Jij bent van mij

 Mijn moeder zei het en ik vergat het nooit. Met haar zachtmoedige, omarmende stem. En meteen welde verzet in me op. Op foto's zie je het jongetje zich vastberaden losmaken uit de omhelzing. Ik was niet van haar, ik was van mezelf.

 Ik moet een jaar of vier gewest zijn, toen mijn vader terugkeerde van de politionele acties in Indië en een einde maakte aan de moeder-zoon idylle.

 Dit komt boven bij het lezen in 'Moederskinderen', de meeslepende studie die Jan Fontijn maakte van moeders en zonen in de literatuur, Van Stendhal, Nietzsche en Baudelaire tot Gerard Reve en Lodewijk van Deyssel. En zovelen meer. Ik ben er nog maar net in begonnen en het blijkt tussen moeders en zonen steeds anders.

Vaak is ze gestorven en onbereikbaar geworden zoals bij Roland Barthes. Dat sterven, onder veel pijn is soms 'het ergste wat ik ooit had meegemaakt' zoals bij Jan Fontijn zelf, die het terugvindt bij Stendhal. Een geborgenheid die voorgoed verloren gaat. De vergeefse pogingen van Gerard Reve in 'Moeder en zoon' om zijn moeder met de maagd Maria te vereenzelvigen. Tegen mij zei hij na een betoog over zijn familie en het communistisch geloof: 'Misschien had zij toch nog iets menselijks behouden'.  Het katholicisme: '...een leer die zulk een gebrekkige, verkitschte, infantiele en soms aan godslastering grenzende vertolking kon doorstaan, moest wel, naar haar inhoud, iets verkondigen van grote, dwingende kracht en evidente geloofwaardigheid..'.

Gerard zou de kerkschandalen van nu zonder twijfel zien als een godsbewijs. Later meer.

De dichter Nietzsche

 Achter in ‘De vrolijke wetenschap', in de nieuwe ver­taling van de vorig jaar gestorven Hans Driessen komt Nietzsche als dichter aan het woord, in de 'Liederen van prins Vogelvrij', bij uitzondering vertaald door Ard Posthuma. En zie, de wanhoop spreekt, ’s nachts aan het strand bij Genua, zoals in 'Het geheimzinnige vaartuig'.

Gisternacht toen alles sliep,/ amper wind met afgemeten/ zuchtjes door de straten liep/ en mijn slaap het af liet weten,/ hielp geen pil, noch wat ons diep/ slapen laat: een goed geweten.

Zonder de gewenste slaap,/ liep ik eindelijk naar het strand,/ zag, onder een milde maan, man en schuit op 't warme zand,/ slaperig beide, herder, schaap:/ slaperig stak de schuit van land.

Wel een uur lang, leek het mij/ (of een maand, een jaar, om 't even!)/ dat mijn denken t had begeven/ 't werd een grote grijze brij,/ 'k werd een afgrond in gedreven,/ bodemloos - toen was 't voorbij.

Ochtend - op het diepe donker/ van de afgrond, welbehoed,/ lag een vaartuig. Alom klonk er:/ Wat was loos? Wat zag je? Bloed? -/ Het bleef stil! Wij sliepen, sliepen/ allen  ach zo goed, zo goed!

Charles Avery en de intellectuelen

 Charles Avery (1973), sinds gisteren in het Haagse Gem, is een Engelse satiricus. Zijn onderwerp: intel­lectuelen. Bijeengedreven op een denkbeeldig eiland doen ze wat intellectuelen doen: rondlopen, tegen mekaar aan zeuren en in boeken bladeren.

 Ze dragen t‑shirts waarop staat wat ze bezighoudt: 'Das Schweigen von Marcel Duchamp wird überwertet. Of: 'What's so great about happiness.' Er rijden er veel rond op racefietsen, want daaraan herken je intellectuelen. Duchamps pisbak gaat mee op hun bagagedrager.

 Er lopen eigentijdse 'denkers' door het beeld die tegen meisjes aan praten. Maar Nietzsches eeuwige wederkeer van het zelfde doet het ook goed als t-shirt of affiche. 

 In het Gem zijn Avery’s grote getekende taferelen de hoofdzaak. Verder staan er verspreide mensenhoofden op sokkels met heel rare kunstachtige hoedjes die godweet hun gedachten uitdrukken. Running gag zijn levend ogende zeepalingen in plastic emmertjes water, die ook weer terugkeren in de tekeningen. Zodat de zegswijze 'een paling in een emmer snot' zich opdringt.

 Beelden zijn er ook: onenigheid - het 'debat', de 'discussie' - krijgt vorm in twee honden die vechtend tot een geheel worden, een dier vormen met acht poten. Een levensgrote olifant baart uit zijn bek een redekavelend man.

 Het verhaal van het fantasie-eiland waar dit alles zou gebeuren is een kapstok. De spanning komt uit Avery's observaties van intellectuelengedrag. Heel mooi in de affiches die hij ophangt en die hij in de tekeningen laat terugkomen. 'What's the matter with idealism', zoals de tentoonstelling heet, is sterk, maar ook Heideggers 'Dasein' doet het goed als affiche.

