Wouter op de markt

 In de zevende bundel met ideën van Multatuli verkent Wouter Pieterse - nu wat ouder - de rommelmarkt in de Jodenhoek. Waar de kooplui hun waar uitspreiden, 'met de bemodderde straatkeien als toonbank en uitstalkast.' De handelaar had de naam aangenomen van waar hij in handelde: 'heette Oud-roest, kan 't nederiger?'

 'Daar lagen alzoo doorluchtige kachels, halve kachels fragmenten van kachels. Daar lagen tweebeenige treeeften (...) . Daar lagen roosters zonder spylen, moeren zonder kroost, schroeven zonder moer... Niobees en weezen.. Daar lagen eenzame pooten van tan, en lemmetten van scharen, wreed gescheiden van hun tweelingen. Daar lagen onthoofde spijkers, tandelooze zagen, beitels zonder snee, sloten zonder veer, sleutels zonder slot, haken zonder oog, oogen zonder haak, gespen zonder tong. Daar lagen scharnieren, hoepels, stiften, krammen, ringen, deurkrukken, spanjoletten, grendels, sabels, bajonetten, bylen, hamers, vuurpoken, kolenscheppers, potten, pannen, ketels, deksels. Daar lag alles wat ooit van yzer had kunnen vervaardigd zijn maar onbruikbaar nu, verdraaid, gebersten, gespleten, verwrongen, inkompleet, en vooral: verroest.'

 En zo gaat hij de markt rond.

  'Ginds stond 'n kruiwagen volgeladen met potjes pomade en latynse dissertatieën, met almanakken en silhouetten van verloren jaren en dominees.'

Tags: 

Voordeur

 Het verhaal van Woutertje Pieterse duikt bij vlagen op in de Ideën van Multaltuli. Zo krijg je bij stukjes en beetjes meer te weten over Femke, de door hem vereerde dochter van de wasvrouw. Zou hij haar weer ontmoeten? Hij loopt al vroeg door de Kalverstraat in de richting van het paleis, waar het onverwacht druk is. Hoog bezoek! 

 'Na de Kalverstraat te hebben doorgeslenterd, bereikte hij den Dam. Daar stond een lange reeks van rijtuigen voor en naast het Paleis te wachten. De koetsiers zaten te dutten op den bok, en bleven hierdoor bewaard voor de zonde van 't verwenschen der hooge gasten. die zich blijkbaar hadden voorgenomen 'n hollandse zon te zien opgaan. doch wat laat voor den dag kwamen. Want de zon begon zich reeds te vertoonen en er was prins noch prinses te zien.

(...)

Ok Wouter voelde zich slaperig. Gisteren nog zoud-i zich veel moeite hebben getroost om 'n wezenlijke koning te zien te krijgen - zeker om te weten of zoo'n wezen op MacBeth, Arthur en King Lear gelijkt - maar nu.. och hy gaf er zoo weinig om.'     

Een der vorsten, een dame, is wat vergeten en van haar vier knechten snellen er drie weer het paleis in. Maar de vierde kan de deur niet vinden. Dat verbaast Multatuli niet, 'omdat het achtste wereldwonder (het paleis) eigenlijk geen ingang heeft, 'n bijzonderheid die zeer gevoeglijk voor negende wonder kan doorgaan, en dan ook een der hoofdgronden is van de rechtmatigen trots der Amsterdammrs. Paleizen of Stadhuizen met 'n behoorlijke deur of poort kan men overal te zien krijgen.'

Multatuli slaat de spijker op z'n kop! Het mankeert het 'Paleis' aan een passende, majesteitelijke ingang. De proporties van de gevel deugen niet.

Vroeger, toen Beatrix er nog weleens kwam moest ze altijd door een rare achterdeur naar binnen. Vaak gezien vanuit de Raadhuisstraat.

Tags: 

Ontwaken met Multatuli

 'Rebellen en dwarsdenkers' moesten aan het woord komen. Maar over onze grootste rebel en dwarsdenker Multatuli, viel nauwelijks een woord. Multatuli correspondeerde veel. Deze vileine 'brief' schreef hij in Amsterdam, October 1863 aan Mevr. de Wed. X, geboren Y te Z.. Afgedrukt aan 't begin van deel twee der Idëen:

 'Mevrouw, ik heb u iets te zeggen. Ik wensch u toetespreken om uwentwil, omdat ge in droefheid verkeert. Om mynentwil, wyl ik behoefte voel aan uiting myner vreugde. Om-den-wille van anderen, die misschien met eenige belangstelling zullen lezen wat een diep verdorven medeschepsel kan te zeggen hebben aan eene zuster... in verdorvenheid.

