vrijdag 08 augustus 2008 - 23:03
Maandagavond na achten zijn twee kenners van het werk van Walter Benjamin te horen in De Avonden. Henk Hoeks, die het essay 'Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid' vertaalde en de dichter Erik Lindner wiens debuut - Tramontane, 1996 - voortkwam uit Benjamin-lezen. Henk Hoeks vertaalde - het staat ook in dit deeltje - Benjamins 'Kleine geschiedenis van de fotografie' (1931).
Je kunt kort of lang over de verschillen tussen schilderkunst en fotografie praten, maar hier staan ze. Kort en duidelijk. De foto van de visvrouw van David Octavius Hill (1802-1870) is zijn sprekende voorbeeld. Gemaakt in de jaren na 1840, op een kerkhof - het moest buiten, met veel licht, het model moest lang stil zitten. Bemjamin: 'Bij de fotografie stuiten we op iets nieuws en merkwaardigs: in die visvrouw uit New Haven, die haar ogen met zo'n onnadrukkelijke, verleidelijke schaamte neerslaat, blijft iets (...) wat niet tot zwijgen te brengen is, wat je vervult van een weerbarstig verlangen de naam te weten van haar die daar heeft geleefd, die ook hier nog werkelijk is en nooit van zins zal zijn geheel in de 'kunst' op te gaan.'En dan gaat Benjamin in op de verschillen tussen camera en oog. De exactheid van de techniek brengt - voor het eerst - momenten aan het licht die het oog altijd zijn ontgaan. 'Onbewaakte' momenten.