 Een jonge, op Obama lijkende zwarte zegt: 'We don't stay here because of gravity, we stay because we like it.'

De ingewand-brein gesprekken

 Het boek Herinneringen van een maag (1853) van Sidney Whiting krijgt een vervolg. De Columbia University deed onder­zoek naar de zogeheten 'gut-brain connection'. Uit de literatuur kennen we Montaignes bezoeken aan de heilbronnen van Bagni di Lucca. Nietzsches waterbekertje uit Sils Maria. Maar behalve aan water werd ook aan lucht en voedsel geneeskracht toegedicht. Zonder dat iemand ooit iets kon bewijzen.

 Wel weet ik zelf dat mijn humeur, mijn ongemak of behagen levenslang beïnvloed zijn door de spijsvertering. Ingrijpend vaak. Je wordt niet geacht er over te praten. Zelfs winden laten is behalve in China not done. Dat kan veranderen.

 Mijn jeugd-maagpijnen heetten ongeneeslijk te zijn. Ik moest er mee leren leven. Tot bleek dat hyperventilatie bestond.

 Het gut-brain experiment lijkt nu al gevolgen te hebben voor bestrijding van obesitas.

 Het gaat met een inslikbaar cameraatje. In Londen was op een groot scherm te volgen hoe het via de mond van een meisje naar haar maag reisde waar het gezelschap kreeg van dansende gummiberen en stukjes pizza. Afspraak was wel dat de reis van de pilcamera niet het 'andere eind' zou bestrijken. Alleen de eerste 90 minuten van de reis die 24 uur zou duren waren te volgen. Een jazzorkest improviseerde en een technicus gaf commentaar samen met een ingewandkundige.

 Wat je zag was nogal afstotelijk. Foto's ervan komen in een nieuwe editie van de 'Herinneringen van een maag'. Waarin de maag zelf ook nu weer de verteller is. Deze Mr.Stomach heeft gesprekken met Mr.Brain, het brein dat te horen krijgt wat z'n collega daar beneden allemaal over zich heen krijgt, met welke gevolgen.

 Literatuur fantaseert over wat er omgaat in het brein. Meer dan een eeuw volgen we nu al verhaallijnen die Sigmund Freud uitzette, van jeugd­t­rauma, ego, superego en id tot onbewuste en doodswens. Maar de ingewanden van de schrijver gaan - in deze eettijd - meespreken. De buikroman is in aantocht. 

Donkere kamers in Gent (2)

 Pas tegen het eind van de 19de eeuw werd het woord depressie gebruikt als aanduiding voor wat heette een ziekelijke 'artistiek-romantische' melancholie. Zwaarmoedigheid kan lamleggen maar ook inspireren, wist men. Aristoteles meende al dat genieën altijd melancholiek waren. Nee, hij had het niet over de genieën die je in cafés ontmoet.

 Toch, het verhaal van genialiteit en waanzin duurt voort.

 Er is eeuwenlang gekletst over hoe het toch kwam. Vooral over de theorie van de vier humeuren, die voortkwamen uit lichaamssappen als zwarte gal - die neerslachtig zou maken, maar door latere medici nooit is aangetroffen.

 Flegmatisch, sanguinisch, cholerisch waren naast melancholisch de andere drie en filosofie is tot op de dag van vandaag het vak waarin je kunt beweren wat je wilt, zonder enige vorm van bewijs. De kunst moest het doen, zodat de prent Melencolia I van Albrecht Dürer eeuwenlang alle wijsheid samenvatte. Muziek, speciaal de luit wekte melancholie op, maar kon hem ook weer bestrijden. Saturnus was de god aan de sterrenhemel der zwaarmoedigen.

 Hoe je te bevrijden van zoveel onzin? De tentoonstelling laat - behalve de kunst - verrassende keus - die melancholie opleverde - zien hoe in de 19de eeuw individuele, medische behandelingen ontstonden. En in de tegenwoordige 'bijbel van de psychiatrie', het DSM 5, gaat het om negen symptomen, waarvan je er op z'n minst vijf moet vertonen.

 Je komt er niet ver mee. Wie iets wil weten over de geestesgesteldheid van een melancholicus kan beter de literatuur raadplegen. En als het om therapie gaat kom ik terecht bij Nietzsche – schrijver en filosoof ineen - die alleen gedachten vertrouwde die in de buitenlucht tot hem waren gekomen. Zie hem lopen in Sils Maria met zijn bekertje, waarmee hij fris bergwater tapte.

 Beweging, nieuwe indrukken, de geest verzetten, dat helpt nogal eens. Zoals de dichter J.J.L. ten Cate - graag geciteerd door Johnny van Doorn - het zei: 'Naar buiten jongmensch!'. Op de tentoonstelling is een mooie afdeling over de wandelaar en het landschap.