Brief in fles

 Op Kerstavond doe ik mee aan de Vorlesebühne van Bernhard Christiansen in de Utrechtse molen De Ster waar korte prozastukjes worden voorgelezen. Thema is 'Boodschap in een flesje'..

 Ik heb aan zee gewoond, in den Haag, maar heb aan de waterlijn nooit een brief in een fles gevonden. Het is een oud wanhoopsgebaar. De zee als postbode inzetten. Goddank komt er nooit een boze fles terug. In de verte applaudisseert een pinguïn.

 Er worden weinig brieven meer verstuurd. Het posten van een brief was een bedachtzaam ritueel. De wandeling naar de brievenbus. Dan het de brief in de gleuf duwen. Er zaten vroeger een soort klepjes in die gemeen pijn deden als je de brief in de bus duwde, maar je opeens bedacht. Wilde ik eigenlijk wel iets zeggen? Of was zwijgen beter.

 Ik bezit een kleine collectie niet voor niks onverstuurde brieven. Wel met een postzegel erop, maar niet gestempeld, de afzender ben ik zelf. Daaruit zal ik er op kerstavond een paar voorlezen. Geen aardige brieven.

 Was de brief eenmaal gevallen dan kon je wachten tot het autoo­tje van de post kwam. De postman de brieven in een postzak liet zakken en het bordje verschoof naar 'de lichting 4 is geschied'.

Daniil Charms

 De Russische schrijver Daniil Charms (1905-1942) geldt als een absurdist. In de Vorlesebühne droeg zijn bewonderaar  Bernhard Christiansen zaterdag nog werk van hem voor. Maar je hebt absurd en absurd, Charms leefde, schreef en stierf in de absurditeit van de Sovjetunie, wat iets anders is  dan die van Alfred Jarry, Tristan Tzara of Kurt Schwitters. Het is bij hem menens. Hij leed aan diepe depressies en werd opgenomen. In 1941 werd hij weer eens gearresteerd en verdween. Hier een verhaaltje uit de jaren 1934-1937, vertaald door Jan Paul Hinrichs:

 'Anton Antonovitsj had zijn baard afgeschoren en geen van zijn bekenden herkende hem nog.

'Hoe kan dat nou', zei Anton Antonovitsj, 'ik ben het toch, Anton Antonovitsj. Ik heb alleen mijn baard afgeschoren.'

'Ja, ja!' zeiden de bekenden. 'Anton Antonivitsj had een baard en u heeft er geen.'

'Ik zeg u toch dat ik ook een baard had maar ik heb die afgeschoren', zei Anton Antonovitsj.

'Er zijn er zo veel die vroeger een baard hadden!' zeiden de bekenden.

'Wat is dit nu allemaal', zei Anton Antonovitsj en werd boos, 'wie ben ik dan volgens u?'

'Dat weten we niet zeiden de bekenden, 'u bent alleen Anton Antonovitsj niet.'

Anton Antonovitsj raakte in verwarring en wist niet wat hij moest doen. Hij ging op bezoek bij de Naskakovs, maar die ontvingen hem met verbaasde gezichten en vroegen: 'Voor wie komt u?'

'Ik kom voor u, Maroesenka!' zei Anton Antonovitsj. 'Het kan toch niet zo zijn dat u me niet herkent!'

'Nee', zei Maroesja Naskakova nieuwsgierig. 'Maar wacht , heb ik u misschien bij Valentina Petrovna gezien?'

'Wat zegt u daar, Maroesja!' zei Anton Antonovitsj. 'Kijkt u nu eens goed naar me. Herkent u me?'

'Wacht, wacht... Nee, ik kan me niet herinneren wie u bent.'

'Maar ik ben Anton Antonovitsj! zei Anton Antonovitsj. 'Heeft u me niet herkend?'

'Nee', zei Maroesja, 'u houdt me voor de gek.'

Verdwalen

 Ik reed in het onbekende Utrecht op goed geluk een parkeergarage binnen, en kwam weer bovengronds in een Albert Heijn. Tegenover een stille moskee. Mijn richtinggevoel was zoek. Alle richtingen waren even goed of verkeerd geworden.

 Opeens wist ik weer wat verdwalen is. Niet dwalen, maar stilstaan in een onbekend voetgangersgebied, los van richting, leeg van hoofd, suizend van oude angst. Verdwalen roept een kind wakker, in een uitgestrekt bos waar alle bomen op elkaar lijken en hun toppen spookachtig ruisen. De weg vragen doe ik nooit, dat maakt het erger.

