zaterdag 09 augustus 2008 - 22:16
Bij het bekijken van vroege Daguerrotypes (rond 1850) komt Walter Benjamin tot deze beschouwing:
'Ook al is de fotograaf nog zo bedreven en de houding van zijn model nog zo bestudeerd, toch voelt de toeschouwer onweerstaanbaar de aandrang om op een degelijke foto te zoeken naar het kleine sprankje toeval, het vonkje hier en nu, waarmee de werkelijkheid het beeld als het ware heeft verzengd, de onopvallende plek te vinden waar, in die ene onverwisselbare minuut lang geleden, nog altijd het toekomstige zo vanzelfsprekend huist, dat wij het - terugblikkend - kunnen ontdekken.'De camera, ziet hij, kijkt anders dan het oog. Hier komt hij met de term 'het optisch onbewuste'. Er zijn momenten die het oog mist. Van de modellen valt ook veel te zeggen. Wie poseerde deed dit gereserveerd. Met schroom voor het apparaat. Hij citeert de fotograaf Dauthendey (1819-1896): 'We durfden in het begin niet zo lang te kijken naar de foto's. We waren huiverig voor de duidelijkheid van de mensen en dachten dat de kleine, nietige gezichten van de personen op de foto ONS konden zien, zozeer was iedereen onder de indruk van de ongewone scherpte en natuurgetrouwheid.'