 Want ik ben infaam slecht, mevrouw. (...)

 Vergist ge u niet soms des morgens by 't ontwaken? Kost het u geen moeite de weerspannige verbeelding terug te wringen in de werkelijkheid? Is 't u niet reeds gebeurd den braven rechter der instructie - die nooit zondigde - aantespreken als uw kind, en zyn onkreukbare rechtsdeftigheid te ontvangen als vroeger de morgenkus uwer kleine, die u ontroofd werd door de even deftige onkreukbaarheid van het recht? Is 't u al voorgekomen dat ge, pas teruggeschrikt in 't leven, en noode afscheid nemend van droomen die zich verstoutten liefelyk te zijn in een kerker is 't u al geschied dat ge de gevangenbewaarder verzocht: "te laten inspannen tegen elven... als 't goed weer is?"  

 Niet waar... dat bed is zoo vreemd... dat linnen zoo grof... die kamer zoo eng... dat uitzicht zoo doodsch... zoo kaal die wand, zoo ruw de vloer...

 O God, o God... mevrouw, ik wenschte te mogen ontwaken in uwe plaats.'   

Tags: 

Multatuli's muziekideeën

 En weer verzink ik in de Ideën van Multatuli. Niet vanwege het kolonialisme maar omdat ie zo goed, geestig en puntig schrijft. Over wat hem maar voor de voeten valt. Wat een stilist! Nog steeds vind je geen stukjesschrijver of columnist die hem in de verte evena­art. Neem dit uit 1880.

 'Er was onlangs kermis in Amsterdam... nee, vrees niet, er komt niets in van de Westermarkt. Gij weet dat ik veel van muziek houd, muziek is mij een ware behoefte, en meermalen offerde ik mijn middagmaal op, om een concert bytewonen. maar in mijn smaak ben ik burgerlyk. Bravourstukken bevallen my niet, en een vol orkest doet me zeer. Ik loop groote kunstenaars uit den weg, en toen ik eens half gedwongen, Winawsky hoorde, wekte hij maar eene gedachte in my op: wat zou die man met z'n snelvingerigheid een carrière hebben gemaakt als zakkenroller.

 Ik kan niet goed beschrijven hoe de muziek moet zijn om my te behagen. En al kon ik dit, dan nog zou ik my daarvoor wachten, om niet door alle dilettanten te worden uitgemaakt voor een barbaar. Maar sommige meesters zouden my vriendelijk toeknikken. Met zang gaat het my evenzoo. 

 Een nietige romance zal my treffen maar ik blyf koud bij veel kunstig geluid. Koud is het woord niet, want ik heb altyd innig medelyden met de menschen die hun klanken moeten uitpersen met zooveel moeite. Myn eenige indruk by zooveel: arm schaap ik schenk u die noot. (...)'

 En nog is de gekgewelde mimiek van solisten onuitroeibaar.   

Tags: 

Millioenen studieen

 In 1873 is Multatuli niet in Wiesbaden maar logeert in het nabije Koblenz aan de Rijn. En schrijft dit: 'Praktijk!'

 Mijn ontbijt-thee werd hoe langer hoe bruiner. De verf konsol­ideerde zich tot 'vaste kleur' in 't kopje, en waarschijnlijk ook in m'n maag. Wie me opensnijdt...

 Helaas, ik ben zo ver nog niet! De Wirth martelde mij vreselijk... erger dan opensnijden. De domheid die ik beging met het uitleenen van een onafgewerkt boek, kwam mij te staan op 't verlies van ' beetje krediet dat ik nog bij m'n reeds van hotelnatuur wantrouwenden schuldeiser kon gehad hebben, Herhaaldelijk vroeg hij me: wat dan toch eigenlijk m'n Geschäft was?

 - Denn ein Geschäft muss doch Jeder haben!

 Een oogenblik voelde ik den lust in mij opkomen hem te zeggen dat ik van beroep aanpryzer van verre spekulatieen was, maar ik durfde me zo'n hooge rang niet aanmatigen. Bovendien, aan m'n bagage en plunje was bemerkbaar dat ik de minder winstgevende betrekking vervulde van vagabond of...

 - Ik ben denker, zei ik.

 - Können Sie een gehöriges Patent davon zeigen?

 - De unglückselige Herr... Johann Meyer oder Müller oder Schulze, hat es mir stipitzt und...

 - Ein anständiger Mann lässt  sich nicht berauben.

