en die arm- en beenstukken.. huh?

Moderne devotie (1)

Gelukkig worden wat men hoofdzaken noemt meestal tijdig verslonden door bijzaken.

Was in Zwolle, dat dezer dagen kabbelt op de golven van de Moderne Devotie. In Deventer ingezet door Geert Grote (1340-1384) en via Thomas a Kempis (Over de navolging van Christus, 1441) tot een voorloper geworden van de reformatie.  
Twee tentoonstellingen zag ik. Vol Christussen, predikend, lijdend, wederopstaand. Maar ik werd voortdurend afgeleid. Door de Maria Magdalena's allereerst ze vliegt de stervende op een houtsnede in de armen, zo als ik nooit eerder zag, maar ook door onverwachte bijfiguren.
Op een doek van Jeroen Bosch waren dat - bij het graf waaruit Christus juist opstaat - twee hartstochtelijk slapende Romeinse soldaten en een derde, wakkere geest. Wie is hij? En wat is dat voor een hoed? Waarop een pijl ronddraait op een spijkerrad als was het een kompas?
En waartoe dienen bij de soldaat die vreemde houten elleboog- en kniestukken met spijkers erin?
Jeroen Bosch heeft Christus weggeschilderd.
Hij is ook onverdraaglijk.
Later meer. 

 

Tags: 
thuis in Leiden

Frank Koenegracht

 Volgend weekend komt zijn nieuwe bundel 'Lekker dood in eigen land'. Met voorin dit van Poesjkin: 'De tijd kan vooruitgaan, de wetenschappen, de filosofie en het openbare leven zich vervolmaken en veranderen, - maar de poëzie blijft waar ze is.' Hier alvast 'Brief aan mijn moeder'.

 Moet je horen, mamma, luister je?
Ik lees hier over een aanbod
waarbij zeer oude moeders met
meestal zeer oude zonen die
om niet tastbare redenen niet meer
bij ze willen slapen
een zwaan ter beschikking wordt gesteld
door de thuiszorg.
Het gaat om Hollandse zwanen.
Ze zwemmen overdag rond,
maar 's avonds worden ze opgeborgen
in prachtige vitrines.
Ze worden thuisbezorgd en in je bed gelegd.
Ze slaan hun linker vleugel om je heen: dat
is tegen angst voor duizeligheid en ze leggen
hun snavel op het andere kussen:
dat is tegen eenzaamheid.
's Ochtends worden ze weer opgehaald.
Nou, doe het maar, mamma.
Je bent er immers voor verzekerd.
 

de radio

Vurrukkulluk

Amsterdam, 1961. Er hing iets in de lucht, maar wat? Op een dag ging Remco Campert zitten en schreef: "'Het leven is vurrukkulluk,' zei Panda."

Uit die zin, dat spelletje met het verschil tussen spreek- en schrijftaal kwam een revolutionair boek. Volgende week wordt het aan alle leden van de bibliotheken gratis uitgereikt.  Zeg nu zelf, het leven was in de literatuur van alles geweest, maar toch vooral een dal der plichten (Nescio), nooit eerder was het vurrukkulluk.

In 1995 las hij het in z'n geheel voor in De Avonden. Vooraf praatte ik met Remco. Die vertelde dat hij z'n romandebuut op z'n 32ste had geschreven, binnen twee maanden.  
Het verhaal van die ene zomerse zondag in 'de meest verwachtingsvolle tijd ooit', toen hij en z'n vriend Jan Vrijman aan het Vondelpark woonden. Het eind van de Leidsepleintijd en nog net niet het begin van de 'jaren '60'. Een 'gelukzalige tijd'.
Het ging dit keer goddank niet over de radeloos makende liefde en wat mensen elkaar dan aandoen. Het leven is vurrukkulluk heeft niets met liefde te maken. Het gaat over iets beters dan dat: de 'sublieme momenten'.
Luister maar.
 

Wim Noordhoek in gesprek met Remco Campert over Het leven is vurrukkulluk
Beluister fragment
werk van Armand Bouten
Bouten en Korevaar in hun atelier, eens..

De geest van het huis

Lisa Couwenberg bedacht iets. Het tentoonstellen van werk van vroegere bewoners. Te beginnen die van haar huis aan het Amsterdamse Molenpad 11, waar op 20 november 1965 de kunstenaar Armand Bouten stierf, berooid en vergeten. En in 1981 zijn echtgenote moest verhuizen, ook een vergeten kunstenares.

