Een tentoonstelling van louter regenschilderijen, dat zou wat zijn. Als eerste Gustave Caillebottes Place de Dublin in 1877. Maar dan die andere versie.
En dan Breitner, veel Breitner, die nu samen met Isaac Israëls te zien is. Dienstbodes weerspiegeld in regenplassen.
Die geen regenscherm kunnen bekostigen, wat een dure galanterie was. Gedenk de chique winkel van Spiekerman in Haagse passage. Mijn leraar Engels heette ook zo en het eerste waarmee hij zich introduceerde was zijn naam: 'niet te verwarren met de parapluwinkel'. Ondertussen was ie er maar wat trots op.
Caillebotte is de regenschermen meester. Die inzag hoe de paraplu, als de Japanse parasol een instrument was van onopzettelijke vrouwelijke elegantie. Een scherm waarachter een dame zich verschuilt en dan opeens weer vertoont. En heren de kans biedt hun hoffelijkheden te etaleren. En dan de plassen, de weerspiegelingen.
Bij Israëls is elegantie veel ongedwongener. Hij schildert zo onopzettelijk dat het wel lijkt of het gewoon regent. Dan wordt een windvlaag een zucht van God.