Terreinknecht

 Aan de 'materiaalman, die vroeger de terreinknecht heette is morgenavond vanaf 19.30 een voorsteling met verhalen, gedichten en acts gewijd die Bernke Klein Zandvoort organiseert in de clubtent van voetbalclub Wartburgia Drie Burgpad 3 in De Meer. Oa. Paulien Oltheten, Erik Jan Harmens, Erik Bindervoet en Maarten van der Graaff doen mee.

 Ik sta op het Haagse Valkenboschplein, voor de sigarenzaak naast de melksalon van De Sierkan, waar de afgekeurde wedstrijden zijn opgehangen. Van alle kanten komen jongens en mannen aangefietst. Soms is West II, ons district, in z'n geheel afgekeurd door de consul van de HVB, soms mogen alleen de hogere elftallen spelen. De teleurstelling bij het rondsuizende woordje 'afgekeurd' is voelbaar.

 Ik denk aan de terreinknecht van Quick, mijn club, die opgelucht zal zijn. Op een half ontdooid voetbalveld schop je met twee elftallen het laatste gras zo uit de grond. De bal wordt zeiknat en loodzwaar. Een junior krijgt hem al niet meer de lucht in. En de pupillen kunnen het helemaal vergeten.

 De pupillenlat bestaat niet meer, de dubbele, verlaagde doellat, die aan twee haken in een doel kon worden gehangen. Het was ook niet eerlijk, zo'n keepertje met zoveel ruimte boven z'n hoofd. Makkelijk scoren!

 Het domein van de terreinknecht met de ballennetten en de wondermachine waarmee je gipsen lijnen in het gras kon trekken was heil­ig. Zijn waarschuwing niet te trainen in modderige doel­gebieden ook. Ach, er groeide daar toch al geen gras. In de zomer staan er weer bordjes 'niet betreden'. 

Dingenboek

 Eind dit jaar verschijnt een boek: Hoe de dingen ons bewegen. Vertrouwde voor­werpen in een ander daglicht gezet door onder meer Anneke Brassinga, Dick Tuinder, K.Michel, Marjolijn van Heemstra, Piet Meeuse en vele anderen, ook kunstenaars en wetenschappers. Plaatjes en gesprekken. Dingen die ons bewegen? Ja een manke tafelpoot verandert het gesprek.

 Caroline Ruijgrok (1984) en Bernke Klein Zandvoort (1987) organiseren wat deze zomer begon met de tentoonstelling Something Thrown in the Way of the Observer, in Museum Van Loon en eindigt met het boek waarvoor nu de fundraising en intekening is begonnen. Ik doe mee. Mijn ding bleek het huis. Vast een stukje: 

 ‘Huizen hebben mij veel angst aangejaagd, ik kan ze niet de baas. Dit gaat over een bezetenheid. Over angst ondergebracht in materie. Hoe woon je in angst? Ik moest geld lenen om onderdak te komen. Van een bank, van ouders. Ik bezocht de notaris en tekende voor een huis uit 1890. Om mij heen werd gesloopt. Naast mij verdween een rij van vijf. De laatste Mohikaan was de Indische buurman met het gebatikte doekje om z'n voorhoofd, die op zijn overgebleven onderverdieping ‑ boven hem was niets meer ‑ bami en nasi bleef ser­veren tot het dichttimmeren. Achter me brandde een rij uit waar Marokkanen woonden. Ik zag gillende hoofddoekvrouwen op balkons. Er verrees nieuwbouw naast en achter me. De sociaaldemocraten hadden heel deze buurt weggewenst. Revolutiebouw was het, door geweten­loze ondernemers volges­tampt met halve woningen in timmermansrenaissance. Met gruwel­ijke or­namentiek in glas‑in‑lood, giet­ijzer en kolenk­alk. Slecht gefundeerd. Ik kocht een huis voor de sloop.’

(...)

 Het boek komt. Schrijf in, maak over en lees verder in december. 

