'Het staat voor mij vast dat de mensen toen nog een ander soort gezichten hadden - die zijn nu niet meer in zwang, in onbruik geraakt, phased out. Je herkent ze op foto's van voor 1950, 1955 (...) maar ook op anonieme oude prentbriefkaarten en albumfoto's.'
Als ik zelf zo'n foto zie voel ik het in mijn kaken. Zoals wanneer je uit een film komt.
'Het is,' schrijft Kousbroek, 'of de mensen hun gezichten toen nog in een andere plooi trokken - en of ze die plooi vanaf omstreeks 1950 hebben laten varen.' Ook andere dingen veranderden natuurlijk, houding, brillen, het dragen van hoeden, en wat Rudy noemt 'de sculptuur van het haar, de architectuur van de bh's'. Nog voel ik de Brylcreem van mijn 'vetkuif'. Je legde je hand erop. Even.
'Het is niet onmogelijk dat er ook werkelijke fysieke verschillen waren, misschien als gevolg van verschillende voeding, maar ook van een verschillende ontwikkeling van het spierweefsel, vooral rond de mond. Die stond anders, als het ware om er anders mee te praten, andere dingen mee te zeggen.'
Bij modepoppen - een paar jaar geleden in Rotterdam te zien - uit verschillende tijden is duidelijk hoe het vrouwenlichaam veranderde. Tenslotte Kousbroek: 'Het gaat eigenlijk om twee complementaire gezichtsuitdrukkingen; er was die van het gezag en het gevulde vlees, en de keerzijde daarvan: die van de onderwerping en de schrale voeding. Beide zijn nu verdwenen.'
Aan de ene kant de 'voldane, burgerlijke zelfingenomenheid' en aan de andere de 'nederige of zelfs schuwe oogopslag' van de 'paardachtige afgesloofdheid'. Verdwenen. Wat er voor in de plaats kwam was de 'verongelijktheid'.
Op deze schoolfoto, Zutphen, 1950 - ik zit op de tweede rij derde van links - zie je de nieuwe tijd aankomen. Een enkel kind lacht.