Regen

 Een tentoonstelling van louter regenschilderijen, dat zou wat zijn. Als eerste Gustave Caillebottes Place de Dublin in 1877. Maar dan die andere versie.

 En dan Breitner, veel Breitner, die nu samen met Isaac Israëls te zien is. Dienstbodes weerspiegeld in regenplassen.

 Die geen regenscherm kunnen bekostigen, wat een dure galanterie was. Gedenk de chique winkel van Spiekerman in Haagse passage. Mijn leraar Engels heette ook zo en het eerste waarmee hij zich introduceerde was zijn naam: 'niet te verwarren met de parapluwinkel'. Ondertussen was ie er maar wat  trots op.

 Caillebotte is de regenschermen meester. Die inzag hoe de paraplu, als de Japanse parasol een instrument was van onopzettelijke vrouwelijke elegantie. Een scherm waarachter een dame zich verschuilt en dan opeens weer vertoont. En heren de kans biedt hun hoffelijkheden te etaleren. En dan de plassen, de weerspiegelingen.

 Bij Israëls is elegantie veel ongedwongener. Hij schildert zo onopzettelijk dat het wel lijkt of het gewoon regent. Dan wordt een windvlaag een zucht van God.

Singer verbouwd

Het Singer Museum in Laren is klaar. Vanmiddag gezien. De verbouwing van het complex is anders dan bij bv. het rampzalige Amster­damse Stedelijk een ver­betering.

 De tentoonstelling van nu geeft zonder veel ophef een beeld van de wederopstanding van de Nederlandse schilderkunst in de jaren 1870-1940. Met verrassende bruiklenen uit particulier bezit van Breitner, Isaac Israëls, Leo Gestel, Elsa Berg en Jan Sluijters. Die je laten zien dat in Nederland niet klakkeloos werd nagevolgd wat in Parijs gebeurde.

 De 'Amsterdamse impressionisten' genoemde Breitner en Isaac Israëls gingen hun eigen weg. Ze zochten het niet in kleur, waren veel meer tekenaars dan menige Parijse grootheid. En tegelijk lieten ze de verf het werk doen, zodat je soms een halve zaal achteruit moet lopen om de werking te zien.

 Ook Leo Gestel blijft een ongedurig geval apart. Hij heeft zowat in alle stijlen gewerkt, maar een Parijzenaar werd hij niet.

 Er ontstond in die jaren na de Haagse School iets eigens, het echtpaar Singer zag dat en kocht het.

 Het museum is gebleven wat het was, een huis waar je op visite komt.

Stadse meiden

 Breitner en Israels kleden de Amsterdamse straten aan met meiden. Een enkele dame doet haar boodschappen, maar die zie je hooguit terug in een portretopdracht. Op de grachten, bruggen en in de steegjes zie je de koffiepiksters die in sweatshops de slechte van de goede koffiebonen scheiden, de dienstmeisjes in hun witte schorten en de 'waspitten' van de kaarsenfabriek aan de Boerenwetering, achter het Rijksmuseum.

 In 1887 komt er een parlementaire enquête naar de wantoestanden daar:

 Vraag: Gij moet dus de bakken met stearine overgieten in de vormen, en de kaarsen afsnijden. Dat is uw werk gedurende 36 uren. Van zitten kwam dus niets in? Antwoord: Neen, mijnheer.

 Vraag: Kreeg gij 's nachts geen rustuur? Antwoord: Van 12 tot 1.

 Vraag: En gedurende dien tijd kondt gij dan wat op de grond gaan liggen? Antwoord: Ja, dan zocht ik maar een zachte plank op.

 Geen wonder dat de schilders makkelijk aan modellen konden komen. En dat de bordelen een uitweg boden. Uit een verhaal van Frans Erens in De Nieuwe Gids (1892):

 'Tusschen de vierkante meiden met de donkere rokken, die waaiden breed als krinolinen wijd. Vloog licht en rank, in volle zwaai en leliewit de slanke meid. Gloeiend heet en rood in zweet trapte ferm de sterke matroos, meenemend licht, het lichte wicht. In den nevelenden stof, in den wirbelenden dans, in het voeten gebons, in het plompende gestomp, in het vioolgesnerp verdween, kwam op de vliegende meid.' (...) 'En tusschen door de witte hand, verdwijnend hier, verdwijnend daar.'

Amsterdamse spiegelruiten

 Het schilderen van het nieuwe, grootsteedse Nederland begon in Den Haag. Hagenaars Breitner en Israels gingen rond 1885 het rumoer in de hoofdstad zoeken. Zagen Amsterdam opbouwen en groeien.

 Ze stortten zich op industrie, nieuwbouw, entertainment, mode en het caféleven. Israels was kind aan huis in het modehuis Hirsch met z'n mannequins. Breitners model Geesje Kwak werkte in een kledingateli­er.

 Het Haags Gemeentemuseum laat nu zien hoe na de landelijke rust van de Haagse School het stedelijk rumoer kwam.

 Amsterdam schilderen of tekenen blijft moeilijk. De binnenstad, de grach­tengordel waren toen al een koektrommel cliché. Breitner en Israels losten het op door er meiden op los te laten. Breitners vaak uitgelaten waspitten en dienstboden, Israels mannequins.  

 Waar ik niet van wist was de introductie in het stadsbeeld van wat nog steeds heet de spiegelruit. Tot dan toe waren winkelramen klein. Net als die van gewone huizen. Nu konden er opeens grotere raamoppervlakken gemaakt worden. De etalage was geboren.

 Amsterdam liep uit, niet alleen om te zien wat tentoongesteld werd, maar om binnen te kijken door die reusachtige glazen oppervlakken.

 Herman gorter beschreef het in 1885. En Israels huurde een kamer tegenover de hoedenwinkel Mars aan de Nieuwendijk, om vanuit zijn raam de etalages en de klandizie te kunnen schilderen. 

Getemde hemel (3)

 In Getemde hemel, het boek waarin Miek Zwamborn neerlegde wat ze in een ruim half jaar verblijf in het Haags Gemeentemuseum aantrof, deze potloodtekening in een schetsboekje van Isaac Israëls. Gefotografeerd met haar eigen hand in handschoen zoals het hoort in depot, naast Isaacs ingepakte voet. En dan deze aantekening:

 'hoe komt een vogelveertje in de leeszaal? 

 op sommige maandagen kijk ik naar hoe men kijkt en wegkijkt, kort kijkt landschappen binnenstapt, zich herkent in het portret van iemand anders die stilzit. Hoe die paar lijnen gezet zijn, het hoofd denkt, al tekenend wordt de omgeving aangeraakt.'

--------

 'De voet van Isaac Israëls. Wat is er gebeurd? T.92-35 8 toont twee voeten in een bed, voeten die onmogelijk van iemand anders kunnen zijn dan van Israëls zelf. De linkervoet, daar is iets mee gebeurd, zit in het gips of verband en is dubbel zo dik. Alleen de rechtervoet draagt een sok. De voeten liggen iets omhoog op een kussen en kijken naar de eigenaar en naar mij. Ik schuif heel even Israëls voeten aan mijn enkels. Gek dat uitzicht, opeens kijk je naar je eigen voeten, die je zo vaak vergeet terwijl ze je overal heenbrengen.

 Komt het door de schetsmatigheid dat ze heel kort op de mijne lijken? Je ziet hoe de verveling zich van hem meester maakt, er is niets meer dan de spijlen van het bed, de deken, de voeten.

 Frappant om te beseffen dat de schetsboeken opgesloten in de doos ooit mee naar buiten zijn geweest, ze het zonlicht zoals dit nu in de leeszaal op hen valt herkennen.' 

Isaac Israels in Amsterdam (2)

 In 1886 maakte Isaac zich los van het ouderlijk huis en ging hij naar Amsterdam, waar hij werkte tot 1904, toen hij naar Parijs vertrok.

 Treffend is de brief die Isaac in 1905 vanuit Parijs aan z'n vriend Erens schreef ter gelegenheid van diens verloving: 'Het bestaan krijgt voor jou een nieuwe allure, je lijkt op een arme voetganger die plotseling wordt uitgenodigd plaats te nemen in een luxueuze automobiel.'

 Maar zelf is hij in de weer met talrijke modellen-vriendinnen. Hij citeert nog een uitspraak van Erens uit de tijd dat ze gezamenlijk in Amsterdam, 'op jacht gingen': "'Arme vrouwen die ons in de armen vallen', ik herinner me dat je eens die sinistere uitroep slaakte.' Sinister was het tijdperk van de 'heren'. Geslachtsziekten waarden rond en een zwanger model of dienstbode kon nergens op rekenen.

 Wat geciteerd wordt uit de 240 brieven die Isaac met Frans Erens wisselde spettert van de pagina's: eerlijk, vol zelfspot. Waarom schreef hij niet voor de Nieuwe Gids net als al z'n vrienden, de Tachtigers? ' Och, ... als ik ga schrijven, dan vertel ik wat ik spreek en ik heb altijd gedacht, dat ik niet zou weten wie ik dan zou moeten aanspreken en daar om zal ik maar blijven zwijgen.'

 Ja, tegen wie heeft een schrijver het?

Tags: 

Isaac Israels en het moment

 Het moment. Het lijkt alsof het zo uit z'n penselen op het doek knalde. Isaac Israels deed zelden langer over een doek dan een uur.

 Van Mayken Jonkman leer ik wat aan dat schildermoment vooraf ging: vooral eindeloze potloodschetsen. Hij moest zich de indruk die hij wilde gaan vastleggen inpren­ten. Noem het een bewaard moment. Of beter een gereconstrueerd moment. Of ie er van droomde weet ik niet. Op foto's zie je hem staan schilderen, bijvoorbeeld op de Scheveningse boulevard. Maar wat hij daar maakte waren hooguit schetsen in olieverf, niet de doeken die ik nu in Panorama Mesdag zag.

