De tentoonstelling van nu geeft zonder veel ophef een beeld van de wederopstanding van de Nederlandse schilderkunst in de jaren 1870-1940. Met verrassende bruiklenen uit particulier bezit van Breitner, Isaac Israëls, Leo Gestel, Elsa Berg en Jan Sluijters. Die je laten zien dat in Nederland niet klakkeloos werd nagevolgd wat in Parijs gebeurde.
De 'Amsterdamse impressionisten' genoemde Breitner en Isaac Israëls gingen hun eigen weg. Ze zochten het niet in kleur, waren veel meer tekenaars dan menige Parijse grootheid. En tegelijk lieten ze de verf het werk doen, zodat je soms een halve zaal achteruit moet lopen om de werking te zien.
Ook Leo Gestel blijft een ongedurig geval apart. Hij heeft zowat in alle stijlen gewerkt, maar een Parijzenaar werd hij niet.
Er ontstond in die jaren na de Haagse School iets eigens, het echtpaar Singer zag dat en kocht het.
Het museum is gebleven wat het was, een huis waar je op visite komt.