MaartenJan Hoekstra
bij IKEA

Wonen

Vrijdagochtend ga ik langs bij MaartenJan Hoekstra, een Delftse wetenschapper die twee disciplines in zich verenigt, namelijk Bouwkunde en Taalkunde. Hoe kan dat? In zijn boek 'Huis, tuin en keuken' komen meteen de overeenkomsten naar voren.

Het huis waarin je woont is een product van de cultuur waarin je leeft, net als de taal. Mooier nog, de woorden die wij kennen voor onze behuizingen en de onderdelen daarvan hebben diepe wortels. Zoals de ondertitel 'Wonen in woorden door de eeuwen heen' ook zegt.
Ik wist er geen donder van.
Boer blijkt het zelfde woord te zijn als buur, hut is familie van huid en ook van huis (dit woord werd voor het eerst aangetroffen in een oorkonde uit 793). Dorp is familie van terp en stal komt van staan.
Zover de woordgeschiedenis, er is meer, veel meer te beleven aan de woorden en huizen waarin wij wonen.
Op naar IKEA.  

'Wonen' gaat terug op een West-Germaanse 'wunae' dat samenhangt met een Oudscandinavisch woord dat 'tevreden zijn' betekent.
Dat was ook ongeveer het eerste dat Hoekstra zei toen ik hem opbelde: 'wonen is gelukkig zijn'.
Wat een gespreksonderwerp.
Ik ben levenslang al huis- en woongek, bij mij is er huistechnisch altijd iets mis. Ik droom ervan. Nu kom ik onverwacht bij de bronnen.  

Maandag is MaartenJan Hoekstra te horen in De Avonden.

MaartenJan Hoekstra
Beluister fragment
McCay
 

Winsor McCay

Wie Winsor McCay (1867-1934) was leerde ik omstreeks 1969, toen ik betrokken raakte bij de oprichting van het zg. Stripschap en het blad Stripschrift. Dat kwam dezer dagen van pas. Binnenkort verschijnt een stripeditie van het eerbiedwaardige blad Kunstschrift. En McCay komt er in voor. Vooral zijn Little Nemo, die elke nacht weer avonturen beleeft in een uitzinnig Dromenland. Een krantenpagina groot zijn deze strips en ze eindigen er altijd mee dat de kleine held - uit bed gevallen - wakker wordt. Ik koester een Franstalige, vrijwel complete herdruk uit 1969. Goed in tijden van koorts.

Litle Nemo begon te verschijnen in 1905, op de kinderpagina van de New York Herald. Het duurde tot 1911.
McCay heeft veel meer strips gedaan, ook tekenfilms, met de hand getekend, beeldje voor beeldje. Hij maakte een tekenfilm naar Little Nemo.
En de makers van de site Cahiers vonden op Youtube de tekenfilmpjes van een latere, Gertie the Dinosaur, waarin de tekenaar zelf een reuzin voor ons dresseert. Eerste editie in 1914. Hij is met die tekenfilm nog op tournee geweest.
Winsor McCay was er Walt Disney en anderen jaren mee voor.  

Stein unter der Tisch (2009)
The Ground of the Sea (keramiek, (2009)
Katinka in de Vleeshal

Katinka Bock

Ook in de Middelburgse Vleeshal exposeert de Duitse Katinka Bock, die in Berlijn woont, maar uit Frankfurt komt. Ze vertelt hoe het bekijken van de middeleeuwse hal haar het Binnen-Buiten project ingaf dat nu te zien is.

Zo heeft ze de plavuizenvloer zorgvuldig opgemeten voor de tweede laag speciaal gebakken tegels die er nu deels overheen liggen.
Vreemd gezicht.
'Komt het water onder de drempel door,' vroeg ik.
Het was niet verboden dat te denken.
Maar het heet 'The ground of the sea'.
Ze doet veel met aardewerk. Een stapel dakpanachtige schollen heet 'First piano' (2008), en gek, je hoort het.
Alle zintuigen haken in.
En buiten komt overal naar binnen, bijvoorbeeld door een pijp die regenwater binnenbrengt, dat op een tafeltje met zand valt: 'April table'.

Het raam staat open, en in de vensterbank ligt het draagbare bronzen berglandschapje dat ze van thuis meenam. De Taunus, denk ik: 'Vue sur la montaigne de la coline enface'. En 'Stein unter der Tisch' spreekt boekdelen. Een poot van een grote houten tafel wordt omvat door een rotsblok. Een Duits rotsblok dat brutaalweg de Vleeshal in Middelburg is binnengedrongen. Meer Binnen-Buiten kun je niet hebben.

zestienluik met einders
Hollands landschap
Een blauwe ster

Dave Meijer

De einder. Dat is nog eens een woord. Zou een Oostenrijker iets van Mondriaan of Jan van Goyen begrijpen? Hoge zelfmoordcijfers moeten wel verband houden met het ontbreken van een horizon. Een Hollander heeft altijd toegang tot de hemel. Niet boven je hoofd kijken maar in de verte. Ogen toeknijpen en je bent er. Geen bergwanden die het zicht belemmeren.

