Ver weg?

 In het nieuwe nummer van Metropolis M. staan twee brieven, van Anne Marijn Voorhorst en Miek Zwamborn, die verblijft op het eiland Mull in Knockvologan, een onderkomen dat ze samen met Rutger Emmelkamp bouwt.

 Is dat 'ver van de wereld', zoals Miek gevraagd wordt. Ze antwoordt: 'Je noemt Knockvologan ver van de wereld, maar waarom zien we steden eigenlijk als centra? Ik raak hier (ver weg van veel) steeds dichter en dieper met de wereld verbonden. Er is houvast aan het ontstaan door het observatorium dat we hier bouwden.'

 Er komen daar ook residenten. Om wat te doen? In de kunst is het woord onderzoeken niet meer weg te denken. Een Portugese P. komt stenen onderzoeken. En het is boos weer. Schrijft Miek: 'P. belde vanuit het observatorium om te vragen of het veilig was om de tuin te doorkruisen. Stond er niet te veel wind? De dagen daarna kreeg ze het zwaar te verduren. P. probeerde met oorbeschermers op aan haar proefschrift te schrijven, maar kon zich door al het lawaai nauwelijks concentreren. De stenen die ze wilde onderzoeken bleken twee keer zo groot te zijn dan ze zich had voorgesteld en pasten niet op het papier. Zo veranderde de residentie die een plek van inspiratie en contemplatie had moeten worden in twee slepende weken natuurgeweld.'

Tags: 

Alpen

 Ooit bezat ik de Agfa-photokarte, waarop voor de amateurfotograaf alle ideale standpunten stonden aangegeven, met het aangeraden diafragma erbij. De Alpen zijn uit ons gezichtsveld verdwenen. Maar niet uit dat van Miek Zwamborn, de Duimsprong (2013) is een Alpenboek.

 Mijn eerste nabije kennismaking met de betovering van Alpen was de toen fameuze 'Drie Passen tocht', langs de Furka, Grimsel en Susten. De ouderlijke auto werd gegidst door de Zwitserse schrij­ver Erwin Heimann, een kennis van mijn vader. Zijn instru­cties met zwaar accent aan de domme Hollander waren onvergetelijk. Dalend verkeer heeft altijd voorrang. De Postbus ook. 'Zurückschalten!'

 En nu, in de nieuwe editie van Tijdschrift Terras, onder de noemer 'Elders' vind ik reisnotities van Miek Zwamborn over de Flüelapas - die ik ook eens reed - waarin de uitzetter van de rood-witte wandelpaden optreedt.

 'In het voorjaar loopt hij met twee blikken verf omhoog. De rood-witte schildering moet van twee kanten te zien zijn, zodat wandelaars het pad van dal nar dal kunnen blijven volgen en niet op de gletsjer belanden. Sommige stenen zijn verschoven of verloren hun markering door de bleking van de zon. De kwast heeft zich vol met verf gezogen. Sporadisch belandt een rode spat op een nabijgelegen steen. Een witte druppel verlaat traag de rechthoek waarin hij thuishoort vlak nadat de schilder is weggelopen. Het veroorzaakt een rafelige wegwijzer. (...)’

 Vaak denk ik aan Lord Byron die daar ergens een gedicht schreef en onder een steen verstopte. Het is nooit teruggevonden.

Wondere Wieren

 Sinds ik eens  een radionacht met haar doorbracht in de controleto­ren van de middensluis in IJmuiden weet ik hoezeer Miek Zwamborn verbonden is met de zee. In haar boek 'Oploper' voer ze al van de Afrikaanse kust naar New Orleans, in 'Wieren' duikt ze onder de oppervlakte.

 In Schotland ontdekt ze het diapositieve leven onder zee. Onbekende bloemen, planten, gewassen. Die hele kolonies vormen, soms onafzienbaar als de Sargassozee, drijvend, los van de bodem.

 Vaak in de vorm van in de stroming sierlijk wuivende handen, en in prachtige kleuren die boven water verloren gaan. Matisse zag ze.

 De drijvende wieren zijn door oude zeelieden aangezien voor zeeslangen of andere monsters. Eencelligen zijn het, die samenleven op ongedachte manieren.