In dit museum vallen geen doden

 Het Museum Van Loon is vanouds een grachtenpand, geheel in stijl ingericht. Schilderijen van voorouders, kunst, meubilair en snuisterijen opgespaard in de loop der tijd. Wie er binnengaat zet een voet in een onwrikbare Gouden Eeuw. Zo leek het tot Bernke Klein Zandvoort er deze week met haar ploeg binnendrong met de groepstentoonstelling Something thrown into the eye of the observer.

 Kunst van nu verspreid over een verdieping, in dat interieur. En verdomd, het werkt. Opeens slaan tangen op varkens, wordt er gevloekt in de kerk. Of juist een deuntje meegezongen met het verleden.

 Het draait allemaal om de dingen die je gezichtsveld worden binnengesmeten. Oud, nieuw, onverwacht.

 Zoals in de variaties op behang of de houtnerven van de meubels van Batia Suter. Of de geestige video van Luuk Schroder waarin een mannelijke en een vrouwelijke bezoe­ker heel gedresseerd-symmetrisch rondneuzen. Nieuwe rommel temidden van oude rommel, zei iemand.

 Een compliment. Immers, wat doet nieuwe bric á brac met oude bric á brac? Je kijkt met nieuwe ogen naar allebei.  

 De raadselachtige stukjes oranje 'zeep' en witte balken van Rosa Sijben - genaamd 'Zouden zijn zullen' - die strategisch door het klassieke interieur verspreid staan en liggen geven komische effecten. De voorouders kijken er op z'n minst van op. Net als de toeristen vanmiddag.

 Laten ze de titel van de rondleidingen van Paulien Oltheten maar in hun oren knopen: 'In dit museum vallen geen doden'. Haar schitterende boekje met foto's en teksten onder die titel is er te krijgen. Alleen al daarom, op naar Van Loon. 

Ravage (1)

 Ravage heet de grootse manifestatie in het M-Museum in Leuven. De stad die in 1914 door de Duitsers in de as werd gelegd, maar zich nu, honderd jaar later aanprijst als 'mekka van gezelligheid'. 

 Eerder hingen op de zwaarst getroffen plekken in de stadskern reuzenfoto's van de puinhopen. Nu bloeit rampkunst in Leuven.

 Vanavond sprak ik de in Antwerpen wonende schilderes Marilou van Lierop in Rotterdam, bij Frank Taal. En daar hing haar ravagewerk bij uitstek 'July Days' - morgen voor het laatst te zien - waarin de Japanse tsunami vorm krijgt. Een doek van 180 bij 140 dat heel best in Leuven had gepast. Je ziet de stapeling van wrakstukken, de 'mannen in witte overalls' die er overheen klauteren en temidden daarvan een reuzenspiegel die kennelijk heel gebleven is (!).

 En wat een merkwaardige, onbestaanbare wrakstukken zijn hier aangespoeld! Ravage gaat bij Van Lierop gepaard met zinsbegoocheling. Wat de toeschouwer duidelijk maakt dat een tsunami bestaat bij de gratie van dat we er naar kijken. Het zien van ravage vanuit een veilige leunstoel blijft een anomalie.

Brug

 Gisteravond in Brussel bij de uitreiking van de tweejaarlijkse poëzieprijs van Het Liegend Konijn, het leukste gedichtentijdschrift van Nederland en België. Bernke Klein Zandvoort kreeg hem. Voor haar debuut Uitzicht is een afstand die zich omkeert.

 In het tijdschrift Terras (2011) schreef ze over haar heel eigen ruimtelijke ordening. Titel: 'Over de snelheid van de montage en hoe een neerkomende brug over je heen valt':

 'Je staat te wachten voor een openstaande brug. Gewoonlijk is de brug een drager. De dag vindt plaats. Haar aanwezigheid is een ontwijkende, ze hoort niet te worden opgemerkt. Op het moment dat er een schip ligt te wachten, verandert deze situatie. Alle aanloop rond de brug valt stil.