Ik sta in de Kabinetten van de Vleeshal in Middelburg, waar de schilder Dave Meijer exposeert. Titel: 'De einder. En dan de hoek om.'
Dat van die hoek begrijp ik pas als ik binnen sta. Daar heb je hoeken. Meijer heeft bijvoorbeeld twee schilderijen tegenover elkaar in een hoek gehangen.
En nu ik beter kijk, hij heeft de hele ruimte gehorizontaliseerd. Er is een blauwe streep die her en der opduikt, op ooghoogte. Er is een wand bezaaid met blauw geschilderde spijkers. Blauw? Ach, Van Gogh, de sterrenhemel maar dan complementair.
En de hoek komt terug. Wie het landschap binnenskamers haalt komt hoeken tegen die er buiten niet zijn. Een schilderij heeft zijkanten. Aan die zijkanten zie je wat er eerder was en overgeschilderd werd. 
Dave Meijer probeert het elk moment veranderende Hollandse landschap te schilderen. Hij doet dat op de grond liggend in een atelier zonder ramen waar alleen licht binnenkomt door matglas. Kunstlicht is ook goed.  
Sterk vereenvoudigde vormen ontstaan zo, die meteen herkenning oproepen. Ja, dit ken ik. Vraag me niet waarvan, maar ik ken het, van jongsaf. Een vloedlijn, een dukdalf, een dijk, een vaargeul, een strekdam. Bij laagwater.

Fritzi (1)

 Fritzi ten Harmsen van der Beek is gestorven. Ik heb haar ik een paar keer ontmoet. Het waren de keren dat ze - in de jaren '80 - uit haar woonplaats, het Groningse Garnwerd overkwam naar Amsterdam en logeerde bij haar vriend en beschermer de classicus en dichter Jan Pieter Guépin (1929-2006).

 Die troonde haar dan wel eens mee naar ons radioprogramma Music-Hall in Eik & Linde om wat voor te dragen. Ik heb haar daar nog eens de trap op gedragen, vederlicht was ze. Maar vaak kon ze op het laatste moment niet komen omdat haar hond ziek was. Er is nog één andere gelegenheid waarbij ik haar zo voor me zie.

 Het is 1987. Voor het Studium Generale van de UvA houdt Guépin een lezing over zijn grote project, de Kusgedichten van de Neolatijnse renaissancedichter Janus Secundus.
Hij heeft zijn vriendin Fritzi meegebracht om de door hem vertaalde en toegelichte gedichten voor te dragen.
De organisatie heeft gezorgd voor een fles witte wijn en twee glazen, die worden ingeschonken voor de spreker van wal steekt. En nu. Iedereen ziet wat Jan Pieter niet ziet: Fritzi, die tijdens zijn geleerde betogen weinig te doen heeft, drinkt vrij vlot haar glas leeg en laat daarna haar oog vallen op dat van Jan Pieter.

 Met zorg een moment kiezend waarop hij opgaat in z'n uitleg, snaait ze z'n glas weg waarna ze het hare - nu leeg - ervoor in de plaats zet. Ze kijkt er prachtig stout bij.
De zaal volgt dit op de voet en lacht.
Zodat Jan Pieter denkt dat Janus Secundus vandaag succes heeft. Enthousiast vervolgt hij z'n betoog. Tot hij een punt bereikt en dorstig naar z'n glas reikt. Dat tot z'n verbazing leeg blijkt. Opnieuw hilariteit in de zaal.
Dit herhaalt zich. En nog nog eens.
Het blijft een prachtige middag.

Jan Bor op Eerste Paasdag

Jan Bor

Op Goede Vrijdag tik ik dit. Wat vieren we vandaag? Waarschijnlijk toch dat we God vermoord hebben. Ik lees het amusante 'Filosofie in een notendop' van Jan Bor, en ja, ik ben aangeland bij Nietzsche. God is dood, maar de moordenaars zijn bekend. Wij, met onze wetenschap, hebben God vermoord, en zo de tak waarop wij zaten afgezaagd. De mens werd zelf god. Ach jee. Is it a bird is it a plane? Zie hem gaan, de Übermensch, op een koord balancerend over de afgrond. Zinloosheid en nihilisme dreigen aan alle kanten. Wat te doen? Verhalen! In godsnaam verhalen. Als Münchhausen je aan je eigen haren uit het moeras trekken. Maar verder?

Op Eerste Paasdag ben ik bij de man die zich levenslang de vraag stelt 'Wie ben ik?'. Die op z'n 30ste met de Transsiberische Spoorweg naar Japan reisde en zich onderwierp aan een Spartaans, semi-militair Zen-regime. Tot hij na 10 jaar training moest toegeven dat hij de taal niet kon loslaten.

