Het begint bij mijn bezoek aan Jan Mulder in het Oldambt.
Jan vroeg me alsjeblieft nog één keer 'dat ene verhaal over Dick Swidde' te vertellen. Even denken, 't was jaren terug, in Studio Desmet.
O ja.
Dick Swidde, de acteur die beroemd werd als de 'boze buurman' uit Ja zuster, nee zuster. Zo er een oermodel voor de 'valse nicht' bestaat, hij was het. Ik kwam elke week een tekst bij hem opnemen. Bij hem thuis, in het Suykerhofje achter de Prinsengracht, naast café Van Puffelen.
Vaak lag hij in de bedstee van dat eeuwenoude huisje. De zelfde bedstee waarin ie zijn moedertje had verpleegd, tot het einde toe. Nu lag ie d'r zelf maar al te vaak in. Vaak gekneusd of met beenbreuken na valpartijen die voortkwamen uit drankgebruik. Er was geen leuning in dat huisje, alleen een dik touw langs de trapbocht. En bij Van Puffelen kreeg ie veel bessenjenever met Pepsi aangeboden, z'n vaste drankje.
'Eerst de kachel oppoken kind.'
Er stond en kolenkacheltje. En dan, vertelde ik Jan, keken we samen naar het zaalvoetbal op de televisie.
'O ja.'
Dick keek zijn ogen uit naar die mooie voetballers. Zaalvoetbal was voor hem pure seks. Jongens noemde ie steevast 'ze'.
'O ja,' Jan wist het weer.
'Wat zei ie dan ook weer, precies?'
Hij zei:
'Nou valt ze alwéér.'
En dan met een zucht:
'Net viel ze ook al.'
En weer moest Jan Mulder zo vreselijk lachen.
Ditmaal heeft ie de zinnetjes van de Boze Buurman precies genoteerd.
En nu het toeval. Thuisgekomen zie ik het nieuwe nummer van 'De Parelduiker'. En kijk, een heel stuk van Wieneke 't Hoen over het Suykerhofje, waar ook Gerard Reve gewoond blijkt te hebben, in 1948.
Maar geen woord over Dick Swidde.