 Ik leerde van de architect Juhani Pallasmaa dat ogen, oren, neus en tastzin verfijningen zijn van huid, gespecialiseerde stukjes huid, zodat we een en al huid zijn.

 Ik was op weg naar de Vorlesebühne, in een paviljoentje dat moest liggen tussen het stuifzand achter het station. Naar Bernh­ard, Sylvia, Marten en de kleine parlando-muziek van Uli Kürner en Riek Westerhof. 

 Achter de moskee kreeg ik het in zicht. Was niet meer verdwaald en verkeerde tussen de stemmen. Wat een stem vermag. Een stem kan zuchten. Dat kan een verzuchting zijn, waar Fransen zeggen 'Ouf je respire'. 

 Ik zuchtte en ging binnen.

Bernhard Christiansen

 De blik van over de grens onthul­t. Als Monet Amsterdam schildert vanaf zijn bootatelier in de Amstel wordt het een andere stad. Als Camus een Hollands café binnengaat verandert alles.

 Zou er een studie bestaan naar die vreemde blikken? Ik heb die van Bernhard Christiansen aan mijn verzameling kunnen toevoegen, de man van de Vorlesebühne, het korte vreemde proza uit vijf monden, met muziek - as. zaterdag weer in de Molen Utrecht. Bernhard werd groot op een boerderij bij de Duits-Deense grens en studeerde Nederlands in Utrecht, waar hij bleef. En theater en gedichten schreef en acteerde. Waar blijft een Duitser zich over verbazen? Dit uit zijn bundel 'Nu daarentegen', in memoriam Ad Melk­ert:

 Ad Melkert is vandaag vermoord/ - onze Melkert -/ doodgestoken door een blanke man van 43 jaar/ een dolgedraaide laffe tandarts/ opgestookt door de heer Fortuyn/ en al die rechtse mensen in het land

 Maar dat pikken we niet langer/ dat terrorisme van die kaakchirurgen/ en hun vrienden/ we pakken jullie/ allemaal

 Zo is dan ook/ punt twee van onze agenda/ de bestrijding van de tandheelkunde

 Maar voorlopig/ zijn wij vooral diep geschokt en triest/ en wachten wij deemoedig/ op een ongekende overwinning/ als eerbewijs voor onze/ dode, lieve Melkert 

Vorlese in Oosterbeek

De positieve aanpak dan maar? Benieuwd wat dat oplevert. Vanavond in het Filmhuis in Oosterbeek doe ik mee aan de Vorlesebuhne van Bernhard Christiansen, met ook oa. A.L..Snijders, Ariadne Verstegen, en Sylvia Hubers, met wie ik dialoogjes mag doen, zoals deze: Kom es hier.

 S. Kom es even hier..

 W. Je weet meteen wat die vrouw van je wil. Ze wil aan je zitten. Daar heeft ze ook alle recht op. Want ze is je moeder. Je bent nu eenmaal van haar. Alle mannen zijn eigendom van een vrouw.

 S. En nou stil blijven staan. Hoe kan ik je anders een beetje toonbaar maken. Je moet toch optreden vanavond.

 W. Wat kan ik zeggen? Dat ik zelf wel uitmaak hoe m'n haar zit? Nee, daar gaat zij over. Trouwens, het is al verknipt. Door de jongenskapper in de Appelstraat in Den Haag. Waar het op woensdagmiddagen stampvol zit. Drie man personeel. Een volledig gemechaniseerd bedrijf. Er liep een rail langs het plafond met snoeren omlaag naar de tondeuses. Een vloer vol haar. Dat elk halfuur werd aangeveegd door het Jongmaatje. Naar het vierkante gat midden in de zaak, waarvan het deksel dan even werd opgetild. Zodat je een glimp opving van een ondergrondse berg jongenshaar. Ik heb er Gerard Reve nog wel eens van verteld. Hij hoorde het graag.

De kapper in de Appelstraat bestaat niet meer. Toch, denk ik, moet daar ergens nog een kruipruimte zijn vol jongenshaar.

 S. Je zou anders best eens naar de kapper mogen jij. Een lekker fris kort koppie in plaats van dat luizige ouwe hippie model. Dat kan toch niet meer. Ik vind alles best hoor, alleen dat haar. Dat kan toch niet. Wat moeten de mensen wel denken? Op jouw leeftijd.

