'Mijn moeder zag ik laatst op een dijkje. Ze kwam heel voorzichtig eens kijken, begreep ik. Ik moest haar niet aan het schrikken maken. Ze zal nog wel weer terugkomen. Moeder doen? Mijn moeder deed mij. Ze stierf in 1995. En nog doet ze me.
De laatste keer verscheen ze in een licht geparfumeerde droom. Op een dijkje. Het mistte, maar de zon kwam er al doorheen, zodat ze oplichtte. Ze droeg wel haar gabardine jas maar met een vermiljoenen zijden sjaal die ik niet kende. Ik zette twee stappen en kwam vlak bij haar. Ze was zoals ik haar nooit gekend had. Mooi, als op vooroorlogse foto's. Ik wist het, eens was ze een mooi meisje. Ik kuste haar. Voelbaar, als een geliefde.
'Niet doen,' zei ze. 'Doe maar liever niet.' Maar op een toon die veel open liet. Ik aarzelde.
'Ik moet weer gaan,' zei ze. En verdween. In de halfslaap daarna wist ik het weer 'ik had met haar moeten trouwen'. Dit is nu bijna twintig jaar geleden. En nog denk ik ‑ kijkend naar foto's van ons twee: 'Vrouwen baren een zoon om later mee te trouwen. Waarom anders.'
De mythe van Oedipus spreekt de waarheid. Mijn vader haatte me, heeft nog geprobeerd om me om zeep te brengen. Maar vergeefs.