Wat als we niet waren betoverd

 Zo heet de nieuwe bundel korte stukjes van Sylvia Hubers. Een titel die zegt waar het om draait. Zelfbetovering, er een verhaal van maken. Met precies de goede ondertoon. Ik ben er alle dagen druk mee. Neem het verhaaltje dat 'rokje' heet:

 'Ha ha, wat is flirten met de dood toch leuk!

 Ik heb geturfd hoe vaak 'dood' voorkomt in mijn gedichten. Vaak!

 Leuk hoor, zo vaak het woord dood op durven schrijven. Alsof het een rokje is dat je even aantrekt - la la la, zie ik er niet beeldig uit met deze modieuze uiting van het verlangen om er even niet te zijn?

 En als ik er wel ben? Helemaal?

 Dan draag ik een broek. Om hard weg te kunnen rennen. Want als ik er wel ben, er echt ben, is alles te mooi om waar te zijn en zie ik de dood om de hoek staan loeren om alles weer van me af te nemen.

 Ik moet het nog op een goed akkoordje zien te gooien, met hem.'

ps. Alle keren dat ik Sylvia Hubers heb gezien droeg ze een broek. Altijd een bell-bottom. Ik vroeg of die nog te krijgen waren. Dat waren ze.

Tags: 

Niet

 Sylvia Hubers schreef deze ver reikende monoloog die eigenlijk een dialoog is met een zwijgende. Onder de titel 'U negeert me.'

"U staat hier ostentatief te ontkennen dat ik besta. Om er nog een schepje bovenop te doen, kijkt u consequent naar die andere dame daar ‑ die niet naar u kijkt.

Als ik hier dood neerval, zegt u: 'Kijk een ijsvogeltje'.

Ik zou met mijn sterke handen uw hoofd kunnen pakken en in mijn richting draaien.

Maar dan kijkt u dwars door mij heen.

Ik ben er niet, he.

Ik snap niet hoe u zelf die eenzaamheid kunt verdragen; er is wetenschappelijk onderzocht wat voor een mens erger is: het negeren of het genegeerd worden.

Allebei even erg.

Als u ook maar even de moeite zou nemen om mij aan te kijken.

En me te groeten, een klein 'hallo' is genoeg.

Kijk, daar komt de bus. Wij gaan daar nu instappen en allebei op een andere plek zitten. God weet hoe zeer wij de rest van ons leven dat ene 'hallo' zullen missen."

 Ik hou van niet. Dit niet-gesprek opent de wereld van wat niet doorging, niet gebeurde. De bus is een bus vol niet, die wegrijdt.

De man, ik dus, zal tot z'n laatste snik denken 'Toen, toen had ik..' Ik heb een hele zolder met dit soort momenten.

Tags: 

Insectenlevens

 Er huist in mensen niets dan slechts. Vergis je niet in het 'dunne laagje beschaving'. Je kunt alle gedrag terugrekenen naar puur eigenbelang, ook al lijkt het altruïsme. Zeggen ze.

 Ik vroeg een beroemd schrijver wat we dan met het goede aanmoeten, dat toch soms de kop opsteekt. Zoals mijn neiging een minuscuul vliegje uit de thee te vissen en het op een krant te drogen te leggen in de hoop dat het z'n vleugeltjes zal strekken en opvliegen.

 'Niks anders dan genieten van je almacht,' zei de schrijver, 'je even God wanen. Het volgende moment sla je weer een mug plat.'

 Zaterdag was ik bij het korte, vreemde proza van de Vorlesebühne in de Utrechtse molen De Ster, waar Sylvia Hubers onder meer voordroeg: 'Wat doet een zenboeddhist met een teek.'

 'De pij gaat omhoog, de sok gaat naar beneden, de enkel wordt zichtbaar. En wat bevindt zich daar? Een medeschepsel dat zojuist aan tafel is gegaan. Dat tijdens de maaltijd liever niet gestoord wil worden. En ook na de maal­tijd enige tijd wil hebben om rustig te verteren. 