 Zijn werkwijze is anders dan die van de impressionisten. Hij zet geen kleuren naast elkaar. Wel suggereert hij veel met 'vegen'. Lezend over Israels kom ik steeds z'n Franse jaren tegen, zijn 'heilzame oriëntatie op Frankrijk'. Daar vind je wat hem zo anders maakt dan zijn Nederlandse tijdgenoten. Hij was "de enige Nederlander die al omtre­nt 1900 iets van Toulo­use-Lautr­ecs 'spir­ituele sarcasme', iets van diens gepoin­teerde ner­vositeit had..".

 Donderdag zijn Mayken Jonkman en ik te horen in het Panorama Mesdag bij Isaacs weergaven van Scheveningse baadsters.

Tags: 

Isaac Israels in Den Haag

 Het boek van Willemijn de Vlieger‑Moll dat zo heet schetst het mondaine Scheveningen van rond 1900. Waar de oude pier (het 'wandelhoofd') in 1901 door Prins Hendrik werd geopend.

 Op vijf plaatsen is nu Haags werk van Isaac te zien. Morgen zal ik kenster Mayken Jonkman spreken in Panorama Mesdag. Over Isaac en de meisjes, want die hangen daar. Hij was het tegendeel van de Haagse school. Net als zijn vriend Breitner schilderde hij geen koeien maar vrouwen.

 Al in 1903 had ie een atelier in Parijs. Maar gek genoeg deed hij - anders dan Van Dongen, Jan Sluyters of Mondriaan - niet mee aan de avant-gardestrijd die om hem heen woedde. In een brief uit 1923 staat: 'het cubisme, dadaïsme, m'en fichi­sme zijn misschien niets anders dan voorwendselen voor lieden die niets willen doen en toch geld willen verdienen en beroemd zijn'.

Geen abstractie, geen symbolisme, zelfs geen fotografie. Hij bleef manisch tekenen en schilderen wat hij zag, zo vluchtig als het was, jagen op 'het ijle van de schijn', vol ongeduld. Veel doeken zijn ook onaf. Maar gek genoeg gooide hij niets weg. Er cir­culeren hele series 'nederlagen', die nu veel geld opbrengen.

Tags: 

Isaac Israels leest

 Vader Jozef moest vaak in Parijs zijn, voor exposities. Het gezin ging dan mee. 

 Bij die - lange - treinreizen werden stapeltjes pagina's uit een meegenomen leesboek los­gescheurd en onder de familieleden verdeeld. Wie zijn deel uit had gaf het door. Hadden ze - vader, moeder, zijn zusje en hij - zo'n stuk uit dan verdween het uit het raam.

 In Vervlogen jaren, de memoires van zijn vriend Frans Erens (1938) staat dat Isaac zeer belezen was, Duits, Frans, I­tal­iaa­n­s, Spaans en Russisch sprak. Maar zijn bibliotheek was chaot­isch: 'boeken vlogen op goed geluk door zijn atelier. Eenigen trof het lot verschroeid te worden door een begin van brand, andere dienden als kussen voor het moede hoofd van een model uit de achterbuurten, of als onderstuk voor een bord met een warm gebakken biefstuk.'

 Isaac wilde geen bibliotheek. Wilde hij iets herlezen dan kocht hij het opnieuw. 'Voor bewaren en het zich bezwaren met aller­lei voorwerpen had hij een doodelijken schrik.' Als rusteloos beschrijft Erens hem. Hij kon midden in een etentje opstaan, zeggende 'Ik ga weg, het verveelt mij.'

 

Tags: 

Isaac Israels in Den Haag

 Vanaf zaterdag as. is in vier Haagse musea werk van Isaac Israels (1865‑1934) te zien.

 Dit als aanloopje naar de grote Amsterdamse expositie in het Stadsar­chief die half juni begint. Veel Haags stads‑ en uit­gaansleven, portretten en het zomerse strand met de oude pier. Er komen ook twee boeken uit, een Haags en een Amsterdams.

 Het strand trok Isaac. Om de meisjes, meidengek als hij was. Hij schilderde er vaak de actrice Jacqueline Sandberg en ook Sofie de Vries, van wie we nu weten dat ze een langdurige LAT-rel­atie met hem had, van 1916 tot ze - na een lang ziekbed, waar hij haar verzorgde - stierf in 1931. Samen reisden ze naar Italië waar Isaac de mondaine strandgangsters in Viareg­gio schilder­de. Met Suze Cramer was hij bijna verloofd, hoewel ze achttien jaar scheel­den. Haar ouders waren tegen. Bekend is dat Isaac z'n modellen vroeg aan het strand vooral wit te dragen.

 Aan Jacqueline schreef hij: 'wat was het mooi, die witte omhulsels van je laatst, het is wel geloof ik waar ik het meest van houd, wit en blank, maar je moet het niet oververtellen! ik weet wel, alles is mooi, een schooier een kruidenier maar het is toch heerlijk om je over te geven aan je instinctieve preferenties.' Instinctieve preferenties, kun je het verfijnder zeggen?

Tags: 

Pagina's