Kousboek

Het levensverhaal van Gabriël Kousbroek zoals hij het heeft getekend en geschreven in zijn ‘Kousboek’ is op vele manieren een onmogelijkheid.

 Meteen in het begin ontsteekt de hoofdpersoon in wilde woede als hij merkt dat ze hem bij Panorama alleen voor een gesprek over zijn tekenwerk uitnodigen om zijn achternaam en geruchten over zijn vader. Vreemd. Wie dat soort valse interesse wil vermijden zou er goed aan doen onder pseudoniem te werken. Weinig mensen heten nu eenmaal Kousbroek. Bernlef heette eigenlijk Marsman, en al was hij zelfs geen familie van de dichter, zo vermeed hij oneigenlijke aandacht.

 Maar in dit geval kon het niet anders. Het Kousboek is autobiografisch, Gabriël noemt zijn familie met naam en toenaam in deze kroniek van het leven van een zoon van beroemde ouders. Dat is de kracht ervan. En, klein wonder: niet alleen komt hij zijn jeugd te boven, hij doet zijn vader Rudy en zijn moeder Ethel Portnoy recht.

 Voor mij als lezer een klein wonder, omdat ik Rudy kende en Ethel meerdere malen meemaakte. En in de omgang met Rudy vaak gedacht heb ‘wat een unieke man, maar het zal je vader zijn’. In Kousboek overstijgt Gabriël wat ook had kunnen uitlopen op diepe frustratie, regelrechte vaderhaat en artistieke verlamming of erger. Hij kijkt over de geschiedenis heen. Een niet te onderschatten krachttoer.