 Na enkele dagen neemt de zenboeddhist de teek voorzichtig tussen duim en wijsvinger en zet hem neer op een mooi heilig plekje in de tuin.

 In de zenboeddhist vinden inmiddels nog veel meer nog kleinere levende wezens een welkom thuis om zich te voeden, te vermeerderen, zich uit te drukken in wat zij zijn. Ziekte na ziekte drukt zich uit in de zenboeddhist, die al dit leven met vriendelijke belangstelling gadeslaat.'

Tags: 

Rogi Wieg

 Op 21 juli 2015 werd de dichter Rogi Wieg in Buitenveldert begraven op de katholieke begraafplaats waar de schilder Rik Wouters in 1916 zijn eerste graf vond.

 Zijn uitgever In de Knipscheer heeft nu een bundel uitgebracht met gedichten over en aan Rogi. Ik kende hem van het radiowerk. Uitzonderlijk was zijn deelname aan 'Kamer in de toekomst', waarin hij en Helga Ruebsamen zich in 1996 eenzaam lieten opsluiten in de Euromast, met als enig contact met de buitenwereld het nog prille Internet. Rogi's bijdrage was veelzeggend: hij deed alles om die 'toekomst' te saboteren. In de bundel 'In de ring van menselijke warmte' staat van Sylvia Hubers 'Ik ben er niet': 

 Ik ben er niet, nee, ik ben er niet

Ik ben er nooit geweest

Wat u hier ziet - ik zie u kijken

dat is niet ik

            ik heb het niet gedaan

Gaat u nou maar verder

U bent er wel, ik zie u zijn

            ik heb het niet gedaan

            ik was er niet ben er niet

            zal er nooit

U staart naar mij

U kijkt graag in een leegte

U ziet om mij heen misschien

wat ik heb achtergelaten

            toen ik er, net als nu

            niet was

Verdwalen

 Ik reed in het onbekende Utrecht op goed geluk een parkeergarage binnen, en kwam weer bovengronds in een Albert Heijn. Tegenover een stille moskee. Mijn richtinggevoel was zoek. Alle richtingen waren even goed of verkeerd geworden.

 Opeens wist ik weer wat verdwalen is. Niet dwalen, maar stilstaan in een onbekend voetgangersgebied, los van richting, leeg van hoofd, suizend van oude angst. Verdwalen roept een kind wakker, in een uitgestrekt bos waar alle bomen op elkaar lijken en hun toppen spookachtig ruisen. De weg vragen doe ik nooit, dat maakt het erger.

 Ik leerde van de architect Juhani Pallasmaa dat ogen, oren, neus en tastzin verfijningen zijn van huid, gespecialiseerde stukjes huid, zodat we een en al huid zijn.

 Ik was op weg naar de Vorlesebühne, in een paviljoentje dat moest liggen tussen het stuifzand achter het station. Naar Bernh­ard, Sylvia, Marten en de kleine parlando-muziek van Uli Kürner en Riek Westerhof. 

 Achter de moskee kreeg ik het in zicht. Was niet meer verdwaald en verkeerde tussen de stemmen. Wat een stem vermag. Een stem kan zuchten. Dat kan een verzuchting zijn, waar Fransen zeggen 'Ouf je respire'. 

 Ik zuchtte en ging binnen.

Vorlese in Oosterbeek

De positieve aanpak dan maar? Benieuwd wat dat oplevert. Vanavond in het Filmhuis in Oosterbeek doe ik mee aan de Vorlesebuhne van Bernhard Christiansen, met ook oa. A.L..Snijders, Ariadne Verstegen, en Sylvia Hubers, met wie ik dialoogjes mag doen, zoals deze: Kom es hier.

 S. Kom es even hier..

 W. Je weet meteen wat die vrouw van je wil. Ze wil aan je zitten. Daar heeft ze ook alle recht op. Want ze is je moeder. Je bent nu eenmaal van haar. Alle mannen zijn eigendom van een vrouw.