De buurman vertelde dat er allemaal 'vreemde beelden' naar beneden getakeld waren en veel schilderijen.
Lisa ontdekte dat ze Hanny Korevaar heette en de weduwe was van de schilder Armand Bouten. En nu komt er dan een tentoonstelling met het werk van Korevaar en Bouten. Te beginnen op 29 oktober.

En ook nog van vele anderen.
Toch zou ik liefst nog meer werk van zulke 'vorige bewoners' zien. Van kunstenaars in hun oorspronkelijke woonhuizen en ateliers.
Hier om de hoek werkte op een zolder - die er nog is - de vroege Mondriaan. En ik ken meer van die plekken. Waar het grote vergeten al begint.
 

3
2
1

Jan Roos (4)

'Een wereld van roestige boegrompen, dokken, steigers, dukdalven, scheepslassers, meeuwen,en de zee, geurend naar de gemengde wierook der maritieme zwaarmoedigheid.'

Het was Thom Mercuur die in 2006 Gerard Reve citeerde bij de door hem bedachte grote Jan Roos-tentoonstelling in het Museum Belvedère.
Schepen, rollen sleepnetten, pallets, kabels, heftrucks om containers mee op te tillen.. Waarin zit 'm de betovering? Toch zeker ook in de bovenmenselijke afmetingen

Er is wat publiek.. Gepensioneerde havenmensen vermoed ik, die het sloopwerk volgen, de contacten via portofoons met de lassers en de kraanmachinist. Ik praat met Jan Roos over scheepskleuren die altijd mooi zijn.
En denk aan het Dodenschip de Yorikke uit de roman van Ben Traven. Dat schip werd geschilderd als er verf was, nooit veel, zodat het alle kleuren van de regenboog had in een uniek vlekkenpatroon..
Geen wonder dat de kleuren, materialen en vormen van havens architecten zo vaak op ideeën hebben gebracht. 
 

achtergrond: de dijk van de Waddenzee
nieuw werk zoals 't meeste In Gorredijk
de sloop

Jan Roos (3)

De werf Welgelegen is uit de oude haven verdwenen en daarmee de lassers en anderen die hij zo vaak tekende. Ook Jan werkt nu in de nieuwe haven. Hij wil er even gaan kijken.

Er wordt een compleet schip gedemonteerd, het bovenschip hangt in de hengsels van een reuzenkraan. We zien hoe een ploeg slopers het losbrandt. Een kraanmachinist wacht tot ie het omhoog kan takelen. Jan schetst in z'n boekje.
Gebeurt er wat? We deinzen achteruit als het bovenschip krakend lijkt los te komen. Loos alarm.
Ik krijg een rondgang langs plekken die ik van z’n schilderijen ken. De aanlegplaatsen van de Engelsen uit Great Yarmouth, de Duitse vissers.
En daar is de lucht van de Urker visafslag.
Ik herken de steigers, de kranen, de zeedijk, het hout, het beton. De dukdalven, meeuwen die 'grote burgemeester' heten en wel 70 cm lang kunnen worden.
Avondzon valt op de kabels en maakt de schaduwen ervan steeds dikker. Kijk!
Er wordt gewerkt, overal. Ik word gewaarschuwd als een Engels schip z'n kabel straktrekt. 'Pas op, als ie knapt ben je dood.'

Maandag na 22.00 meer.

 

en de zelfde steiger
Jan Roos woensdag op z'n favoriete steiger.. de Waddenzeedijk op de achtergrond 

Jan Roos (2)

Heel je leven op een plek wonen, aan de haven van Harlingen. Die schilderen, steeds. Op verpakkingsmateriaal gevonden in de haven, dat hij uitspreidt op de grond. Meest buiten op een steiger. Ook wel binnen, maar nooit op een ezel.

