Het schilderen van het nieuwe, grootsteedse Nederland begon in Den Haag. Hagenaars Breitner en Israels gingen rond 1885 het rumoer in de hoofdstad zoeken. Zagen Amsterdam opbouwen en groeien.
Ze stortten zich op industrie, nieuwbouw, entertainment, mode en het caféleven. Israels was kind aan huis in het modehuis Hirsch met z'n mannequins. Breitners model Geesje Kwak werkte in een kledingatelier.
Het Haags Gemeentemuseum laat nu zien hoe na de landelijke rust van de Haagse School het stedelijk rumoer kwam.
Amsterdam schilderen of tekenen blijft moeilijk. De binnenstad, de grachtengordel waren toen al een koektrommel cliché. Breitner en Israels losten het op door er meiden op los te laten. Breitners vaak uitgelaten waspitten en dienstboden, Israels mannequins.
Waar ik niet van wist was de introductie in het stadsbeeld van wat nog steeds heet de spiegelruit. Tot dan toe waren winkelramen klein. Net als die van gewone huizen. Nu konden er opeens grotere raamoppervlakken gemaakt worden. De etalage was geboren.
Amsterdam liep uit, niet alleen om te zien wat tentoongesteld werd, maar om binnen te kijken door die reusachtige glazen oppervlakken.
Herman gorter beschreef het in 1885. En Israels huurde een kamer tegenover de hoedenwinkel Mars aan de Nieuwendijk, om vanuit zijn raam de etalages en de klandizie te kunnen schilderen.