Charles Avery en de intellectuelen

 Charles Avery (1973), sinds gisteren in het Haagse Gem, is een Engelse satiricus. Zijn onderwerp: intel­lectuelen. Bijeengedreven op een denkbeeldig eiland doen ze wat intellectuelen doen: rondlopen, tegen mekaar aan zeuren en in boeken bladeren.

 Ze dragen t‑shirts waarop staat wat ze bezighoudt: 'Das Schweigen von Marcel Duchamp wird überwertet. Of: 'What's so great about happiness.' Er rijden er veel rond op racefietsen, want daaraan herken je intellectuelen. Duchamps pisbak gaat mee op hun bagagedrager.

 Er lopen eigentijdse 'denkers' door het beeld die tegen meisjes aan praten. Maar Nietzsches eeuwige wederkeer van het zelfde doet het ook goed als t-shirt of affiche. 

 In het Gem zijn Avery’s grote getekende taferelen de hoofdzaak. Verder staan er verspreide mensenhoofden op sokkels met heel rare kunstachtige hoedjes die godweet hun gedachten uitdrukken. Running gag zijn levend ogende zeepalingen in plastic emmertjes water, die ook weer terugkeren in de tekeningen. Zodat de zegswijze 'een paling in een emmer snot' zich opdringt.

 Beelden zijn er ook: onenigheid - het 'debat', de 'discussie' - krijgt vorm in twee honden die vechtend tot een geheel worden, een dier vormen met acht poten. Een levensgrote olifant baart uit zijn bek een redekavelend man.

 Het verhaal van het fantasie-eiland waar dit alles zou gebeuren is een kapstok. De spanning komt uit Avery's observaties van intellectuelengedrag. Heel mooi in de affiches die hij ophangt en die hij in de tekeningen laat terugkomen. 'What's the matter with idealism', zoals de tentoonstelling heet, is sterk, maar ook Heideggers 'Dasein' doet het goed als affiche.

 Een jonge, op Obama lijkende zwarte zegt: 'We don't stay here because of gravity, we stay because we like it.'

Marcel Broodthaers

 Er hangt een kunstwerk van Marcel Broodthaers (1924-1976) in Kade in Amersfoort. Een zeefdruk met twee strijdige titels: Das Recht en Nicht Rauchen (1972).

 Broothaers werk is daar door Tom Barman neergehangen als eerbetoon aan de Belg der Belgen. Immers Broodthaers zag als eerste dat België kunst was.

 Het begon ermee dat hij zijn mislukking als dichter tot kunst maakte door een stapel onverkochte exemplaren van zijn bundel Pense-Bête in gips te gieten. Zo - onleesbaar, als object - verkochten ze opeens. Zijn mooiste gedicht wordt aangehaald door vriend Freddy de Vree in zijn monografie:

 Gevolgd door vuur en gevolg

schrijft de visionaire vogel acht

Hij zingt zoals men zingt in een moordenaarshol,

kent enkel plicht en muziek.

 De vogel beschrijft een acht, zegt Freddy, teken der oneindigheid, met achter hem Ensor-achtige taferelen, een begrafenisstoet. Broothaers deed zijn dingen als een taoist, 'zoals het ging'. In 1968 na de studentenopstand werd zijn atelier in Brussel aan de Boomkwekerijstraat bij toeval tot een 'Denkbeeldig Museum'. Er was ruimte nodig voor een discussie over kunst en maatschappij en Broodthaers zei dat het wel bij hem kon. Hij vroeg de firma Menkes in kunsttransporten wat lege transportkisten om op te zitten. Dat werden vanzelf kunstvoorwerpen. Hij hing wat ansichtkaarten en 19-de eeuwse schilderijen op als provocatie naast zijn eigen werken in plastic.

 Waar Marcel Duchamp zou zeggen 'dit is een kunstwerk' zei Broodthaers 'dit is een museum.' 

 Daarna zag hij - als eerste denk ik - de Belgitude. Zijn vriend Magritte had de voorbeelden gegeven, hij trok de conclusies. Zo werd een pan - oneetbare - mosselen, het nationale voedsel, na zijn oneetbare dichtbundel een kunstwerk. En zo ging hij voort.

Marcel Duchamp (3)

 Vanmiddag in Boijmans overdonderd door Marcel Duchamp. De man die leefde met en tussen onmogelijkheden. Zijn liefde voor Gabrielle Buffet, die al getrouwd was met de dadaïst Fran­cis Picabia en daarbij zijn drang om kunst te maken terwijl dat - tegelijk - volgens hem onmogelijk was.

 Hij zei dat hij 'zich wilde uitdrukken'. Maar de middelen die tot zijn beschikking stonden bevielen geen van alle. Niet het beeld, evenmin het woord, dat hij begon te ontwrichten. Er ontstonden varianten van het betoog, het klad­je, wat er maar rondging in kranten en reclame. Veel daarvan is in Boijmans te zien.