 S. En nou stil blijven staan. Hoe kan ik je anders een beetje toonbaar maken. Je moet toch optreden vanavond.

 W. Wat kan ik zeggen? Dat ik zelf wel uitmaak hoe m'n haar zit? Nee, daar gaat zij over. Trouwens, het is al verknipt. Door de jongenskapper in de Appelstraat in Den Haag. Waar het op woensdagmiddagen stampvol zit. Drie man personeel. Een volledig gemechaniseerd bedrijf. Er liep een rail langs het plafond met snoeren omlaag naar de tondeuses. Een vloer vol haar. Dat elk halfuur werd aangeveegd door het Jongmaatje. Naar het vierkante gat midden in de zaak, waarvan het deksel dan even werd opgetild. Zodat je een glimp opving van een ondergrondse berg jongenshaar. Ik heb er Gerard Reve nog wel eens van verteld. Hij hoorde het graag.

De kapper in de Appelstraat bestaat niet meer. Toch, denk ik, moet daar ergens nog een kruipruimte zijn vol jongenshaar.

 S. Je zou anders best eens naar de kapper mogen jij. Een lekker fris kort koppie in plaats van dat luizige ouwe hippie model. Dat kan toch niet meer. Ik vind alles best hoor, alleen dat haar. Dat kan toch niet. Wat moeten de mensen wel denken? Op jouw leeftijd.

 W. Ik heb een kapperstrauma.

 S. Oh, als het anders niet is, ik heb wel een schaar in m'n tasje. Ga maar even zitten. Moet je wel even stil blijven zitten.

 W. Au! Au!

Pyjamavaders

 Waar zijn de vaders? In haar boek met kort proza ‘Hier moet ik ingrijpen’ schildert Sylvia Hubers er verscheidene. Een uitstervende diersoort? Hier pyjamavaders op een ziekenzaaltje:

 'Vaders liggen mooi in ziekenhuizen, geven zich over, laten zich in pyjama zien aan hun gezin aan de bezoekers aan de bezoekers van andere vaders. Ze laten zich een pil toestoppen. In de ochtend in de middag in de avond laten ze zich leeftocht brengen, lepelen ze ontbijt lunch en diner uit een kom. Vaders die in ziekenhuizen liggen denken over allerlei dingen na.'

 'Dat moet wel, zie je ze iets anders doen? Soms vertellen ze iets over hun eigen kwalen aan elkaar. Er zijn veel kwalen om vaders in het ziekenhuis te krijgen. Elke vader die met maar een kwaal in het ziekenhuis ligt moet op zijn blote knieën God, het lot of wat dan ook danken dat hij al die andere mogelijke kwalen niet heeft. Als de gezondgeopereerde vaders - een beetje slaperig nog - begeleid door gezinsleden het ziekenhuis verlaten nemen ze kameraadschappelijk afscheid van de vaders die nog moeten blijven liggen. Nieuwe vaders met kwalen treden aan en het lijkt of er altijd genoeg vaders met kwalen zijn om de bedden te vullen en dat het daardoor eigenlijk heel gewoon is dat er vaders met kwalen bestaan.’

 ps. De mijne had een kamer voor zich alleen waar hij bleef roken tot het alarm afging. Steeds weer. Voortijdig nam hij - in pyjama - een taxi naar huis. Een keer maar nam hij deel aan een praattherapie. ‘Doet u thuis ook zo?' vroegen de andere vaders.

Tags: 

Sylvia Hubers

 Dichters weten wat kort is. De ene helft van de lezers turnt pages, de andere helft staart naar zinnetjes en woorden. Ik hoor tot de laatste. Begin achterin te lezen.

 Het zeer korte proza in de Nederlandse letteren was er lang voor het schermpje en voor A.L.Snijders het Japanse handpalmproza toepaste. Sylvia Hubers schrijft behalve gedichten al jaren kort, vreemd proza. Kort wordt bij haar vanzelf vreemd. Wanneer je wat zinnen opruimt botst wat overblijft soms op elkaar en brengt onverwachte kortsluitingen als in een flipperkast.

