Ik reed in het onbekende Utrecht op goed geluk een parkeergarage binnen, en kwam weer bovengronds in een Albert Heijn. Tegenover een stille moskee. Mijn richtinggevoel was zoek. Alle richtingen waren even goed of verkeerd geworden.
Opeens wist ik weer wat verdwalen is. Niet dwalen, maar stilstaan in een onbekend voetgangersgebied, los van richting, leeg van hoofd, suizend van oude angst. Verdwalen roept een kind wakker, in een uitgestrekt bos waar alle bomen op elkaar lijken en hun toppen spookachtig ruisen. De weg vragen doe ik nooit, dat maakt het erger.
Ik leerde van de architect Juhani Pallasmaa dat ogen, oren, neus en tastzin verfijningen zijn van huid, gespecialiseerde stukjes huid, zodat we een en al huid zijn.
Ik was op weg naar de Vorlesebühne, in een paviljoentje dat moest liggen tussen het stuifzand achter het station. Naar Bernhard, Sylvia, Marten en de kleine parlando-muziek van Uli Kürner en Riek Westerhof.
Achter de moskee kreeg ik het in zicht. Was niet meer verdwaald en verkeerde tussen de stemmen. Wat een stem vermag. Een stem kan zuchten. Dat kan een verzuchting zijn, waar Fransen zeggen 'Ouf je respire'.
Ik zuchtte en ging binnen.