Onaf­heid, woordspelingen, doorgedreven woord­spelingen zijn het gevolg. Het woordje 'ik' komt in zijn werk niet voor.

 In Rotterdam ontvouwt zich in al zijn veelvormigheid het grote werk 'De bruid ontkleed door haar vrijgezellen, zelfs', waarbij dat zelfs, 'même', woordspelig ook 'm'aime' kan betekenen. En op de zelfde manier kunnen de vrijgezellen of habitués in een café ook gelezen worden als habits tués ofwel 'gedode kleren'. Dat verklaart een kerkhof van uniformen en livreien, lege gietvormen. Het onklaar maken, tot in detail, van de mannelijkheid. En dat alles in een doos.

 Kunst, liefde, zo dat er niets van komt. Ontsnappen met behulp van juist die kunst. Zo vond Duchamp ook de schets, het kladje, uit als vorm. 

 Ga kijken

Tags: 

Marcel Duchamp (2)

Hij besloot tot een niet-schilderij. Het werd een glazen raam, bewerkt. Titel: De bruid gestript door haar vrijgezellen, zelfs. Een project van jaren, hij begon eraan in 1912, zou eraan werken tot 1923 zonder dat het ooit afkwam.

 Opschorting werd een vorm. Het glasraam was 'glazen opschorting'. Maar nog te veel beeld, vond hij. Hij keerde zich tegen het subjectieve van impressionisme en expressionisme. Daarom moest het verhaal van de bruid en de vrijgezellen een machine zijn: 'Ik zocht een manier om mezelf uit te drukken zonder schilder te zijn, zonder schrijver te zijn.'

 Als kind wilde hij al onzichtbaar wezen. Er niet zijn en toch wel. Waarheen voerde deze weg? Het doodlopen werd een doel op zichzelf, talloos de varianten, het opschorten, uitstellen, je verstoppen.

 Lange tijd dacht men dat hij het opgegeven had en alleen nog schaak speelde, maar nee. In het geheim maakte hij een raadselachtige attractie, die nu in Philadelphia staat: 'Gegeven: 1. de waterval, 2. het gaslicht'.  Een kijkdoos ter grootte van een kamer, met een muur erin, een waterval, een landschap en een naakt met gespreide benen, gegoten naar het lijf van zijn laatste geliefde. Een stevig vergrendelde poort. Twee kijkgaatjes, dat wel. Maar zodra je wegloopt bestaat het niet meer.

Tags: 

Marcel Duchamp (1)

 Marcel Duchamp, kunstenaar - knutselaar is de mooie titel van de tentoonstelling in Boijmans die zaterdag opent. Waar ligt de oorsprong van wat Marcel Duchamp (1887-1968) ons naliet?

 Het fietswiel op het krukje, het gesigneerde urinoir. Zijn ze ontstaan uit pure dwarse malligheid? Of hebben ze een diepere betekenis? Inrichter Bert Jansen vond verwijzingen door terug te gaan naar de bron. Veel van Duchamps werken blijken nauwkeurige constructies, vol referenties aan persoonlijke ervaringen, gebeurtenissen en personen uit zijn leven.

 Jansen ontdekte ze door letterlijk in de voetsporen van Duchamp te treden. Door in zijn Normandische dorp te gaan logeren, in zijn kamer te gaan zitten en de etalage van de bakker bij wie hij woonde te bekijken.

 Humor en - cryptische - woordspelletjes blijken belangrijk. Er zijn komisch bedoelde tekeningen te zien. In 1919 tekende hij, de bekende snor en baard op een ansicht van de Mona Lisa, schreef eronder L.H.O.O.Q. en legde uit dat dat 'Elle a chaud au cul' (= Zij is heet aan de kont) betekende. Waarom? Hij vond kunst te duur en te elitair geworden, zei hij. Later maakte hij nog een ready‑made van de Mona Lisa. V­eranderde er niets aan, maar schreef er ditmaal onder 'Rasée' (=geschoren).

 Grappig? Betekenisvol? Hij was eerste, uitvinder van de ready made. Naamgever aan een tot dan onopgemerkte alledaagse ervaring.

Tags: 

Drempel

 De drempel. Daar bracht de Fresh widow-tentoonstelling me tenslotte.

 Duchamp wilde rond 1920 een schilderij niet meer zien als de ver­beelding (sorry voor het woord) van een uitzicht, maar als een ding. Maar daarmee was hij nog niet blind geworden. En ramen had zijn huis ook nog steeds, al noemde hij ze fresh widows (matig geestig, als ik het zeggen mag) inplaats van French windows. Wat hij ook probeerde, hij bleef steken, op de grens van binnen en buiten, halverwege bedenksel en werkelijkheid.

 Magritte maakte er één grote grap van, alle Franse filosofen ten spijt. Le soir qui tombe (1964) is zijn laatste woord.

 Rooms with a view, wat zijn wij ande­rs?