 Motoren slaan af, het wegdek maakt zich los en verheft zich tegen de lucht. Achter wat beweegt - het knipperende oranje licht, de mast van het schip dat door de opening vaart ‑ torent de brug als groot zwart oppervlak overal boven uit.

 Is het schip voorbij, dan zakt het wegdek weer langzaam naar beneden. Z'n schaduw rekt zich uit, de neerkomende brug valt over je heen, totdat hij aansluit bij de horizontale lijn. De voorgrond is terug naar de achtergrond, het obstakel is weer drager. De dag gaat door.'

 Ook gisteren was daar de bundel met Bernkes gedicht dat begint met de woorden 'augustus was overrijp', vertaald in alle talen van de Europese Unie. Dat zijn er 24. Met steeds het origeel ernaast is dat verrassend lezen.

 

Voetafdruk

 Op gedichtendag, 31 januari as. verschijnt de debuutbundel van Bernke Klein Zandvoort 'Uitzicht is een afstand die zich omkeert'. Gedichten waarin stad en land verrassend gaan leven. Een voorpublicatie:

 over de steile heuvels vlokken schapen

een colonne koeien probeert een wolk voor te blijven

die zijn reusachtige schaduw op het gras achter zich aan trekt

over een slobberweggetje klim ik, een emmer

in zichzelf klotsend water, de heuvel op

 

het land afduwend zoals vanuit een vliegtuig

de wereld langs een diagonaal wegdrupt

een slinkend stuk grond waarop mijn schaduwen elke dag

kruispunten maken waar ik sta

 

tegen alle gele bloemen zeg ik dat het boterbloemen zijn

omdat ze groeiden langs de sloot en al het goede in mijn hoofd

door slootkanten wordt omrand

een linie bosrand in de verte gaat met mijn stappen op en neer

 

als ik op de schuine zijde sta

dan ligt ergens in de aarde een loodrechte hoek

 

vier hoeken maken een panorama van 360 graden

korrelig zicht en kolkende aarde

waarboven de koeien van Pythagoras vooruit sloffen

en een wolk, die reist over land

met z'n schaduw een aanraking simuleren kan

Man wordt doos

 Vanavond tijdens de Perdu-avond over mens en voorwerp vertelde Bernke Klein Zandvoort hoe haar vriend Martijn Aerts in een filmpje een kartonnen doos probeert te zijn:

 'Vijf stuk­ken wit karton heeft hij op een losse manier aan elkaar geplakt. Waar de zesde de bodem zou vormen, is hij gebogen gaan zitten. De constructie valt over hem heen. De doos schuift over de vloer: het is niet zeker voor de kijker of hij met de doos probeert te bewegen en daarbij de stukken karton op hun plaats moet houden of dat hij alleen maar bezig is de doos voor uiteenvallen te behoeden. De flap­pen laten een steeds groter wordende ruimte zien en daarmee de wankele constructie. De doos kan elk moment uit elkaar vallen. Mijn vriend zal dan zichtbaar zijn.

 Mijn vriend weet net zo goed als ik dat hij geen karton­nen doos kan zijn. Toch probeert hij het. Hij moet als doos den­ken, maar omdat hij geen doos is, kent hij menselijke eigenschappen toe aan het karton. De doos beweegt en heeft een leven. De kijker denkt dat de doos snel zal bezwijken of dat hij zucht als de construc­tie uit elkaar dreigt te klappen.'

 De grenzen van het voorwerp zijn vervaagd, concludeerde Bern­ke, maar ook die van de kijker zelf. Voor een moment is de doos een ander ik. Hoe verder? Ook dat pluisde ze in Perdu haar­fijn uit.

Bernke Klein Zandvoort (2)

Een opklapbrug opent zich, het brugdek maakt zich los van z'n omgeving en steekt recht omhoog. Een schip vaart door, de brug sluit zich weer.

