Een passage uit het geïllustreerde essay waarmee ze gisteren afstudeerde aan de Rietveld Academie. Haar gedichten stonden in de Revisor, er komt een bundel bij Querido.
‘(…) Je staat te wachten voor een openstaande brug. Gewoonlijk is de brug een drager. De dag vindt plaats. Haar aanwezigheid is een ontwijkende, ze hoort niet te worden opgemerkt. Op het moment dat er een schip ligt te wachten verandert deze situatie. Alle aanloop rond de brug valt stil. Motoren slaan af, het wegdek maakt zich los en verheft zich tegen de lucht. Achter wat beweegt - het knipperende oranje licht, de mast van het schip dat door de opening vaart - torent de brug als groot zwart oppervlak overal boven uit.
Is het schip voorbij, dan zakt het wegdek weer langzaam naar beneden. Z'n schaduw rekt zich uit, de neerkomende brug valt over je heen, totdat hij aansluit bij de horizontale lijn. De voorgrond is terug naar de achtergrond, het obstakel is weer drager. De dag gaat door. (…)’
Een opklapbrug opent zich, een schip vaart door, de brug sluit zich. De zin over de dag lijkt me de sleutel: 'Haar aanwezigheid is een ontwijkende, ze hoort niet te worden opgemerkt.'
Maar toch. De werkelijkheid is uiteengenomen, bekeken en weer in elkaar gezet. Waarna hij je opeens vriendelijker aankijkt.