Isaac Israels in Den Haag

 Het boek van Willemijn de Vlieger‑Moll dat zo heet schetst het mondaine Scheveningen van rond 1900. Waar de oude pier (het 'wandelhoofd') in 1901 door Prins Hendrik werd geopend.

 Op vijf plaatsen is nu Haags werk van Isaac te zien. Morgen zal ik kenster Mayken Jonkman spreken in Panorama Mesdag. Over Isaac en de meisjes, want die hangen daar. Hij was het tegendeel van de Haagse school. Net als zijn vriend Breitner schilderde hij geen koeien maar vrouwen.

 Al in 1903 had ie een atelier in Parijs. Maar gek genoeg deed hij - anders dan Van Dongen, Jan Sluyters of Mondriaan - niet mee aan de avant-gardestrijd die om hem heen woedde. In een brief uit 1923 staat: 'het cubisme, dadaïsme, m'en fichi­sme zijn misschien niets anders dan voorwendselen voor lieden die niets willen doen en toch geld willen verdienen en beroemd zijn'.

Geen abstractie, geen symbolisme, zelfs geen fotografie. Hij bleef manisch tekenen en schilderen wat hij zag, zo vluchtig als het was, jagen op 'het ijle van de schijn', vol ongeduld. Veel doeken zijn ook onaf. Maar gek genoeg gooide hij niets weg. Er cir­culeren hele series 'nederlagen', die nu veel geld opbrengen.

Tags: