Vandaag Miek Zwamborn rondgeleid door de stad waar zij een halfjaar verbleef in het Gemeentemuseum, een tentoonstelling maakte en het boek Getemde hemel. Maar waar ze niet veel wist. Het miezerde, de hele dag.
Kijken naar wat weg is en altijd blijft. Zoals het huisje bij het eindpunt van lijn 2, hoek Muurbloemweg, waar de tramconducteurs hun boterham aten. Straks doen ze hun uniformjasjes en gorden hun geldwisselapparaten weer om, waaruit zo makkelijk stuivers, kwartjes en dubbeltjes rollen. En dan op naar de Riviervismarkt.
Vandaag kijk ik naar Metropole Tuschinsky, het Houtrustpaviljoen, het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen en de MILVA-kazerne aan de Duinlaan, waar nooit meer een mevrouw-generaal naar buiten zal komen fietsen met bruine kousen en schoenen.
Vreemder wordt dan wat er nog is. De Sportlaan, het Markenseplein, de Bevelandsestraat, de Frankenslag. Wat kan Den Haag stil zijn.
Bij het huis van mijn grootouders is het oude zwartwitte huisnummer vervangen door een nieuw in blauw met witte cijfers. Als ik na zesenvijftig jaar door de brievenbus kijk is de vestibuledeur met het klikklak scharnier er nog. Voorgoed verdwenen: gangkastje met de twee zwarte hondjes die kleerborstels in de bek houden, weg ook de paraplubak. En alles zo wit geschilderd! Waar bleef het halfduister..
Beter echt weg dan onherkenbaar.
We besloten onze rondrit op de renbaan Duindigt, waar niemand was. Behalve twee paarden, maar die wisten het ook niet. Geruststellend, het regende of miezerde de hele dag. De ruitenwissers bleven wissen.