Op Tweede Paasdag is hij DV te horen in de Avonden.

Nachoem Wijnberg

Nachoem Wijnberg

Vanavond kreeg Nachoem Wijnberg de VSB-poëzieprijs voor zijn bundel 'Het leven van'.Anneke Brassinga deed een speech, die zo begon:

Ook op een propvolle, geteisterde planeet kan een mens alleen zijn en de ruimte hebben, genietend van een wijde blik, ongeschonden luchtruim, schuimende branding.
Geen kip te zien - of loopt daar heel in de verte de schim van Dante hand in hand met die van Gorter? Vrije toegang tot de eigen geestgronden: het is een noodzaak waar Multatuli alles van begreep toen hij zei: 'De eindelooze woesteny van 't onbekende is het domein, het wettig veroverd koninkryk van den dichter, die 't onzienbare aanschouwt, het ontastbare waarneemt, het zwygen verstaat.' (Millioenenstudiën).
'Poëzie,' zei hij ook nog, 'is woest en ledig - en de geest Gods zweefde daarover!
Poëzie is Ledig - ja, als de oneindige ruimte! Ledig als daar waar 't stof ophoudt.' 
En, wat heeft het voor zin, die ledige woestenij van het onbekende in te gaan?
Alweer heb ik Multatuli aan mijn zijde: 'Wat poëzie, myn God, opdat ik niet verga van walging, over zooveel walg'lyks óm my!' (...) Wat poëzie, myn God, gy die in poëzie alleen bestaat! (...) Wat poëzie, myn God, opdat ik niet verga van walging over zooveel walg'lyks óm my!' (...) Zo staat dat in de Ideeën (I, 361).

 

Kaars

De dag voor Goede Vrijdag. Wanneer de omstandigheden gunstig zijn brand ik soms in een RK-kerk een kaars voor iemand die gestorven is en die me nastond. Het heeft heel lang geduurd voor ik daartoe kon besluiten. Had ik er wel het recht toe, als niet-katholieke jongen? Eigenlijk was het branden van een kaars als niet-katholiek een vrijpostigheid, zo leek me. Je nam niet de verplichtingen van een gelovige op je, maar hoopte toch dat er iets van goddelijke genade naar de door jou bedachte zou toekomen.

Nu denk ik, als ongelovige, mensen hebben dit alles bedacht, een god, een kerk. En kaarsen, dat is bij alle misère die ze aanrichten geen gek idee.
'En niet duur,' zou Gerard Reve niet kunnen nalaten te zeggen. En dus brand ik - soms - een kaars. 
Ik laat het geld in de gleuf vallen - je hoort het neerkomen - pak er een uit de kartonnen doos, en prik hem op een staak
En dan steek ik hem aan.
Hierbij denk ik sterk aan de gestorvene. 

ps. Els Moors vroeg of ik een kaars zou branden voor Patricia de Martelaere, maar dat kan niet. Ik heb haar niet gekend en zou me, meer nog dan nu, een oplichter voelen.  

 

 
 

Thank you for calling (2)

Jo Stafford bleef alleen achter, maar haar liedje kreeg een echo. De telefonerende vrouw werd een tijd lang een geliefd foto-onderwerp. Aan één kant begrijpelijk, een model moet haar handen ergens laten, maar aan de andere kant een bron van raadselen. Met wié belt ze? Terwijl ze toch onmiskenbaar lacht naar mij, of me op z'n minst blikken toewerpt.

Intussen, in de tijd van het mobieltje, is de telefonerende vrouw overal. Op alle terrassen zit ze. Maar haar blik is verdwenen. Voorgoed verhuisd naar gene zijde. Naar wie ze - al telefonerend - ook lacht, nooit meer naar mij.  

Jo Stafford

Thank you for calling (1)

Vorig jaar stierf de Amerikaanse zangeres Jo Stafford (91). Er werden in de krant veel titels genoemd, ik herinnerde me alleen 'Thank you for calling' uit 1954. Een liedje dat mijn vader graag hoorde. Hij keek dan veelbetekenend en zei na afloop 'jaja'. Op een toon van 'dat komt ervan'. Pas na een paar jaar kende ik genoeg Engels om het drama te kunnen volgen dat zich in de huiskamer ontrolde. En te denken, 'jij klootzak'.

Who can it be
hello hello, yes this is me
darling oh my darling
What a surprise
it's been so long
there's tears in my eyes

When will you be here
what time will it be
oh you're not coming, I see oh I see
Well I hope you'll be happy
well thank you I'll try
thank you for calling, goodbye

Yes operator I'll hang up the phone
yes yes, I know my party is gone
But I'll always love him, I guess till I die
thank you for calling, goodbye

Pagina's