Nabokov is de beste treinschrijver. Trein. Het je losmaken van tijd en plaats, geholpen door verglijdende uitzichten, de geuren en geluiden van heel het raderwerk.
Fellini liet in de opening van Città delle donne de trein midden in het veld stilhouden, waarna een dromende Mastroianni uitstapt en in de bloemenweide verdwijnt. Italo Svevo beschreef het in zijn 'Korte romaneske reis': treinlezers zijn zij die met het op gang komen van de trein verzinken in een verhaal.
Ook Walter Benjamin blijkt een treinschrijver. In zijn vooroorlogse Denkbilder (stukjes verzameld in 1974) begint hij over treinlectuur, last minute gekocht in de stationskiosk 'met het duistere gevoel daarmee iets te doen om de spoorweggoden gunstig te stemmen.' Hij beschrijft de trein als:
'...de onafzienbare vlucht over tijdruimtelijke dwarsliggers waar hij zich overheen beweegt, die begon met het beroemde 'te laat' van wie achterbleef, het oerbeeld van alle verzuim, tot de eenzaamheid van de coupe, de angst de aansluiting te missen, de huivering voor de onbekende hal, waarin hij binnenrijdt.' Maar goddank heeft hij wat te lezen bij zich en kan de ene angst bestrijden met de andere: 'Tussen de vers opengevouwen pagina's van de misdaadroman zoekt hij de flauwe, nogal meisjesachtige beklemmingen, die hem over de archaïsche angsten van de reis heen kunnen helpen.'
En besluit: 'In auto's wordt niet gelezen.'