Tags: 

Kannibalisme bij Multatuli

 Mensen die elkaar voor het eerst ontmoeten en taxerend aanzien. Multatuli maakte er een studie van die in zijn Ideeën (1060) staat. Wouter Pieterse heeft durven aanbellen bij dokter Holsma. Een kamer vol mensen en kinderen en "Het onuitgesproken 'wie ben jij?' heeft bij zulke gelegenheden den rang van stilzwijgende oorlogsverklaring."

 Multatuli ziet het bij kinderen, maar meer nog bij 'dames': "Ze meten elkaar, wegen elkaar, oordelen, beoordelen, veroordelen, en verdoemen elkaar. Ze zien daaruit dat de slagtanden van 't kannibalismus nog altijd niet geheel-en-al zijn uitgevallen."

Stokoud mensengedrag, dat zover ik zie nog onverminderd bestaat.

'Wat is toch eigenlijk de misdaad van 'n dame die op de wandeling mededames ontmoet? Haar misdaad? Wel, men kent haar niet. Is dit niet onvergeeflijk? Ze veroorlooft zich te bestaan, daar te zijn, te loopen, te ademen, zeker soort van jurk te dragen zelfs, en... men kent haar niet!

Het is te verklaren dat soms de lintjes van Mevrouw A.  niet behagen aan Juffrouw B. 'Is verschoonbaar dat de hoed van Freule C. niet in den smaak valt van Miss D. Het is begrypelyk dat de Wed. E. 'n heel ander streepje zou gekozen hebben dan dat waarmee Mlle F. vandaag zoo byzonder mooi schijnt te willen wezen... maar toch, ligt er in dit alles 'n reden om elkaar zoo boos aan te zien, en maar heel-eventjes-bijna niet te bijten? (...)' 1877

Tags: 

Wouter Pieterse

 Door de Ideën van Multatuli wikkelen zich naast polemieken en kommentaren de verhalen waarin Woutertje, later Wouter Pieterse de wereld ontdekt. Het is geschreven als een soort weblog, verhaal en verslag dooreen. Hier is het dienstmeisje Leentje uit geweest, maar durft uit schaamte niet zeggen waarheen.

 'Den nacht? Den nacht?'

 Haar moeder zegt dat ze 'heel bedaard zoo tegen elven was thuisgekomen onder begeleiding van de kleermakers-juffrouw van hier-naast.' Leentje moet bekennen dat ze naar de komedie is geweest 'en wel die van den befaamden Jan Gras, den toenmaligen Apollo van de Elandstraat.' Met een stuk van Kotzebue, bekend van 'Kinder der Liebe'.

 En dan moet Leentje vertellen. Niemand van de familie Pieterse was immers ooit naar de komedie: 'Eerst was er muziek juffrouw, en ze speelden heel mooi, en toen het scherm opging was er 'n groot bosch, een vrouw zat te huilen onder 'n boom, en er was 'n baron die haar zoon gevangen nam.'

 De pauze is belangrijk, ze kijken naar het scherm, omdat daarop allerlei geschilderd was, groote beelden in 'n wolk en bloemen, en ’n man die op een instrument speelde, en er vlogen engeltjes omheen... snoepig! En de muzikanten speelden weer, maar begryp nu eens wat, juffrouw? Ze speelden: mooie meissies, mooie bloemen...'.

 - Foei riepen de drie gratiën, Zoo'n gemeene straatdeun.' 

Tags: 

Staatsieportret

 Kortgeleden zag ik van Arie Schippers kleine schilderijtjes in zwartwit van wat niet anders konden zijn dan schrijvers, filosofen of geleerden. Waar zag ik dat aan?

 Het waren hun ‘iconische’ houdingen - hand onder de kin, pijp in de hand, vorsende blik - die van het staatsieportret zoals ze tot de tweede Wereldoorlog en nog kort daarna gemaakt wer­den. Ik zei hem dat, hij keek er van op, had ze zonder veel bijgedachten gemaakt. Wat hem boeide was de portretvorm. Men kleedde zich ervoor, poseerde eindeloos. Multatuli leed daaronder.

 Ze zijn verdwenen. Vervangen door casual fotootjes, snapshots.

 De oude portretten werden gemaakt voor de eeuwigheid. Misschien was Harry Mulisch de laatste.

 In zijn boekje Koningslichamen beschrijft Pierre Michon het portret waarmee Beckett de eeuwigheid in zal gaan. Als Beckett niet meer gelezen wordt zal dit portret er nog zijn.