 Bekoorlijk en eetbaar ook, het boek eindigt met recepten voor ons vreemd seafood. Zoals Zeemeerminconfetti of Carrageencrème. Boter, suiker, bloem of geschaafde chocola met vanille komen er aan te pas.

 De 'truffel der zee' was ooit het noodrantsoen voor mens en vee.

 'Wieren' is een geïllustreerde onderzeese ontdekkingsreis die me deed denken aan het door W.F.Hermans als kind geziene 'De Wonderen van het Heelal'. Over alles waarvan je tevoren niet wist dat je er hevig in geïnteresseerd was.

Tags: 

Monika Rinck en het lichaam

 Er werd door mijn moeder met grote omzichtigheid over gesprok­en. Alsof ik eigenlijk geen lichaam had. En zij ook niet. Zo leefden wij lichaamloos voort.

 Waar dat niet te vermijden was, als het ging om sanitaire handelingen, leerde ze me wonderlijke eufemismen, die ik nooit ergens anders heb gehoord. Over seks werd helemaal niet gesproken. Op een dag kwam mijn vader de trap naar mijn zolderkamer op geslopen  - waar hij anders nooit kwam - en legde een boekje neer: 'Stippellijnen voor jongens'. Dat moest ik maar eens lezen. En maakte dat hij de trap weer af kwam.

 Wat ik moest weten leerde ik wel op straat. Pas later ontdekte ik dat ik het zelf was, dat verzwegen lichaam. En hoe het mijn geluk en ongeluk bepaalde.

 Miek Zwamborn - die ook haar bundel 'Honingprotokolle' vertaalde, bracht in Tijdschrift Terras een gedicht van Monika Rinck over de verstrengeling van lichaam en geest. Die ook haar blijft verwonderen. Getuige 'Bries':

  'Vreemd toch hoe lichamelijk de treurnis is.

Als een verbinding die zich niet laat ontbinden

omdat het er geen is, omdat het veel meer een sfeer is,

de grootste aller sferen is waarin alles nabijheid is.

De treurnis, vreemd hoe diep die in het lichaam ligt,

als je niet weet waar de diepste diepte van het lichaam is,

moet je maar bekijken waar de treurnis ligt.

Bries. Hoe lichamelijk toch de treurnis is.'

Raketpost

 Toen ik hoorde dat vriendin Miek naar een Schots eiland zou vertrekken vroeg ik allereerst naar George Orwell, die in de jaren 1945-1949 op zo'n eiland als boer leefde. Moest ze dan ook elke ochtend in haar dagboek noteren hoeveel eieren de kippen hadden gelegd? Ja, dat zou ze zeker gaan doen.

 Ik dacht aan de postbezorging op verre eilanden waarvoor de Royal Mail bij ruw weer als er niet gevaren kon worden raketjes gebruikte, die neerkwamen aan parachutes, met speciale postzegels. Ook voor voedsel.

 Al in 1934 werd raketpost afgevuurd naar de Schotse eilanden, 1200 brieven tegelijk. Helaas ontploften de eerste raketten. Maar het ging verder.

 Denk dus niet dat Internet alles heeft opgelost. Onze steden barsten van de koeriers die Internet-aankopen moeten bezorgen. En de eilandbewoners dan?

 Buizenpost was mijn eerste ervaring op dat gebied. Wat met perslucht werkt. 

 Voor pakketten lijkt het ideaal. In Parijs werkt het oude systeem nog steeds, zij het totaan de periferique. Daarbuiten komen de brommmertjes.

 Toen in 1969 in de radiovilla van de VPRO een snelle verbinding tussen de studio en de telefoonredactie moest worden aangelegd was daar de buizenpost met briefjes in kokers. En nu zeer gezochte Rohrpostzegels.

 En let op: de toekomst van het Internetkopen en -bezorgen ligt in de buizen­post. En als het om afgelegen plekken gaat worden dat drones. Als Miek in Schotland straks zonder spliterwten zit laat ik ze bezorgen per dronepost.

 Wie ontwerpt het eerste Dronezegel?