 W. Ik heb een kapperstrauma.

 S. Oh, als het anders niet is, ik heb wel een schaar in m'n tasje. Ga maar even zitten. Moet je wel even stil blijven zitten.

 W. Au! Au!

Bit sticky

 Lange tijd was ik verslaafd aan het Engelse weerbericht. Engel­sen zijn verknocht aan hun weer. Ze hebben er ook zo veel van. In Wales kan het stormen terwijl in de Midlands een hittegolf neerstrijkt.

 Zoveel dat het zelfs de BBC-weerlieden soms moeite kostte binnen hun tijd te blijven. Vooral de legendarische Ian McCas­kill, die duidelijk astmatisch was had er moeite mee zijn overvolle zinnen te voltooien. En moest dan even ademhalen. Zodat hij voor de komma eindigde met iets als 'cloudy and humid with outbreaks of rain'..­.', waarna hij lucht schepte en kon besluiten met '...in plac­es'.

 Dat had z'n komische kanten als veel in Engeland. Zeker met de vele vormen van neerslag die ze daar kennen. Ik bezit een regenjasje dat 'Scottish Drizzler' heet. En er bestaat zelfs een door een koor gezongen versie van het weer beri­cht. The Weather Forecast, door de Master Singers, die van het weerbericht een Anglicaans gezang maakten. Eens vrij populair op de BBC. En nu op Youtube.

 Maar nu waar dit mee begon. Bernhard Christiansen, chef van de Vorlesebuhne droeg me op te schrijven voor het thema 'Sorry maar u plakt'. Voor de voorsteling van 19 september in de Utrechtse molen.

 Vanmorgen werd ik bezweet wakker. En de eerste woorden die me te binnen schoten waren die van Michael Fish: 'sticky night'. Ze vinden het al vlug zweterig daar, of op z'n eigentijds Hollands 'klef'. Marjon de Hond trok bij haar 'plaknachten' een vies gezicht.

 In Utrecht zal ik uitwijden over Nederlandse varianten, als het geven van een 'plakhandje'.

 Engelse weertaal: 'Cloudy and humid with outbreaks of rain, occasionally heavy and perhaps still thundery for a time at first, especially over the Pennines. The rain becoming lighter and more intermittent through the afternoon and evening, as fresher northwesterly winds develop.  

Moeder doen

 Rond dat boek van Frank Starik werd gister in de molen in Utrecht een sessie van de Vorlesebühne belegd door Bernhard Christiansen.

 De zon ging schitterend onder en de moederverhalen kwamen. Ik zocht tevoren de Nederlandse literatuur nog af en vond weinig. De moeder van Gerard Reve zit op haar keukenstoel, in hoger sferen, 'eindelijk eens goed gekleed.' Maar de afstand blijft in zijn generatie groot. Vooral tussen zonen en moeders. Remco Campert: 'Dag moeder.'

 Starik las gisteren onder meer: 'Ik vind het maar moeilijk dat mijn moeder een lichaam heeft, het boezemt me afschuw in. Ik zal haar morgen in een rolstoel door het ziekenhuis moeten duwen. Moet ik haar ook uit bed sjorren? Dat verfrommelde restje mens? De vorige keer droeg ze een soort ziekenhuisschort, dat half van een schouder was afgegleden. Wit vlees, blauw dooraderd. Ik durf dat niet aan te raken.

 "We hebben haar op de pot gezet," meldt Laura, die immers ervaren is met de zaken des vleses, de uitgang des levens, Laura, die dat helemaal niet gek vindt.'

 Starik beschrijft machteloosheid, de pijnlijke grenzen van nabijheid. Ooit zette je moeder je op de pot, nu is het godweet jouw beurt. 

Moeder doen?

 Volgende week zaterdag is de Vorlesebühne weer in Utrecht in de Molen. Motto: Moeder doen. Frank Starik is er, Sylvia Hubers en natuurlijk Berhard Christiansen. En ik, met onder meer dit:

'Mijn moeder zag ik laatst op een dijkje. Ze kwam heel voor­zichtig eens kijken, begreep ik. Ik moest haar niet aan het schrikken maken. Ze zal nog wel weer terugkomen. Moeder doen? Mijn moeder deed mij. Ze stierf in 1995. En nog doet ze me.