 In de woorden van Michon, vertaald door Rokus Hofstede: '...hij heet enkel Samuel Beckett en hij zit, gevangen in de kerker van die naam, in de herfst van 1961 voor de lens van Lutfi Özkök, Turk, fotograaf - esthetiserend fotograaf, die zijn model in donkere kleding heeft neergezet voor een donker laken om het portret dat hij van hem gaat maken de uitstraling van een Titiaan of een Champaigne te geven, een klassiek voorname uitstraling te geven.'

 Er zijn nog wel staatsieportretten, van vorstelijke personen, maar ook die krijgen iets informeels. Omdat de geportretteerden geen formele houdingen en gezichtsuitdrukkingen meer kennen. De staatsie is verdwenen. De poging heeft iets komisch gekregen.

 Maar de oude, zwart-witte, als die van Beckett, hebben hun kracht behouden. De snor van Nietzsche, het schele oog van Sartre zullen de tijd weerstaan.

P.C.Wonder in Utrecht

 Waar komt de wilde drift van Multatuli vandaan? Het venijn van de Camera Obscura of de verbittering van Piet Paaltjens? Als je nu de schilderijen van P.C.Wonder (1777-1852) ziet in het Utrechts Centraal Museum kom je thuis.

 Ze zijn uitzonderingen op een regel. Welke? De tijd na Napoleon - en zijn broer, de beste koning die Nederland ooit had - viel het land ten prooi aan een gruwlijke vertrutting.

 P.C.Wonder heeft een satirisch oog als Nicolaas Beets. Hij laat zien hoe men - o zo gezellig - avonden lang het Triktrak bordspel bedreef, maar smeerde hem naar Londen. In zijn portretten zie je karakters van zijn tijd, functionarissen of in zichzelf gekeerde intellectuelen. Vrouwen deed hij meest genre-achtig keurig, met restjes empire. Het portret met bril van Eline Robin is dan weer levensecht.

 Die vreemde drang tot restauratie van goede oude tijden. Het idealiseren van de Gouden Eeuwse kunst, wat leidde tot treurige schoolplaten genre Cornelis Springer.

 Een rare tussentijd.

 P.C.Wonder heeft uitzonderingen geschilderd. Het op de rug geziene meisje en profil dat zich kleedt om uit te gaan (1816). Vrij naar Gerard Terborgh. Een hommage.

 De tentoonstelling geeft bij de schilderijen een entourage van Empire-jurken, meubelen en pronkstukken, waardoor P.C.Wonder in z'n tijd komt te staan.

 De diepe bedding van het Hollands burgerdom. 

Multatuli had een hekel aan gefotografeerd worden..

Poësie zwijgt

Als Multatuli schrijft is het op z'n mooist een allegaartje van dagboek, brief, verhaal of column. Soms zit daar weleens iets gedichtachtigs tussen. Hij gebruikt vrijwel alle schrijfvormen, zoals ze hem op dat moment van pas komen. 

 In zijn twee brieven aan Cornelis Kruseman uit Menado (1851), aan het aarzelende begin van zijn schrijfbestaan zegt hij het zo:

 '31 jaar! En ik heb nog niets gedaan! Niets dan wat versjes gemaakt die men "heel lief" vond, - en die vrij soeperig zijn, zoo als trouwens de meeste verzen van de 19 eeuw. Ik heb een hekel aan verzen. Ik geloof niet aan de poësie van een vers. Ik heb regt tot dat geloof. Ik heb nu en dan iets redelyks gemaakt, en ik herinner mij dat mijne stemming by het betere dikwijls lager stond dan bij het mindere. Sterker nog - ik geloof poësie in het hart te hebben, - maar juist dan als "de geest spreekt" - maak ik geene verzen. Als er hier en daar om den geijkten term te gebruiken "een sprankje dichtvuur" in doorstraalde, was dat niet de uitdrukking van 't oogenblik, - maar slechts herinnering aan de gedachte van een zwijgend tijdperk. (...) Poësie is woest en ledig - en de geest Gods zweefde daarover! (...)

 Ledig, - ja, als de oneindige ruimte! Ledig als daar waar 't stof ophoudt! Ook sedert lang maak ik geene verzen meer, zonder te beweren dat mijne stelling: poësie zwijgt, omgekeerd mag worden.'

 De twee brieven uit Menado werden 'bezorgd' door Henri A. Ett en uitgeven door G.A.van Oorschot in 1948. Het stempel 'VERWIJDERD' is van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Naarden-Bussum. 

Tags: 

Pagina's