Halsbandje (2)

Veel reacties op het 'poezenbandje'.  Ligt de oorsprong in de Rococo (ca. 1715-789)? Maar daar is het meer een ingewikkelde halsdoek. Lucas Cranach schilderde veel gouden halsbandjes in de 16de eeuw.

De band van zijde, kant of fluweel is van later. Maar wanneer?
Omschrijving en vorm verschillen per taal. Zo zit de Engelse 'choker' (verstikker) uit de Victoriaanse tijd strak om de nek, met vaak een medaillon of edelsteen eraan. De choker maakte een come-back in de jaren '20.
Het Franse 'collier de chien' is vaak eerder een polsbandje. Wat terugwijst naar de Rococo toen dames hun parelkettingen om de pols gingen dragen. Ach!
En de Duitse Kropfband-Schmuck komt uit de Beierse klederdrachten en hoort bij de dirndl-jurk.

Na de Tweede Wereldoorlog was het halsbandje weg. Maar rond 1970 kwam het nog even terug, soms zelfs met een 'peacesign'. 
Daarna verdween het weer. Hebben feministen het 'choking' idee - symbool van onderworpenheid - afgekeurd?
Maar nee helemaal weg is het niet. Het poezenbandje overleeft op gothic-feesten, waar het de vampier de weg naar de blanke nek wijst. 
Daar is ook het omgekeerde te zien: met spijkers belegde leren nekbandjes, attributen van grote strijdbaarheid.

 

Lucas Cranach der Ältere (4)

 Neem het schaamhaar. Sinds de oudheid werd het bij vrouwen geschoren, bij mannen niet. Dat bleef eeuwenlang de code.

 Hadden vrouwen toch zichtbaar schaamhaar dan was dat spannend, sinister - denk ook aan okselhaar. Het in vlechten gebonden, vaak met edelstenen versierde hoofdhaar was één wereld, vrij groeiend schaamhaar een andere. Cranach schildert het met een fijn penseel, haar na haar.  
Exploreert de spanning tussen gekleed en ongekleed. Op de grens vind je de voor hem kenmerkende doorschijnende draperieën om de naakte lichamen. 
Je ziet ze ook bij Hans Baldung Grien, bij Holbein. En ik blijf zitten met vragen: bedacht de schilder dit? of bestond die doorschijnende stof echt?

 Hoe overleefde het naakte lichaam de middeleeuwen, het vroege Christendom? Eeuwenlang heerste de geest over het lichaam, was het veroordelen van vrouwen en het vrouwenlichaam gangbaar en schoonheid taboe.
Maar de bijbel vertelde van Adam en Eva, van het laatste oordeel. En de roep naar afbeeldingen van het naakt kwam onherroepelijk. Weldra volgden de heiligen en de godinnen van de Olympus.
 

Tags: 

Lucas Cranach der Ältere (3)

 Kenneth Clark maakte in zijn klassieke boek 'The Nude' (1956) het onderscheid tussen bloot en naakt: naakt is bloot waaraan een vorm is gegeven.

 Dat heeft vaak tot levenloosheid geleid. Bij Cranach niet. Zijn naakten leven door wat hij ze uit het bloot meegaf: rare tenen of een zeer groot oor bij Venus. Terwijl de Italiaanse Renaissance van zijn dagen juist gedragscodes kende voor vrouwenbenen, met vaste posities.
Bij Cranach bereikt het gotische vrouwenlichaam z'n apotheose. Het laat-Middeleeuwse lichaam met z'n smalle schouders en grote, ovale buik, lange slanke benen, smalle taille, kleine borsten en golvende contouren.

 Gek, zegt Clark, het heeft tot vandaag aan schoonheid niets verloren. Hij noemt Cranach de patroonheilige van alle modeontwerpers. En somt de attributen op die hij schildert: halsbanden, gordels, de flinterdunne draperieën om de vrouwenlichamen, in schijn om te bedekken, maar met het omgekeerde, fluwelige effect.
Venus, naakt, maar  met een enorme hoed.
Ik dacht aan Randy Newmans 'You can keep your hat on'.  

Judith met het hoofd van Holofernes (ca. 1530)

Lucas Cranach der Ältere

 Cranach (1472-1553) staat in eenzelfde reuk als Kees van Dongen of Gerard Fieret. Een meisjesman. Met een voorkeur voor heldinnen en verleidsters.

