28 September 1899, Donderdagmiddag, 5 uur.(...)Verder wuif ik, bij het uit- en ingaan van de kamer, met hand of zakdoek, en voeten, om de vliegen te verwijderen. Bij het uitgaan van de kamer, klap ik eerst even snel met de deur, om de vliegen, die er tegen aan mochten zitten, op te jagen, opdat zij niet, door het plotseling wuiven, terwijl de deur open is, geheel in de war, tegen de wuivende hand in de kamer mochten binnenvliegen.Saturdag 20 januarie 1900, 9 u. 30 avond.Het verjagen van de vliegen bij het ingaan geschiedt door hand- en zakdoek-bewegingen van-boven en door voetbewegingen van-onderen. Over de vliegentent om de kanapee heen voor a.st. zomer ben ik nu met den timmerman bezig.Vliegen, vocht en vloer- of onderste-kamerdeel-koude zijn altijd, wat het wonen of verblijven aangaat, mijn voornaamste vijanden geweest. Worden de tegen-maatregelen genomen als het euvel reeds aanwezig is, dan verlies ik een massa tijd, ten eerste den tijd, waarin het euvel mij doet lijden; ten tweede die welke voor verhelping door behangers, timmerlieden enz. noodig is; ten derde, al den tijd van het nalijden, nadat ik door het euvel ben van streek gebracht.A. Roland Holst zei in 1975 over Van Deyssel: 'In het gesprek was hij niet te evenaren, allereerst door de intonatie, een wonderlijke gemaaktheid, die zo vanzelf sprak, dat hij zich lang geleden toen wij nog niet bestonden, in een voortijd dus, vanuit de kinderstoel reeds aldus tot zijn ouders moet hebben gewend.'NB. Zojuist werd het radiogesprek dat ik met Harry Prick in 1978 had, oa. over zijn eerste ontmoeting als scholier met Van Deyssel eruggevonden. Volgende week te horen op deze plaats.