In Getemde hemel, het boek waarin Miek Zwamborn neerlegde wat ze in een ruim half jaar verblijf in het Haags Gemeentemuseum aantrof, deze potloodtekening in een schetsboekje van Isaac Israëls. Gefotografeerd met haar eigen hand in handschoen zoals het hoort in depot, naast Isaacs ingepakte voet. En dan deze aantekening:
'hoe komt een vogelveertje in de leeszaal?
op sommige maandagen kijk ik naar hoe men kijkt en wegkijkt, kort kijkt landschappen binnenstapt, zich herkent in het portret van iemand anders die stilzit. Hoe die paar lijnen gezet zijn, het hoofd denkt, al tekenend wordt de omgeving aangeraakt.'
--------
'De voet van Isaac Israëls. Wat is er gebeurd? T.92-35 8 toont twee voeten in een bed, voeten die onmogelijk van iemand anders kunnen zijn dan van Israëls zelf. De linkervoet, daar is iets mee gebeurd, zit in het gips of verband en is dubbel zo dik. Alleen de rechtervoet draagt een sok. De voeten liggen iets omhoog op een kussen en kijken naar de eigenaar en naar mij. Ik schuif heel even Israëls voeten aan mijn enkels. Gek dat uitzicht, opeens kijk je naar je eigen voeten, die je zo vaak vergeet terwijl ze je overal heenbrengen.
Komt het door de schetsmatigheid dat ze heel kort op de mijne lijken? Je ziet hoe de verveling zich van hem meester maakt, er is niets meer dan de spijlen van het bed, de deken, de voeten.
Frappant om te beseffen dat de schetsboeken opgesloten in de doos ooit mee naar buiten zijn geweest, ze het zonlicht zoals dit nu in de leeszaal op hen valt herkennen.'