen van de moeder: wat gebeurd is ongebeurd maken. Het leven afwassen in de stroom van de tijd.

 Vrouwelijk werk: zomen, knopen, vlechten, weven.

 'Net of mantel, dat is hier de vraag'

 Twee soorten weefstof: plantaardig, dierlijk. Bos haar, bos planten. Het geheim van het haar: tussen plant en dier. Uit de kieren van het boswachtershuis groeien bossen planten.

 Net, mantel, zoom en sluier. Treurigheid, de sluier die onbewogen hangt en smacht naar een zuchtje om hem te luchten. 

 Haarfijne ornamenten: ook deze patronen komen uit de weefwereld.

 Het geheim van Piet de Smeerpoets: deze kinderen zijn alleen maar onopgevoed omdat niemand ze wat cadeau geeft. Daarom is het kind dat het boek leest rustig, omdat het al op de eerste bladzij zoveel cadeau krijgt. Een kleine cadeautjesregen valt daar uit de donkere nachthemel. Zo regent het onophoudelijk in kinderwerelden. In sluiers, als regensluiers, vallen geschenken op het kind, die de wereld voor hem versluieren. Een kind moet cadeautjes krijgen anders zal het net als de kinderen in Piet de Smeerpoets sterven, eraan kapot gaan of wegvliegen. Dat is het geheim van Piet de Smeerpoets."

Tags: 

De flaneur als fantoom

 De veelbesproken flaneurs van Baudelaire - die je toch in dezelfde jaren '60 en '70 op de boulevards zou moeten zien - zijn bij Caillebotte nergens te bekennen.

 Toch, Walter Benjamin is er - later - voor in de lichtstad gaan wonen (vanaf 1933) en baseerde er een studie op, zijn Arcadenwerk. En wat dacht je, hij zag ze overal! Mappen vol knipsels van flaneurs legde hij aan. Vaak in reclame, als beschouwer van wat gezien wil worden. bij een duur café, als koper van een veelgeprezen tijdschrift of als bezoeker van de revue.

 Maar als passant - die ideale combinatie van nieuwsgierigheid, elegance en lanterfanten, zoals de Larousse van 1872 ze omschreef - zie je nooit. Wat ik ook op foto's kijk, geen flaneurs. En Cailebotte was er niet de man naar om ons te flessen. Zou de literatuur weer eens het uiterlijk van de wereld verzonnen hebben?

 Wie je wel bij Caillebotte ziet en op de vele 19de eeuwse foto's in Den Haag is de bedachtzame. Opmerkelijk: mannen-alleen in gedachten verzonken die over een leuning van een brug of van een balkon zomaar wat te staren. Maar dat is wel zowat het tegendeel van flaneurs. Het lijken beeltenisen van Caillebotte zelf. Verder die soms wandelechtparen, maar flaneurs zijn dat niet. Morgen in de Avonden meer.

 ps. De flaneur is literatuur. De Haagse journalist Mr. E.Elias voerde zichzelf in z'n column 'Flitsen van flaneur' (Het Vaderland, jaren '50) jarenlang op als een Haagse Baudelaire.

Pagina's