 Dit is uit De nieuwe stukjesbundel Hier moet ik ingrijpen. Een van de teksten over de stervende vader. 'Ondertussen mijn vader':

 'Ondertussen mijn werk doen. Vader sterft tussen de regels door. Langzaam, elke dag een beetje meer weg. Ondertussen doe ik mijn werk. Tussen de regels door sijpelt mijn vader. Ik kan geen werk meer doen zonder mijn vader. Men vraagt mij een werk te doen en ik denk: dan krijg je mijn vader erbij cadeau. Ik krijg mijn vader niet meer cadeau. En groot deel van mijn vader is al weg. Het mooiste deel is nog gebleven. Waarom is dat het mooiste deel? Omdat het er nog is, denk ik, terwijl ik mijn werk doe. En terwijl ik mijn werk doe, verdwijnt mijn vader, langzaam. Elke dag is er een mooiste deel dat blijft.'

Tags: 

Moeder doen

 Rond dat boek van Frank Starik werd gister in de molen in Utrecht een sessie van de Vorlesebühne belegd door Bernhard Christiansen.

 De zon ging schitterend onder en de moederverhalen kwamen. Ik zocht tevoren de Nederlandse literatuur nog af en vond weinig. De moeder van Gerard Reve zit op haar keukenstoel, in hoger sferen, 'eindelijk eens goed gekleed.' Maar de afstand blijft in zijn generatie groot. Vooral tussen zonen en moeders. Remco Campert: 'Dag moeder.'

 Starik las gisteren onder meer: 'Ik vind het maar moeilijk dat mijn moeder een lichaam heeft, het boezemt me afschuw in. Ik zal haar morgen in een rolstoel door het ziekenhuis moeten duwen. Moet ik haar ook uit bed sjorren? Dat verfrommelde restje mens? De vorige keer droeg ze een soort ziekenhuisschort, dat half van een schouder was afgegleden. Wit vlees, blauw dooraderd. Ik durf dat niet aan te raken.

 "We hebben haar op de pot gezet," meldt Laura, die immers ervaren is met de zaken des vleses, de uitgang des levens, Laura, die dat helemaal niet gek vindt.'

 Starik beschrijft machteloosheid, de pijnlijke grenzen van nabijheid. Ooit zette je moeder je op de pot, nu is het godweet jouw beurt. 

Moeder doen?

 Volgende week zaterdag is de Vorlesebühne weer in Utrecht in de Molen. Motto: Moeder doen. Frank Starik is er, Sylvia Hubers en natuurlijk Berhard Christiansen. En ik, met onder meer dit:

'Mijn moeder zag ik laatst op een dijkje. Ze kwam heel voor­zichtig eens kijken, begreep ik. Ik moest haar niet aan het schrikken maken. Ze zal nog wel weer terugkomen. Moeder doen? Mijn moeder deed mij. Ze stierf in 1995. En nog doet ze me.

 De laatste keer verscheen ze in een licht geparfumeerde droom. Op een dijkje. Het mistte, maar de zon kwam er al doorheen, zodat ze oplichtte. Ze droeg wel haar gabardine jas maar met een vermiljoenen zijden sjaal die ik niet kende. Ik zette twee stappen en kwam vlak bij haar. Ze was zoals ik haar nooit gekend had. Mooi, als op vooroorlogse foto's. Ik wist het, eens was ze een mooi meisje. Ik kuste haar. Voelbaar, als een geliefde.

 'Niet doen,' zei ze. 'Doe maar liever niet.'  Maar op een toon die veel open liet. Ik aarzelde.

 'Ik moet weer gaan,' zei ze. En verdween. In de halfslaap daarna wist ik het weer 'ik had met haar moeten trouwen'. Dit is nu bijna twintig jaar geleden. En nog denk ik ‑ kijkend naar foto's van ons twee: 'Vrouwen baren een zoon om later mee te trouwen. Waarom anders.' 

 De mythe van Oedipus spreekt de waarheid. Mijn vader haatte me, heeft nog geprobeerd om me om zeep te brengen. Maar vergeefs.

 

Pagina's