De albumbladen van Jan Kuijper

 Het weldadige van goede gedichten is dat er te raden overblijft. Raden, een heerlijke bezigheid. Voor de bundel 'Aanmatigingen', sonnetten van Jan Kuijper, geldt dat eens te meer. Het zijn 'albumbladen' voor zesentwintig dichters. Alsof die hun poëziealbum bij Jan hebben ingeleverd. Bij elkaar vormen ze een 'onontkoombaar verhaal van afscheid en ontluistering' zegt de achterkant. En de eerste regels komen uit het werk van de dichters. In het album van Miek Zwamborn schreef hij: 

 'En nu met triomf van schieten (zwarte zonnen)/ bannen wij de dufheid en verveling uit./ Eerst de aardfonteinen, later het geluid-/ je ziet, er is iets ongehoords begonnen,/ iets als de rol van honderdduizend tonnen/ die van de brug af komen, niemand die ze stuit,/ in de oren eerst de donder, dan de fluit/ die aangeeft; het gehoor is overwonnen.

 Ben ik dan dood? Dat is niet te geloven -/ dan zou ik niet beseffen wat ik mis./ Denk jij van mij dat ik de klap te boven/ kan komen, dat het ergste wat er is/ iets moois kan baren - dat een blinde en dove/ triomfen viert in stilte en duisternis?

Onderzees

 Het nieuwe nummer van het tijdschrift Extaze gaat over water, over zee. Toch zijn er maar twee bijdragen waarin de wereld onder water gaat spreken. Willem Brakman beschrijft wat hem daar bij de geslachtsdelen wil grijpen en Miek Zwamborn die de zee kent, hem bevoer op een booreiland, sluiswachter was, maakt het zacht golvende onderzeese leven zicht- en voelbaar, geeft het een meervoudige stem in 'Onderzees'. Waaruit deze passages:

 Wij zijn groot en alom, zwieren los van elkaar, wij bestaan nooit uit ik, wij zijn wij, Laminaria digitata, geen zwerm kudde of school, toch altijd met veel, talrijk en talloos, ontelbaar verspreid, wij spannen samen, innig verstrikt of separaat waaiend in bossen vol vliezige vingers.

 Wij staan rechtop in de stroom, blijven zuiver van loof zonder tak of stam, wieren uit onder spiegels van water, niet dun gezaaid maar in groten getale, uit onze hoofdbladen groeien lovertjes.

  (...)

 Bevochtig ons, wij hebben drijflichamen, wij zijn meegaand van aard, wij bezien het gebeuren, wij grijpen niet in, wij betijen, we passen ons aan, zijn ontwikkelbaar, deze tijd is onze tijd, dit water ons water. Wij volgen de golven, zijn opportunisten, wij verdragen slib, penetrerende zonnestralen, verzuring en droogstelling aan lucht bij eb. 

 (...)

 Toch belagen graaigrage schepen ons, klitten netten in ons, men verpulvert ons, maalt ons en hapt in ons, maar sidderroggen zoeken nog altijd hun prooi in ons, vliegende vissen en zeeoren schuilen in ons en rifbaarzen leven in ons.

 Laat de zeeën koel en rustig stromen, wij worden broos aan land of raken bezonken, wij willen wieren, zijn onverstoorbaar, wij zijn met zoveel.

Tags: 

Den Haag en het verdwijnen

 Vandaag Miek Zwamborn rondgeleid door de stad waar zij een halfjaar verbleef in het Gemeentemuseum, een tentoonstelling maakte en het boek Getemde hemel. Maar waar ze niet veel wist. Het miezerde, de hele dag.

 Kijken naar wat weg is en altijd blijft. Zoals het huisje bij het eindpunt van lijn 2, hoek Muurbloemweg, waar de tramconducteurs hun boterham aten. Straks doen ze hun uniformjasjes en gorden hun geldwisselapparaten weer om, waaruit zo makkelijk stuivers, kwartjes en dubbeltjes rollen. En dan op naar de Riviervismarkt.

 Vandaag kijk ik naar Metropole Tuschinsky, het Houtrustpaviljoen, het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen en de MILVA-kazerne aan de Duinlaan, waar nooit meer een mevrouw-generaal naar buiten zal komen fietsen met bruine kousen en schoenen.

 Vreemder wordt dan wat er nog is. De Sportlaan, het Markenseplein, de Bevelandsestraat, de Frankenslag. Wat kan Den Haag stil zijn.