 Zijn grote onderwerp was de bedrieglijkheid van de vrouw, hare verleidingskunsten en de sukkels die eraan ten prooi vielen: Batseba, Suzanna, Delilah, Salome. Tegelijk ontkwam hij niet aan het afbeelden van deugdzamen als Lucretia, Judith of de dochters van Lot. Maar ook die waren vaak geslepen.
De bijbel vertelt hun verhalen. Hij bracht ze in beeld.
Altijd even mooi, even vastberaden.
Zodat het eigenlijk niet uitmaakt wat ze uitspoken.   
Hier in Brussel in het Paleis voor de Schone kunsten zag ik ze. En viel voor ze, deugdzaam of slecht. Schoonheid wint altijd.
 

de Jan Roodenpoortstoren van Berkheyde
 en Cranach der Ältere

Georgium

 Het museumpje met alleen de ene kraakzoolsuppoost en ik. In Duitsland bestaan ze nog. In Dessau heet 't het Georgium. Een landgoed, niet ver van de Meisterhaüser van het Bauhaus. Een landhuis in een uitgestrekt park, waar het andere is ondergebracht, uit het verleden van het vorstenhuis van Anhalt. Veel geruststellend romantisch 18de en 19de eeuws Duits. Niets bijzonders. Behalve een paar Lucas Cranach der Ältere.En dan opeens die ene Berkheyde.

 Gerrit Adriaensz Berkheyde (Haarlem, 1638-1698), die dit voorjaar nog op onze voorpagina's kwam met z'n gezicht op nieuwgebouwde Amsterdamse grachten.   
Dit doek werd in 1946 - net als de Cranachs - door de Russische bevrijders meegenomen naar de Sovjet Unie, maar in 1958 plechtig teruggeven aan de DDR.
De toren is de Jan Roodenpoortstoren, die lag aan het Singel in Amsterdam, boven de Torensluis. De fundamenten zijn er nog. In de 19de eeuw werd de toren afgebroken om onderhoudskosten te sparen.
Er waren plannen voor herbouw, maar daar kwam nooit iets van. 

Tags: 
met excuses van La Poste
verkreukelde CranachMelancolie (1532)

Briefspoken

 In februari jl. kreeg ik met dubbele vertraging een ansicht van Anneke Brassinga in Meudon, die in het beton van het Theo van Doesburghuis kou leed bij Parijs. Het schrijven van de ansicht was door omstandigheden vertraagd, schreef A.. Hij werd ook nog eens vertraagd bezorgd.

 Ik ontving een bij de post verkreukelde reproductie van Lucas Cranach de Oude's 'Melancolie' (1532), die in Colmar in het Unterdenlinden museum thuishoort.Terzijde: toen ik daar in april ging kijken was Cranach niet thuis, uitgeleend aan Berlijn, aan een tentoonstelling over 'Melancholie, Genie & Wahnsinn'.Ik zocht het op. Cranach maakte drie versies van die Melancholie en ze zijn mooi maar onbegrijpelijk. Hoofdzaak is een meisje in een rode jurk dat een punt aan een stok snijdt en de toeschouwer aandachtig aanziet. Om haar heen is het een warboel van symbolen. In de commentaren gaat ook alles overhoop, van de alchemisten tot Luther en Melanchton.

 Ik schreef Anneke op 2 maart: 'Je Colmarse Cranach kwam mooi gekreukeld binnen, echte zwerfpost, waar die allemaal geweest is, je moet maar raden, met haar Orchidée papillon-zegel. De broedende stoksnijdster is zo'n mooie veelheid. Meer in waiting kun je niet zijn. Lieve muiltjes, raadselbal en woeste wolk.' Op 16 maart kwam er brief met toebehoren in een pakje. 'Ook jouw brief maakte een wonderlijke omzwerving en werd onderweg zodanig geschonden (zie bijgaande verpakking) dat het papier een opmerkelijk vlindersilhouet gekregen had en ik veel woorden die waren weggevlogen moest raden.'

 De envelop stuurde ze me terug, in een speciaal excuserend omhulsel van La Poste. Er was een hoek afgeknipt (?) waardoor kennelijk van de inzittende brief (die in vieren gevouwen was) de 4 hoeken verdwenen waren. Waar gaat dit over? Nu weet ik het. Hier zijn de briefspoken van Franz Kafka (uit Briefe an Milena) aan het werk:

 'Es ist ja ein Verkehr mit Gespenstern und zwar nicht mit dem Gespenst des Adressaten, sondern auch mit dem eigenen Gespenst, das sich einem unter der Hand in dem Brief, den man schreibt, entwickelt oder gar in einer Folge von Briefen, wo ein Brief den andern erhärtet und sich auf ihn als Zeugen berufen kann. Wie kam man nur auf den Gedanken, dass Menschen durch Briefe miteinander verkehren können!'