Straks zullen de trams, auto's, fietsers en voetgangers even stilstaan en zich vergapen. Tot de brug weer in het wegdek verzinkt, onopgemerkt als voorheen. Maar wat gebeurt er nu echt?

Dichteres Bernke Klein Zandvoort - dit jaar afgestudeerd aan de Rietveld Academie, in het najaar komt er een bundel van haar bij Querido - beschreef en analyseerde het  voor het nieuwe nummer van het literaire blad Terras, dat volgende week verschijnt. Nu al te lezen op de site. Samen met haar bekeek ik het zich openen en sluiten van de Amsterdamse Hortusbrug. Conclusie: niets spreekt vanzelf. Elke dag vanaf ons opstaan construeren we een wereld die begrijpelijk genoeg is om in te leven. Bernke citeert een essay van Oliver Sacks over een man die na 45 jaar blind te zijn geweest opeens weer kon zien. Technisch deden zijn ogen het, maar zijn hersenen kon de continue aanvoer van beelden niet bevatten. Zijn wereld bleef versnipperd en onhanteerbaar. Hij werd weer blind.

Vrijdag na 22.00 te horen in de Avonden.

'UItzicht is een afstand/ die zich omkeert'

Bernke Klein Zandvoort (1)

Een passage uit het geïllustreerde essay waarmee ze gisteren afstudeerde aan de Rietveld Academie. Haar gedichten stonden in de Revisor, er komt een bundel bij Querido.

‘(…) Je staat te wachten voor een openstaande brug. Gewoonlijk is de brug een drager. De dag vindt plaats. Haar aanwezigheid is een ontwijkende, ze hoort niet te worden opgemerkt. Op het moment dat er een schip ligt te wachten verandert deze situatie. Alle aanloop rond de brug valt stil. Motoren slaan af, het wegdek maakt zich los en verheft zich tegen de lucht. Achter wat beweegt - het knipperende oranje licht, de mast van het schip dat door de opening vaart - torent de brug als groot zwart oppervlak overal boven uit.
Is het schip voorbij, dan zakt het wegdek weer langzaam naar beneden. Z'n schaduw rekt zich uit, de neerkomende brug valt over je heen, totdat hij aansluit bij de horizontale lijn. De voorgrond is terug naar de achtergrond, het obstakel is weer drager. De dag gaat door.  (…)’

Een opklapbrug opent zich, een schip vaart door, de brug sluit zich. De zin over de dag lijkt me de sleutel: 'Haar aanwezigheid is een ontwijkende, ze hoort niet te worden opgemerkt.'
Maar toch. De werkelijkheid is uiteengenomen, bekeken en weer in elkaar gezet. Waarna hij je opeens vriendelijker aankijkt.
 

afgelopen woensdag in Perdu, met Henk van der Waal

De Revisor

Het tijdschrift De Revisor verschijnt nu als 'Jaarboek voor nieuwe literatuur' en werd woensdag jl. gepresenteerd. Met onder meer het debuut van Bernke Klein Zandvoort (1987). Zes gedichten. Waarvan dit:

ZE trekt de deuren naar binnen open
vanaf de drempel loopt haar tuin over in een bos
de haag om de parkeerplaats zit vol gaatjes
volgens mijn tante is de horizon maakbaar

licht valt door de bladeren in haar moestuin
een dun vlies houdt het geraamte bij elkaar
poreus, leerde ik op camping Amfora
vol tuinhuisjes en plastic hemel naast een spoorlijn

een lege koekoeksklok ligt in het perkje van een boom
over mijn schouder hadden de straten zich gesloten
in elkaar gevouwen handen op m'n tantes schoot

ik heb heel veel vogels in mijn tuin
roept ze over de rabarber gebogen
keer de stelen een kwartslag, buig ze binnenwaarts af

een vlechtwerk van riviertjes kruipt rond haar witte benen omhoog

in die gebukte houding
stond ze, tegen het zonlicht gehouden
rabarberjam haar weefsel
rabarberblad haar huid
 

Pagina's