Heel je leven op een plek wonen, aan de haven van Harlingen. Die schilderen, steeds. Op verpakkingsmateriaal gevonden in de haven, dat hij uitspreidt op de grond. Meest buiten op een steiger. Ook wel binnen, maar nooit op een ezel.
Dit alles zonder een zweem van romantiek. Het havenbedrijf is nuchter en zakelijk. De mannen in oliepakken kennen Jan Roos wel. Dat hij het mooi vindt, vooruit maar.
Jan Roos is een groot schouderophaler.
'Toch niet té mooi?'
Hij laat me z'n plekken zien. De steigers, waarop hij het gepantserde verpakkingsmateriaal uitlegt waarop hij schildert. Waarin je vaak ziet hoe de ribbels van de planken erin doordrukten.
Niets is hier mooi volgens het boekje.
Kom je daarna in de oude binnenstad met z'n grachtengroene huisjes, piekfijn opgeknapt, dan weet je weer van mooi en mooi. Het evenwicht in z’n kijken en neerzetten, de materiaalkennis, opgedaan in een leven. Dat is Jan Roos.
Maandagavond na 22.00 in de Avonden meer.