 Bij het huis van mijn grootouders is het oude zwartwitte huisnummer vervangen door een nieuw in blauw met witte cijfers. Als ik na zesenvijftig jaar door de brievenbus kijk is de vestibuledeur met het klikklak scharnier er nog. Voorgoed verdwenen: gangkastje met de twee zwarte hondjes die kleerborstels in de bek houden, weg ook de paraplubak. En alles zo wit geschilderd! Waar bleef het halfduister..

 Beter echt weg dan onherkenbaar.

 We besloten onze rondrit op de renbaan Duindigt, waar niemand was. Behalve twee paarden, maar die wisten het ook niet. Geruststellend, het regende of miezerde de hele dag. De ruitenwissers bleven wissen. 

Tags: 

Weer

 Het boek Getemde hemel van Miek Zwamborn, over haar verbl­ijf in het Haags Gemeentemuseum en daar te krijgen, bevat veel weer. Vanwaar? De zee is nabij. Onuitputtelijk het weer.  

 In zijn Escape from freedom legt Erich Fromm uit hoe mensen het zich toe-eigenen. Hij beschrijft – dit uit m’n hoofd - een havenstadje waar hij vakantie hield en proeven deed. Hij vroeg bewoners, vissers, wat het morgen voor weer zou zijn. Hun antwoorden hadden een grote schijn van deskundigheid. Ze keken naar de lucht, snoven en zeiden 'ik denk dat die wind naar het Oosten gaat ruimen en dat we morgen regen krijgen.' Hoe of ze dat wisten? Je kon het ruiken. Ze zagen het ook aan het gedrag van de vogels.

 Later hoorde Fromm op de radio dat het lokale KNMI regen voorspe­lde. Vrij waarschijnlijk hadden de vissers dat ook gehoord, maar ze gaven de voorkeur aan de schijn van eigen deskundigheid. Zo komen de meningen in de wereld, zegt Fromm.

 Het weer is overal, ook in ons. Weer is poëzie, Miek Zwamborn schreef: Magnetisch veld.

 

De windvaan draait

nu ik bedenk hoe adem geknipt

uit de diepste keel de lucht ruim

 

geraakt van de raaf en de hik

stokt midden in een zin

 

o abrupt gestaakte snik

is er iemand die met geopende

ogen de nies trotseert?

 

de snurk en kuch dempt

aan het lichaam ontsnapt blozen

 

verwaarloos het moment waarop

een toegedekt oor

verstilt op ijzerdraad.

Tags: 

Getemde hemel (3)

 In Getemde hemel, het boek waarin Miek Zwamborn neerlegde wat ze in een ruim half jaar verblijf in het Haags Gemeentemuseum aantrof, deze potloodtekening in een schetsboekje van Isaac Israëls. Gefotografeerd met haar eigen hand in handschoen zoals het hoort in depot, naast Isaacs ingepakte voet. En dan deze aantekening:

 'hoe komt een vogelveertje in de leeszaal? 

 op sommige maandagen kijk ik naar hoe men kijkt en wegkijkt, kort kijkt landschappen binnenstapt, zich herkent in het portret van iemand anders die stilzit. Hoe die paar lijnen gezet zijn, het hoofd denkt, al tekenend wordt de omgeving aangeraakt.'

--------

 'De voet van Isaac Israëls. Wat is er gebeurd? T.92-35 8 toont twee voeten in een bed, voeten die onmogelijk van iemand anders kunnen zijn dan van Israëls zelf. De linkervoet, daar is iets mee gebeurd, zit in het gips of verband en is dubbel zo dik. Alleen de rechtervoet draagt een sok. De voeten liggen iets omhoog op een kussen en kijken naar de eigenaar en naar mij. Ik schuif heel even Israëls voeten aan mijn enkels. Gek dat uitzicht, opeens kijk je naar je eigen voeten, die je zo vaak vergeet terwijl ze je overal heenbrengen.

 Komt het door de schetsmatigheid dat ze heel kort op de mijne lijken? Je ziet hoe de verveling zich van hem meester maakt, er is niets meer dan de spijlen van het bed, de deken, de voeten.

 Frappant om te beseffen dat de schetsboeken opgesloten in de doos ooit mee naar buiten zijn geweest, ze het zonlicht zoals dit nu in de leeszaal op hen valt herkennen.' 

Pagina's