 De laatste keer verscheen ze in een licht geparfumeerde droom. Op een dijkje. Het mistte, maar de zon kwam er al doorheen, zodat ze oplichtte. Ze droeg wel haar gabardine jas maar met een vermiljoenen zijden sjaal die ik niet kende. Ik zette twee stappen en kwam vlak bij haar. Ze was zoals ik haar nooit gekend had. Mooi, als op vooroorlogse foto's. Ik wist het, eens was ze een mooi meisje. Ik kuste haar. Voelbaar, als een geliefde.

 'Niet doen,' zei ze. 'Doe maar liever niet.'  Maar op een toon die veel open liet. Ik aarzelde.

 'Ik moet weer gaan,' zei ze. En verdween. In de halfslaap daarna wist ik het weer 'ik had met haar moeten trouwen'. Dit is nu bijna twintig jaar geleden. En nog denk ik ‑ kijkend naar foto's van ons twee: 'Vrouwen baren een zoon om later mee te trouwen. Waarom anders.' 

 De mythe van Oedipus spreekt de waarheid. Mijn vader haatte me, heeft nog geprobeerd om me om zeep te brengen. Maar vergeefs.

 

De Vorlesebühne

 Is een gezelschapje schrijvers en per­formers rond Bernhard Christiansen en Sylvia Hubers. Zij, en wisselende gasten maken erg amusante voorstellingen uit dialogen, hoorspelletjes, korte teksten en passende muziek. Zaterdag was ik gast, en hoorde Sylvia oa. deze tekst doen: 'Het is geen doen zo'.

 'Het is geen doen zo! met al die ‑ wat ik wou zeggen, dat het geen doen is, geen sier geeft, het is niets! Als het anders kan dan moeten ze dat meteen doen. En het kan anders! Ik heb opgelet. En gekeken. Wie goed kijkt weet hoe het moet. Dat zouden ze moeten doen, het doen zoals het moet. Of wat ‑ het is zo geworden en toen was het zo. En iedereen zag dat het niks was geworden. Wat doe je, je kijkt op, je ziet en je weet dat het niet goed is.

 En dan laat je het zo want als het zo is en het is niet goed en het is vanzelf zo gekomen, dat dat anders is dan wanneer je het ziet en er wat aan doet, zodat het verandert en als het dan nog steeds niet goed is, heb je het nog zelf gedaan ook.'

 Die avond in Utrecht had zo op de radio gekund.

Vorlesebühne

 Volgende zaterdag, de 20ste doe ik in Utrecht mee met Bernhard Christian­sens Vorlesebühne, een aflevering over liefdesbrieven, samen met Roelof ten Napel, Sylvia Hubers, Maaike Haneveld, Bernhard zelf en muziek van Heug. Ik lees behalve iets eigens ook uit Franz Kafka's brief aan Milena over de 'briefspoken' (1922):

 'De eenvoudige mogelijkheid van het brieven schrijven moet puur theoretisch bekeken een verschrikkelijke ontwrichting van de ziel in de wereld gebra­cht hebben. Het is immers een omgang met spoken en wel niet het spook van de geadresseerde, maar ook met het spook van je zelf, dat je onder de hand in de brief die je schrijft ontwikkelt of zelfs in een reeks van brieven, waarbij de ene brief de andere versterkt en zich op hem als getuige kan beroepen.'

 'Hoe kwam men nu toch op het idee dat mensen door middel van brieven met elkaar kunnen omgaan? Aan iemand in de verte kun je denken, wie bij je is kun je vastpakken, al het andere gaat de kracht van een mens te boven­. Maar brieven schrijven betek­ent je voor de spoken ontbloten, waarop ze gretig wachten. Geschreven kussen komen niet op hun plaats van bestem­ming, maar worden door de spoken onderweg leeggedronken. Door deze rijkelijke voeding vermeningvuldigen ze zich ongehoord. De mensheid voelt dat en strijdt er tegen, ze heeft, om waar mogelijk het gespook tussen de mensen uit te schakelen en de natuurlijke omgang, de vrede van de ziel te bereiken, de spoorwegen, de auto, het vliegtuig uitgevonden, maar dat helpt niet meer, het zijn duidelijk uitvindingen die al in het afglijden gedaan worden, de tegenpartij is zoveel rustiger en sterker, ze heeft na de post de telegrafie uitgevonden, de telefoon, de draad­loze telegrafie. De geesten zullen niet verhongeren, maar wij zullen te gronde gaan. (...)'

Pagina's