De onsterfelijke tram

 Jan Kuijper maakte een 'ruime keuze' uit de gedichten van Dèr Mouw (1863-1919) onder de klinkende titel 'Mijn taalorkest'. Alle uit zijn enige en omvangrijke bundel 'Brahman'. Dèr Mouw noemde zich Adwaita ('de tweeheidloze' in het Sanskr­iet). Hij vond wat rust in Brahmanisme en natuurbeschouwing. In zijn sonnetten komt soms de tram voor, zoals ik die zelf als kind leerde kennen. Met vonken onder de beugel, Zoals hier:

 'Vol winteravondschem'ring ligt de laan,

een buis, de wand hier, ginds grijswit als krijt;

de tram, een blok van gelig schijnsel, rijdt

tussen twee lichtrechthoeken af en aan;

 

soms knapt, verwaaiend links, rechts van de baan,

een boeket van meteoren los en smijt

blauwgroene sterren door de donkerheid,

waarin plots'ling zilv'rige sprookjes staan.

 

Zo glijdt de herinn'ring 't verleden door,

een lichtplek, schuivend langs steeds 't zelfde spoor

langs schimmen van verdriet, nevelig groot;

 

soms toont een feeërie van tov'rig blauw

hoe somber ligt het onderwerelds grauw

op 't vroeger leven, levend in de dood.'

De albumbladen van Jan Kuijper

 Het weldadige van goede gedichten is dat er te raden overblijft. Raden, een heerlijke bezigheid. Voor de bundel 'Aanmatigingen', sonnetten van Jan Kuijper, geldt dat eens te meer. Het zijn 'albumbladen' voor zesentwintig dichters. Alsof die hun poëziealbum bij Jan hebben ingeleverd. Bij elkaar vormen ze een 'onontkoombaar verhaal van afscheid en ontluistering' zegt de achterkant. En de eerste regels komen uit het werk van de dichters. In het album van Miek Zwamborn schreef hij: 

 'En nu met triomf van schieten (zwarte zonnen)/ bannen wij de dufheid en verveling uit./ Eerst de aardfonteinen, later het geluid-/ je ziet, er is iets ongehoords begonnen,/ iets als de rol van honderdduizend tonnen/ die van de brug af komen, niemand die ze stuit,/ in de oren eerst de donder, dan de fluit/ die aangeeft; het gehoor is overwonnen.

 Ben ik dan dood? Dat is niet te geloven -/ dan zou ik niet beseffen wat ik mis./ Denk jij van mij dat ik de klap te boven/ kan komen, dat het ergste wat er is/ iets moois kan baren - dat een blinde en dove/ triomfen viert in stilte en duisternis?