Dit alles zonder een zweem van romantiek. Het havenbedrijf is nuchter en zakelijk. De mannen in oliepakken kennen Jan Roos wel. Dat hij het mooi vindt, vooruit maar.
Jan Roos is een groot schouderophaler.
'Toch niet té mooi?'
Hij laat me z'n plekken zien. De steigers, waarop hij het gepantserde verpakkingsmateriaal uitlegt waarop hij schildert. Waarin je vaak ziet hoe de ribbels van de planken erin doordrukten.
Niets is hier mooi volgens het boekje.
Kom je daarna in de oude binnenstad met z'n grachtengroene huisjes, piekfijn opgeknapt, dan weet je weer van mooi en mooi. Het evenwicht in z’n kijken en neerzetten, de materiaalkennis, opgedaan in een leven. Dat is Jan Roos.
Maandagavond na 22.00 in de Avonden meer.

Peter Morrens (5)

'Vergeet niet, ik ben een voormalige punk,' zei Peter Morrens. Zijn trui sprak voor hem. 'Kunst produceert geen heilige voorwerpen meer, ze beogen nu onmiddellijke ervaringen op te wekken.'

Hij worstelt met de taal. Ik zie hem op foto's in 1999 kilometerslang door Wenen sjouwen met een schrijftafel op de rug gebonden, op zoek naar een plek om eindelijk te kunnen schrijven. De schrijftafel belandt in een bos.
De taal in de kunst is saboteur, stoorzender en communicatiemiddel tegelijk. Ik zie hem duizend bladen beschreven met afgesneden gedachtegangen en waarnemingen uit een raam gooien, het toeval omhelzen op jacht naar betekenisverlies, in pogingen uit het verhaal te stappen.
Afbreken is bij hem een scheppingsproces. De val, de zwaartekracht zijn bondgenoten.
'Not to be trapped, let's fall again.'

Morgen na 22.00 is de rondgang te beluisteren die we maakten door het kunstencentrum De Voorkamer in Lier, waar hij werkt en exposeert.
 

Tags: 
3
2
1

Jan Roos (1)

Hier een schilder van dicht bij huis: Jan Roos (1951) schildert levenslang de haven van zijn geboorteplaats Harlingen, dat is hem genoeg. Op verpakkingsmateriaal dat hij daar vindt.

Hij woont daar ook, ik heb hem eens opgezocht, in 2006 op zijn atelier, een oude ankersmederij. Het hout in de kachel knapte. En dat was maar goed want Jan Roos is een man van weinig woorden. Er vielen stiltes in ons gesprek.
Zijn werk zit altijd aan de randen, zei ik. Hij schildert aan de rand van licht en donker, van land en water, van abstract en figuratief.
'Ja dat zou je wel zo kunnen zeggen.'
Hij had toen zijn eerste grote tentoonstelling in Museum Belvédère in Oranjewoud, die veel bijval kreeg.
Thom Mercuur zorgde ervoor.
Het was een vrijdag. De dag dat de vissers binnenvaren. We gingen kijken en ik merkte hoezeer Jan Roos deel is van de Harlinger haven. Iedereen kent hem.

En nu exposeert Jan Roos weer, tekeningen en schilderijen, in  Gorredijk, in Galerie Hoogenbosch, ook Friesland, iets meer landinwaarts. Later meer.
 

Tranströmer

Tomas Tranströmer

De naam Tranströmer vergezelt me al zolang ik bladen lees waar Bernlef aan meewerkt. Laatstelijk Raster, waaruit nu veel online komt. Lang dacht ik zelfs dat Tranströmer - wat een naam! - een pseudoniem van hem was. Hier uit 1982 het drieluik 'Prelude'. Over verhuizen - nooit eerder een gedicht gelezen over verhuizen. Met in het eerste luikje oa.:

'De toekomst: een leger lege huizen
dat zich een weg zoekt door de natte sneeuw.'

En tenslotte, in proza:

'De verdieping waar ik het grootste deel van mijn leven heb gewoond moet leeggeruimd. Alles is er nu uit. Het anker is losgeslagen - alhoewel er nog steeds rouw heerst, is het de lichtste verdieping in de hele stad. De waarheid heeft geen meubels van node. Ik ben het leven een keer rondgereisd en teruggekeerd naar het uitgangspunt: een leeggeblazen kamer. Dingen die ik heb meegemaakt vertonen zich hier op de muren als egyptische schilderingen, scènes aan de binnenkant van een grafkamer. Maar zij raken steeds verder uitgewist. Het licht namelijk is te sterk. De ramen zijn groter geworden. De lege verdieping is een grote kijker gericht op de hemel. Zij is stil als een quakerwijding. Wat je hoort zijn de achtertuinduiven, hun gekoer.'
 

Pagina's