Art Deco

 Smaakvol tot en met wat ik vanmiddag in het Haags Gemeentemuseum te zien kreeg op de Art Deco-tentoonstelling. Alles bij mekaar een levensstijl. Die van de zeer rijken in de jaren twintig.

 Kunstenaars en ontwerpers waren dienstbaar, zoals de zwaarlijvige modeontwerper Poiret die met z'n mannequins uit een vliegtuigje stijgt. Het Art Deco totaalconcept omvatte interieurs, schilderkunst, beeldhouwwerken, wat niet. Ook Berlages Gemeentemuseum past er met gemak in. 

 Het begon na 1910, maar na de grote oorlog kwamen de twenties. Op de Parijse Exposition Internationale des Arts Decoratifs et Industriels Modernes in 1925 herleefde het 19de-eeuwse totaalconcept van Arts & Crafts. Tegen de industriële vormgeving in.

 Opeens zag ik vanmiddag Kees van Dongen, Raoul Dufy, Fernand Leger, Brancusi en zelfs Picasso op hun plaats vallen.

 En begreep ik wat iedereen wilde: licht moest het zijn. Het moest je optillen. Door de stoffen in ongedachte kleurpatronen, met glim en glitter te over, waarin een vrouw met boa en waaier toch wel in een Hispano Suiza moest stappen.

 Gek genoeg ging dat samen met kunst. Sonia Delaunay misstaat hier niet, net zo min als Modigliani en Mata Hari. Ze vormen voor korte tijd een lichtvoetig geheel. Morgen meer uit het vele. 

Judith met het hoofd van Holofernes (ca. 1530)

Lucas Cranach der Ältere

 Cranach (1472-1553) staat in eenzelfde reuk als Kees van Dongen of Gerard Fieret. Een meisjesman. Met een voorkeur voor heldinnen en verleidsters.

 Zijn grote onderwerp was de bedrieglijkheid van de vrouw, hare verleidingskunsten en de sukkels die eraan ten prooi vielen: Batseba, Suzanna, Delilah, Salome. Tegelijk ontkwam hij niet aan het afbeelden van deugdzamen als Lucretia, Judith of de dochters van Lot. Maar ook die waren vaak geslepen.
De bijbel vertelt hun verhalen. Hij bracht ze in beeld.
Altijd even mooi, even vastberaden.
Zodat het eigenlijk niet uitmaakt wat ze uitspoken.   
Hier in Brussel in het Paleis voor de Schone kunsten zag ik ze. En viel voor ze, deugdzaam of slecht. Schoonheid wint altijd.
 

de trap in de opera (1968, vlak voor z'n dood)
Jasmy Jacob (1925)
Anita (1909)

Kees van Dongen (2)

Mooie vrouwen zijn niet te vertrouwen. Je hebt, zei mijn vader waarschuwend 'meisjes om mee te trouwen en meisjes om mee uit te gaan.'

 De schoonheid, al wat vrouwen vrouwen maakt, lag veilig opgeborgen aan gene zijde, de wijngrens, de filterkoffiegrens, alle terug te voeren op de Romeinse limes. Mijn ouders overschreden in 1952 de schoonheidsgrens, zoals Carel Willink het eerder deed op die onvergetelijke reis naar Parijs in september 1947, als verkenner voor zijn Wilma die zou nakomen: 'Je doet je zwarte pakje aan, bijvoorbeeld.'
Mijn vader bezocht de Folies Bergères, en zag de geheven benen van de danseressen. Mijn moeder 'gunde' het hem. Mee terug kwam het fotoboek 'Vrouwen van Parijs'.
 De geschiedenis van Kees van Dongen geeft in a nutshell het entree van de schoonheid in Nederland. Van Dongen overschreed de grenzen. Werd Parijser dan de Parijzenaars. Trouwde met modekoningin Jasmy Jacob, gaf er uitzinnige feesten.
Zijn eerste hier aangekochte werk was dan ook geen vrouwenportret maar een net geklede heer. Wie durfde vrijmoedig te praten over schuinsmarcheerders als Van Dongen, Jan Sluyters en Isaac Israels?  
 
 De schoonheid heeft het Noorden bereikt. Het Amsterdams spektakel dat alleen nog toeristen met stomheid slaat is dit: assertieve meisjes op torenhoge hakken in korte rokjes trappen bakfietsen vol kinderen voort.  
Zaterdag opent de Van Dongen-tentoonstelling in Boijmans.